Eerder deze week verweet Obama de wereldleiders hun gebrek aan respons op de ebola uitbraak die drie West-Afrikaanse landen in haar greep houdt. Respons zou te laat komen en de (financiële) bijdrage onvoldoende. Tegelijkertijd waarschuwen de instanties die de ebola epidemie proberen te bestrijden voor een exponentiële toename van het aantal besmettingen en wordt zelfs gesproken over de mogelijkheid dat ebola wellicht ‘nooit meer’ te bestrijden zal zijn.
https://www.youtube.com/watch?v=y70NmnU1kDw
Na lange maanden van relatieve stilte rond ebola, barst het debat nu in alle hevigheid los. Het probleem wordt gelegd bij de kwantiteit van de hulpverlening, over de kwaliteit ervan wordt niet gediscussieerd. Er moet vooral meer medisch personeel ingezet worden, er moeten militairen gestuurd, meer klinieken gebouwd en er moet een betere centrale coördinatie komen.
Uiteraard is dit alles nodig, het zijn de voor de hand liggende oplossingen. Hoewel nog maar de vraag is waarom en hoe militairen ingezet zullen moeten worden. De slogan die de Verenigde Naties voor de ebola uitbraak hanteert mag dan luiden ‘Ebola is oorlog’, in werkelijkheid is ebola een virus dat de allerarmsten van de getroffen samenlevingen bedreigt en besmet.
De retoriek die de VN gebruikt om de ebola epidemie te ‘bevechten’ komt rechtstreeks voort uit de Sierra Leoonse samenleving. Deze ene slogan symboliseert waarom de epidemie tot nog toe niet kon worden bestreden: de onoverbrugbare kloof tussen de bevolking en hun overheden. Laten we Sierra Leone centraal stellen in deze discussie, dat is immers wat de internationale instanties ook doen: De oorlog in Sierra Leone draaide om opportunisme van de verschillende overheden aan de ene kant en de rebellen aan de andere kant. De bevolking zat klem tussen de hebzucht van beide kanten. De illegale diamanthandel floreerde. Het volk leed. De (nieuwe) elite verliet het land en profiteerde van de ondergrondse handel. Onder de oorlog leed alleen het volk. Niemand was te vertrouwen. Overheidssoldaten werden ‘sobels’ genoemd. “Soldier by day, rebel by night.” Er was een burgerdefensiemacht voor nodig om het tij te keren. Het volk moest voor zichzelf zorgen en een eigen verzet creëren.
De slogan ‘ebola is oorlog’ refereert rechtstreeks aan het wantrouwen dat de bevolking in haar overheid heeft. Politici hebben geen overwicht. Niemand luistert naar hen. Sierra Leone is, vanwege de overvloed aan natuurlijke grond- en hulpstoffen, in potentie één van de rijkste landen ter wereld. In de praktijk is het echter één van de armste landen ter wereld, vanwege lange decennia van corruptie, nepotisme en onderdrukking. Sommige experts beweren dat de burgeroorlog de oorzaak is van het grote wantrouwen die de bevolkingen van Sierra Leone en Liberia hebben in hun overheden. Dat is een verkeerde voorstelling van zaken. De burgeroorlogen kwamen juist voort uit de grote frictie tussen bevolking en overheid. De burgeroorlogen en het beëindigen ervan zonder concrete oplossingen voor het volk, verbreedden die kloof.
In Sierra Leone bestaat de protestcultuur voornamelijk uit protestsongs in de popmuziek. In de grootste hits die het naoorlogse land kende wordt door artiesten bezongen dat het land zich alleen kan ontwikkelen als de politici en de zittende elite sterven. Politici worden geduid als ‘bloedzuigende vampieren’ en ‘2 fut arata’ – tweebenige ratten; omdat ze de bevolking en de rijke natuur van het land leegzuigen. Deze politici staan nu aan het roer van de ebola epidemie en komen met maatregelen die dwars tegen het belang, de levenswijze en het gevoel van de bevolking ingaan. Experts analyseren dat alles aan de bevolking ligt. De Liberiaanse president Sirleaf beschuldigde haar bevolking er al eens van de ebola epidemie mogelijk te maken en ook de (inmiddels ontslagen) Minister van Volksgezondheid deed dat in Sierra Leone. De manier van leven in de door ebola getroffen landen ligt onder vuur. De cultuur wordt als grote facilitator van ebola aangemerkt. Het ene na het andere exotisme wordt toegepast op de samenlevingen.
Het verzorgen van de zieken zou een cultureel probleem vormen en ook ‘culturele begrafenisrituelen’ worden als grote oorzaak voor de ebola epidemie aangeduid. In de ebola landen verschillen de gebruiken rond ziekte en dood echter vrijwel niet van dat van de rest van de wereld. Ook wij zijn gewend onze zieken te bezoeken als zij in het ziekenhuis liggen. Het wassen van lijken is niet een specifiek West-Afrikaans gebruik. Overal ter wereld worden de lijken schoongemaakt en netjes opgebaard zodat familieleden en andere betrokkenen afscheid kunnen nemen. In Nederland bestaat zelfs de mogelijkheid overleden familieleden in huis te laten opbaren. Waarbij door de achterblijvers ook nog altijd lichamelijk contact wordt gemaakt met de overledene.
Normaal menselijk gedrag wordt afgedaan als ‘ouderwetse en onwenselijke gebruiken’, onder andere door de Wereldgezondheidsorganisatie. In de aanpak stelt men zich niet de vraag of het redelijk is van mensen te verlangen dat zij de zorg voor hun geliefden opgeven en het rouwproces niet in eigen hand mogen houden. Over makkelijkere oplossingen, zoals het beschikbaar stellen van beschermende pakken aan familieleden zodat zij zelf betrokken kunnen zijn bij de begrafenis, wordt niet nagedacht. De bevolking wordt in een hoek gedrukt: als zij niet meewerken, gaan ze naar de gevangenis. Het vervreemdt het volk nog meer van de autoriteiten. Ebola is een straf. Niet voor de internationale gemeenschap, niet voor de politici, niet voor de elite, maar alleen voor hen. Het volk staat er alleen voor. Grote bedragen komen binnen, steeds meer hulptroepen arriveren en toch wint de epidemie iedere dag meer terrein.
Een vijfde deel van de bevolking in Sierra Leone staat onder quarantaine. De informele economie, waar het volk zich mee bedruipt, is volkomen onderuitgehaald. Ze hebben te maken met voedseltekort, hun handel gaat kapot, terwijl de multinationals door blijven draaien. Dat dat noodzakelijk is om de formele economie op gang te houden, daar heeft het volk weinig boodschap aan. De vruchten van de formele economie worden op een ander niveau geplukt, het resultaat daarvan is niet in het dagelijks leven te merken. Of dat nu daadwerkelijk zo is of niet, doet weinig ter zake. Aan het volk wordt niet uitgelegd waarom bepaalde maatregelen worden genomen. Alles wordt hen opgelegd en aan hun eigen interpretatie overgelaten. Ze vormen hun eigen waarheden, die niemand ontkracht.
Het volk wendt zich tot God, religieuze leiders en traditionele genezers. Ook dit wordt door experts als cultureel en onwenselijk beschouwd. Het probleem wordt gelegd bij onwetendheid en onontwikkeldheid. Maar een volk dat altijd al een speelbal van de machthebbers is geweest, kent geen andere mechanismen dan hoop om te kunnen overleven. Juist in tijden van nood en angst zullen mensen zich wenden tot dat wat hen hoop biedt: God en de natuur.
Het is bepaald niet vreemd of onvoorspelbaar dat wantrouwen in autoriteiten juist groter wordt als het volk zich bedreigd voelt. Het volk weet ook niet meer waar ze aan toe is. Lang werd door de autoriteiten ontkend dat ebola een probleem was in West-Afrika. Mensen gingen om onverklaarbare reden dood. Het volk heeft lang de tijd gehad om haar eigen filosofieën over ebola te ontwikkelen. Dat sommige mensen ebola nog steeds als hekserij zien, komt dan ook niet zozeer voort uit de cultuur als wel uit de aanpak. De mythen hebben veel tijd gehad om te ontstaan. En het ontkrachten van mythen is altijd veel moeilijker dan het ontstaan ervan.
Ebola is een poor man’s sickness, zoals men dat in Sierra Leone noemt. Het treft de armsten van de bevolking. Het treft hen die altijd al buiten de boot vielen en altijd al het verst van de overheid af hebben gestaan. Ebola is een immens gevaar, maar geen revolutie. Ook de ebola epidemie biedt kansen voor de handel en corruptie. Bij de checkpoints die de quarantaine gebieden hermetisch moeten afsluiten bijvoorbeeld, wordt regelmatig geld geaccepteerd om te mogen passeren. Prijzen van voedsel gaan zomaar omhoog en ook voor hygiënische middelen moeten kopers regelmatig diep in de buidel tasten. Huizen, en soms hele dorpen, die onder quarantaine staan krijgen vaak dagen- tot wekenlang geen voedsel. Beschermende pakken bestemd voor medisch personeel werden voldoende gedoneerd maar niet gedistribueerd, zodat verpleegkundigen nog steeds besmet raakten. Het alarmnummer is overbelast, de ebolateams komen vaak niet ter plaatse waardoor lijken liggen te rotten in de straten.
Het volk heeft geen inzicht in het (on)vermogen van haar overheid. Men hoort alleen dat er astronomisch hoge bedragen binnenkomen en zien de resultaten daarvan niet terug op de grond. De westerse gemeenschap die eens hoog op een voetstuk stond in Sierra Leone, wordt met de dag meer gewantrouwd. Er ontstaat een brandende kern van onvrede. De ‘yes sir’ cultuur is groter dan ooit: men knikt beleefd ja en amen tegen de autoriteiten, maar houdt de eigen gedachten diep verborgen voor de buitenwereld. Zieken worden nog altijd verstopt. Er zijn geen mechanismen die het aantrekkelijk maken voor de bevolking om hun zieke geliefden naar de klinieken te brengen. De klinieken zitten vol, de huizen die in quarantaine worden gezet worden uitgehongerd, hun geliefden moeten eenzaam lijden en sterven, men mag geen afscheid nemen en niemand kan hen vertellen hoe zij zowel ebola als de toekomst moeten overleven. Als kostwinners besmet raken met het virus, kiezen hun familieleden ervoor om samen met hen te sterven. Hun levens zijn nooit hopelozer geweest. Het volk zit klem. Voor hen is ebola inderdaad oorlog. Niet een oorlog tegen een virus waar zij zich tegen kunnen beschermen, maar een oorlog waar zij weer klem zitten tussen de overheid en het rebellerende ebola.
Om de ebola epidemie te kunnen bestrijden en het land stabiel te houden, is de medewerking van de bevolking de hoogste prioriteit. Net als tijdens de burgeroorlog hebben zij hun eigen ‘burgerdefensiemacht’ nodig. Er moet naar hen geluisterd. Hun zorgen moeten gehoord en serieus genomen worden en centraal staan in de oplossing voor de epidemie. Strategieën bedacht in kantoren en controlekamers met stipjes op kaarten en roadmaps waar empathie, begrip en toenadering volledig ontbreken, zullen het vertrouwen van de bevolking niet winnen. Hoe harder men de bevolking in de hoek blijft drukken, hoe meer men het land destabiliseert. Met alle mogelijke gevolgen van dien. De bevolking houdt zich vast aan God en samenzweringstheorieën, die hen troost en een zichtbare vijand bieden. Als het vertrouwen nog verder wegzakt en het wantrouwen in internationale hulpverlening nog verder toeneemt, creëert men een vruchtbare voedingsbodem voor verzet en opstand. En dat is weer een terrein waar ebola zich razendsnel over kan verspreiden.
Ebola zou niet moeilijk te stoppen hoeven zijn, hoewel het al teveel kans gekregen heeft om een heel eigen leven te gaan leiden. Als men nog langer vasthoudt aan de ingeslagen weg, bestaat het risico dat niemand straks meer enige invloed op de bevolking uit kan oefenen. De bevolking van Sierra Leone wordt in de greep gehouden door angst en roddels. Men vaart blind op de ‘dense’ cultuur: ‘van horen zeggen’. Deze mechanismen kan men goed gebruiken om het volk te beïnvloeden met de gewenste boodschap. Men kan genezen van ebola, als men zich in een vroeg stadium laat behandelen. De zieken zelf moeten die verantwoordelijkheid ten opzichte van hun familieleden voelen. Daarvoor zullen er voldoende klinieken op korte afstand, met kwalitatief goede zorg moeten zijn. Ook zou men de mogelijkheid moeten onderzoeken om familieleden bezoekrecht te geven. Als die maatregelen hand in hand gaan met adequate opvang van zowel de zieken als hun familieleden die in quarantaine moeten, zullen mensen zich makkelijker melden voor gezondheidszorg. Bovenal zou begrip en inzicht in het lijden van het volk centraal moeten staan. De boodschap van empathie moet worden gebracht. Dat begint met de retoriek: ebola is geen oorlog, maar samenwerking. Een zieke is geen ‘suspect’ maar een patiënt. Want hoewel deze terminologie in medisch opzicht dan misschien correct mag zijn, in sociaal opzicht is het zwaar beladen.
Nederland buigt zich over het sturen van personeel naar de door ebola getroffen landen. Ministers Ploumen, Hennis en Schippers zouden er goed aan doen om zich tegelijkertijd te buigen over de menselijke fouten aan de kant van de instituties en overheden, die de epidemie versterken in plaats van tegengaan. Het sturen van personeel zou hand in hand moeten gaan met het bouwen van een eigen kliniek waar men risico’s kan minimaliseren, waar men een juiste werkwijze kan hanteren en een adviserende functie binnen de internationale coördinatie. Daar moet Nederland misschien iets meer voor investeren dan ze nu van plan is, het alternatief is het uiteindelijk volledig uit de hand lopen van de ebola epidemie waar nog een veel groter kostenkaartje aan hangt.
Dit artikel verscheen eerder op het weblog van Ginny Mooy