Het was augustus 1996. Mijn inmiddels overleden oudste broer was eigenaar van Jets&Props. J&P verkocht vliegtuigmodellen. J&P had in samenwerking met de Schotse modellenfabrikant Wooster een flinke order van Sabena binnengesleept. De luchtvaartmaatschappij, inmiddels ook niet meer, had tienduizend plastic bouwpakketen Avro RJ 85 in Sabenakleuren aangeschaft. Helaas bleek na levering dat de afwerking van de motoren niet klopte. Twee van de vier identiek uitgemonsterde motoren hadden een andere beschildering moeten krijgen. Sabena boos, Wooster niet blij, mijn broer niet blij. Er werd driftig overlegd, maar het eind van het liedje was dat de jongere Mans op zijn trouwe Kawa Z650C zou klimmen, met op de tank een tas met twintigduizend correct beschilderde motoren om in het Sabenamagazijn nabij Brussel tienduizend doosjes te openen, zakje motoren pakken, twee motoren eruit, twee correct beschilderde erin, zakje dicht en terug in doosjes doen. Dit alles tegen een passende vergoeding.
Zo’n niet alledaagse klus laat je niet lopen. Dus werd het gas richting Brussel opengedraaid. In die tijd stuurde ik nog laag café racend met een Tomaselli. Waarmee de tas op de tank een soort ligbed werd. Best relaxt. Iets minder relaxt waren de diepe langsgroeven die zonder waarschuwing te Antwerpen in een afslag naar Brussel in het wegdek waren uitgefreesd. De groeven leverden witte knokkels op, plus een serie korte onnatuurlijke koerswijzigingen, maar verder niets. Als je de stroom verwensingen aan het adres van de Antwerpse wegbeheerder buiten beschouwing laat.
Brussel werd bereikt, en een hotel gevonden. Een om de hoek bij Manneken Pis. Vandaaruit zou ik dagelijks naar het Sabenamagazijn buiten de stand pendelen om de klus te klaren. Navigeren in het centrum van Brussel is echter lastig omdat oud- en nieuwbouw nogal surealistisch door elkaar gekwakt staat. Ik verdwaalde mede hierom elke dag opnieuw. Dit kan overigens cognitieve dissonantie zijn. Thuis is het vaak een verrassing waar ik terechtkom op weg naar de Buurtsuper.
Het werden verder zeer prettige dagen. Althans, voor mij. Ik begon dagelijks om een uur of tien met turbofanpulken, en reed om uur of zeven ‘s avonds terug naar het hotel voor een bad, waarna Brussel culinair werd verkend, en hier en daar opgegeten en weggespoeld. Gezien het aanvankelijk meewerkende weer, ook buiten. Op de terrassen heerste wel een bedrukte stemming. De naam Dutroux lag op ieders lippen. Met taalgebruik waar mijn langsgroevige complimenteus bij afstak. Hij was een paar dagen eerder opgepakt.
Ik was net op tijd klaar met de klus om de verjaardag van een oude schoolvriend in Uithoorn te halen. Zijn vrouw belde een paar weken daarvoor dat hij veertig werd, en dat het leuk zou zijn als reeds lang uit het oog verloren vrienden op kwamen draven. In mijn geval vermoeid aan kwamen rijden. Er staat me regen en een hoop rukkerige zijwind bij onderweg. De tanktas vol foute motoren gaf Beaufort extra grip. Geen idee meer waarom ze ik ze terugbracht, maar ze reisden mee.
Dat ik aldus aankomend tussen de inmiddels gesettelde veertigers enigszins een buitenbeentje was, moge duidelijk zijn. Met geveinsde onverschilligheid kon dit verder worden opgesext. “He Mans, nog steeds op de motor?” “Ja, zet nog wel eens gas op de zuigers.” “Vanuit Amsterdam, en toch dik in leer en grote tas?” “Neuh, kom uit Brussel.” “Brussel? Met dit weer? Op vakantie geweest?” “Neuh, had een klusje.” “Wat voor klusje?” “Oh, twintigduizend turbofans vervangen.”
(Titelfoto: Mans relaxt tijdens een andere trip. Ergens in Frankrijk)