A man walks into a bar, met zijn lange zilvergrijze haren en baard, slordig doch pasgewassen, zijn ernstige ogen en zijn avondrode rimpelvingers doet de man denken aan Gandalf the White met een flesje Johnny Walker aan zijn riem. Maar de man drinkt Tullamore, en aardig wat ook. Zo af en toe stapt hij naar buiten om pijp te roken en bij binnenkomst wenkt hij met een minieme wijsvingerbeweging de kelner om aan te geven dat zijn glas mag worden bijgevuld.
De kelner is nieuw, pril, maar heeft in zijn leven genoeg kroegen van binnen gezien om de wens van dorstige mannen af te kunnen lezen. Steeds heeft hij op het juiste moment de fles paraat. Hij vult het glas bij, vijf, zes keer nu al. Geen gebabbel, geen “alstublieft meneer”, slechts een knikje dat de woorden draagt.
Terwijl het kelnerballet aan het meest energieke onderdeel van de avond is toegekomen, de hoeveelheid pliés, cambrés en met name het juste courir très vite is niet van de lucht, vangt onze jonge ober weer de blik van de zilvergrijsaard. Razendsnel is hij ter plaatse met de fles Tullamore. Maar de man wil eten. Met zijn rijzige vinger wijst hij een gerecht op de kaart aan. “Broccolisoep?”, een knikje. “En een Jägerschnitzel?”, weer dat knikje. Een handbeweging maakt duidelijk dat ook de fles niet voor niets is meegedragen.
In de keuken wordt gezweet en de man staat op van tafel. Met een ijzingwekkend vaste pas stapt hij richting de toiletten. Eer hij terugkomt snelt de ober al naar zijn tafel met de verlangde gerechten op zijn arm. De jongen had bedacht dat een glas water goed zou zijn voor de vochtbalans van zijn gast, maar de paternalistische kleinzoon wordt met een mild-ironisch aanstaren, de lichte wenkbrauwen richting kruin, zijn plek gewezen. Het glaasje water kan onaangeroerd mee terug naar het buffet.
Er wordt gegeten en gerend. Na een goed half uur heeft de man zijn borden leeg tot op de laatste kruimel en is zelfs zijn eetgerei schoongelikt. De jongen haalt het van tafel. “Heeft het gesmaakt?”, kan hij niet nalaten te vragen. Knikje. “Wilt u nog iets drinken?”, ditmaal gaat de geheven wijsvinger op kenmerkende wijze gepaard met een over de vingertop wrijvende duim. Betalen. De fles blijft op de bar en de jongeling brengt de rekening. Geen woord.
Of, toch wel: “Portemonnee vergeten”, zegt de oude man wanneer hij met zijn handen langs al zijn zakken heeft getast. Zijn nestorogen blijven strak op het gezicht van de jongen gericht. “Gebeurt mij ook wel eens.”, antwoordt de kelner naar waarheid. “Ik haal hem even. Ik woon om de hoek.”, dan de twijfel. De ogen van de senior glijden van rechts naar links en blijven op zijn onverwacht moderne telefoon hangen. Bijna onderdanig volgt: “Moet ik iets achterlaten?”. Halfbewust telt de kelner het aantal lachrimpels van zijn gast en zegt: “Natuurlijk niet. Tot zo!”.
“En wat nou als hij niet terugkomt?”, de baas is bijna boos over zoveel naïviteit. “Hij komt terug. Ik vertrouw hem. En anders betaal ik natuurlijk.” De uren verstrijken. Kaarsjes worden aangestoken en branden op. De cocktails die de barman schenkt worden kleurrijker. In de keuken wordt meer afgewassen dan gekookt. Nog geen grijsaard. Voor de zekerheid rekent de jongen vast uit dat hij vandaag voor niets heeft gewerkt, en van zijn volgende dagloon slechts een deel zal terugzien. Asbakken worden geleegd. De tafels van het zijterras worden aan een ketting gelegd. De koks wisselen hun bevlekte shirts voor nette polo’s en zetten zich aan een tafeltje.
“Ik hoop dat de whisky je heeft gesmaakt.”, de baas onderdrukt zijn sarcasme geenszins. “En de Jägerschnitzel!”, lacht de barman vanachter de tapkast. Veel minder stellig dan voorheen antwoordt de kelner: “Hij komt echt nog wel.” De laatste gasten legen tergend langzaam hun glazen. De tafels worden nogmaals gepoetst. Benodigdheden voor het ontbijt worden alvast klaargezet. Binnen gaan de stoelen op tafel. “Iemand vast een borrel?”, vraagt de barman. “Een Tullamore voor onze mensenvriend!”, schatert de baas. En dan wordt op de deur geklopt. Natuurlijk, hij is terug.
“Dank voor het vertrouwen.”, het zijn relatief veel woorden maar de fooi zegt meer. In Berlijn is alles ver.