Het huidige publieke bestel gaat op de schop. Als het aan staatssecretaris Dekker (Cultuur) ligt, krijgen nieuwe creatieve televisiemakers rechtstreeks toegang tot de publieke omroep. Dat betekent dat de huidige acht omroepen niet langer het monopolie hebben op het (laten) maken van programma’s.
Dekker heeft zijn plannen maandag in Amsterdam gepresenteerd. Zijn doel is om de publieke omroep veelzijdiger, creatiever en vernieuwender te maken. Hij vindt dat de publieke omroep zich moet onderscheiden van de commerciële zenders en daarom andere programma’s moet uitzenden, die meer publieke waarde hebben.
Dus minder amusement maar meer informatie, educatie en cultuur. “Voor ieder programma moet duidelijk zijn waarom daar belastinggeld in is gestoken.”
Door nieuwe makers, maar ook maatschappelijke en culturele instellingen, mee te laten delen in de uitzendtijd, ontstaat er volgens hem een creatieve competitie met de huidige omroepen.
De helft van het totale programmabudget van de publieke omroep staat open voor deze nieuwelingen. Om dit in goede banen te leiden, krijgt de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) meer taken en zeggenschap over de koers.
De regionale omroepen gaan niet zo goed, maar Dekker vindt dat zij een belangrijke rol vervullen. De organisaties moeten professioneler worden en doelmatiger met hun geld omgaan. Dat kan als ze op sommige terreinen, zoals de administratie en technische investeringen, gaan samenwerken.
De staatssecretaris gaat met zijn plannen nog iets verder dan een advies van de Raad voor Cultuur. Het zijn volgens Dekker voorlopig de laatste wijzigingen van de al jaren geleden ingezette modernisering.
Zo is het aantal omroepen verminderd van 21 naar 8 en vallen de regionale omroepen nu onder het Rijk en niet onder de provincie.
De maatregelen moeten uiterlijk 1 januari 2016 doorgevoerd worden.
Anp
