Als er een bestuurslaag is die een totaal onopgemerkt bestaan leidt, is het wel het waterschap. Waar de provincie, de gemeente en de Europese Unie weinig aandacht van burgers krijgen, weten burgers in ieder geval wel van hun bestaan af. Bij een waterschap is de onbekendheid nog veel groter: burgers weten niet eens in welk waterschap ze wonen. Het is deze totale onbekendheid die waterschappen interessant maakt: ze tonen hoe ‘democratisch bestuur’ eruit ziet als geen burger of journalist erin geïnteresseerd is.
Theo Dersjant deed een journalistieke poging meer over waterschappen te weten te komen. De docent van de journalistenschool van Fontys kreeg subsidie en volgde een jaar lang de ontwikkelingen in het waterschap Rivierenland: een grote strook land tussen Nijmegen en Dordrecht. Wat gebeurt er eigenlijk in zo’n waterschap en waarom horen we er zo weinig van? Hoe zinvol is een waterschap eigenlijk? Met die vragen liep Dersjant een jaar lang vergaderingen van het Algemeen Bestuur af en drong zich op allerlei momenten op. Het leverde het boek Oud bestuur op.
De journalistieke aandacht voor waterschappen is nihil, maar al snel ondervond Dersjant dat dit ten onrechte is. Er was vermeende valsheid in geschrifte bij milieuonderzoek, er bestaan dijken in Rivierenland waarvan het waterschap niet weet welke functie ze hebben, er was ruim een miljoen tekort bij een laboratorium waar het waterschap aandeelhouder van was, een project over natuurvriendelijke oevers mislukte, er was gedoe over een fusie met een ander waterschap en bestuurders gaven zichzelf een iPad cadeau, terwijl met papier werken aantoonbaar goedkoper was.
Maar niemand schreef erover. Het waterschap blijkt inmiddels gewend aan een gebrek aan aandacht. Het was voor de bestuurders een bijzondere ervaring dat een journalist interesse toonde in hun werk. De communicatieafdeling was er niet op ingespeeld: men hield alle verzoeken om informatie af en regels omtrent de openbaarheid van bestuur kende men niet. Dersjant moest de persvoorlichters daar meerdere keren op wijzen. De houding van de communicatieafdeling is illustratief voor die van ambtenaren bij waterschappen: ze gruwen van journalistieke aandacht.
Uit dit boek blijkt dat journalisten eigenlijk niet welkom zijn bij dit oudste onderdeel van de Nederlandse democratie. Dersjant komt over als een uiterst gemoedelijke man die vriendelijk vragen stelt via de email en nooit met zijn vuist op tafel slaat. Een beetje ouderwets, maar wel degelijk. Maar zelf deze vriendelijke docent van een journalistenopleiding was al te veel voor het waterschap.
In het waterschap worden bestuurders nooit vervangen, melden de betrokkenen in Rivierenland. Toch zijn er in een jaar in het waterschap veel kwesties voorgevallen die in een gemeente wethouders – terecht – te kop zouden kosten. Journalisten zouden op andere bestuursniveaus er heel veel over geschreven hebben. Maar niet bij waterschappen, want daar heersen consensus en geslotenheid, en staan journalistiek en burgers op afstand. Er is geen haan die ergens naar kraait. En als er wel een journalist langskomt, ontwikkelt de communicatieafdeling zich tot hindermacht.
Steeds meer bestuurslagen – behalve Den Haag – ontberen journalistieke aandacht. In waterschappen kunnen we zien waar dat toe leidt.