In haar reactie op het interview met Dries van Agt, bagatelliseert Ratna Pelle het volkenrecht. Zij diskwalificeert het advies van Het Internationaal Gerechtshof (ICJ) over de Israëlische muur als “niet bindend”. Het is waar dat de uitspraak niet bindend is, maar daaruit volgt niet dat zij irrelevant is. Ik zal het gewicht van de uitspraak aantonen.
Als antwoord op Kamervragen heeft de toenmalige minister van buitenlandse zaken Uri Rosenthal gezegd:
“Het verbod op nederzettingen vloeit voort uit artikel 49 van het Vierde Verdrag van Genève uit 1949. Het Internationaal Gerechtshof heeft in het betreffende advies bevestigd dat de Israëlische nederzettingen in bezet gebied een schending van het internationaal recht vormen. Een dergelijk advies is juridisch niet-bindend, maar vormt wel een gezaghebbende uitleg van het internationaal recht.”
Het ICJ is het belangrijkste internationaal hof en heeft twee taken: het beslecht conflicten tussen staten en beantwoordt juridische vragen van de Verenigde Naties. Deze antwoorden zijn ‘adviezen’ (advisory opinions).
Hoewel het advies niet bindend is, kunnen de staten dit niet zomaar aan hun laars lappen. Laat ik het uitleggen met een analogie. Stel je voor dat jij de Nederlandse Hoge Raad om advies vraagt of je Pietje mag vermoorden. De raadsheren behandelen jouw vraag als een echte rechtszaak. Jij onderbouwt je argument zo, dat je Pietje mag vermoorden. Pietje onderbouwt zijn argument op een manier dat je dit niet mag. En de raadsheren concluderen dat de Nederlandse wet jou verbiedt om Pietje te vermoorden. Hun advies is niet bindend, maar mag je daarna Pietje vermoorden? Niet als je de wet respecteert. Want terwijl het advies niet bindend is, is de wet wel bindend en het advies is een gezaghebbende interpretatie van de wet.
Hetzelfde geldt voor een ICJ-advies. De rechters – vijftien gezaghebbende topjuristen – buigen zich voor een lange periode in alle ernst over een vraag. Zij doen onderzoek, luisteren naar alle argumenten, debatteren onderling en trekken een conclusie. Zij weten dat hun woorden belangrijke gevolgen zullen hebben, voor volkenrecht en mensenrechten. Zij weten dat staten en juristen het advies heel kritisch zullen bekijken. Zij doen hun best om een waterdicht argument te produceren dat niet door de eerste de beste rechtenstudent aan flarden zal worden geschoten in de schoolkrant.
Hetzelfde zegt Pieter Bekker in een commentaar in het gerespecteerde ASIL. De adviezen hebben:
“legal effect, because the legal reasoning embodied in them reflects the Court’s authoritative views on important issues of international law. Moreover, in arriving at its opinion the ICJ follows essentially the same rules and procedures that govern its binding judgments delivered in contentious cases between sovereign states.”
In zijn boek “The advisory function of the International Court of Justice”, zegt Mahasen Aljaghoub hetzelfde: de adviezen helpen volkenrecht ontwikkelen, verhelderen de rechtsregels en maken zelfs nieuwe regels.
Juristen nemen de adviezen voor waar aan in hun wetenschappelijke werk. Staten nemen hen serieus. Onze leiders beroepen zich op deze adviezen tijdens debatten in de Tweede Kamer. Uri Rosenthal ziet hen als gezaghebbende uitleg van volkenrecht. Juristen roepen de regering op het matje en onderbouwen hun argument met adviezen als bewijs. Bijvoorbeeld dertien Nederlandse hoogleraren volkenrecht schreven in een brief aan Frans Timmermans:
“Het staat buiten kijf dat het Israëlische nederzettingenbeleid een continue schending van ook voor Nederland geldend internationaal recht vormt, zoals vastgesteld door de VN-Veiligheidsraad. De nederzettingen maken inbreuk op het recht op zelfbeschikking van de Palestijnen, een recht dat, zoals het Internationaal Gerechtshof in Den Haag in 2004 heeft bevestigd, erga omnes is en dus bindende verplichtingen voor álle landen behelst… De Nederlandse regering is volkenrechtelijk verplicht om bij te dragen aan de verwezenlijking van het Palestijns erga omnes recht op zelfbeschikking en om het Israëlische nederzettingenbeleid niet te faciliteren.”
Ook de overheidsjuristen en adviescommissies beroepen zich op het ICJ. De Adviesraad Internationale Vraagstukken gebruikt de ICJ-opinie als ‘referentiepunt’ en concludeert dat:
“[o]ver de belangrijkste rechtsvragen met betrekking tot het conflict weinig verschil van mening kan bestaan. Israël heeft de plicht het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk te eerbiedigen. De vestiging van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Oever van de Jordaan en de beperking van de bewegingsvrijheid van de Palestijnen in de bezette gebieden als geheel leveren schendingen op van de Vierde Geneefse Conventie. Hetzelfde geldt voor de bouw van de afscheidingsmuur, voor zover deze over Palestijns gebied loopt.”
Maar Nederland is niet uniek. De Europese Unie heeft gezamenlijk voor de VN-resolutie om de uitspraak te erkennen gestemd en gezegd: “The European Union respects the ICJ and the Advisory opinion largely coincides with the EU position on the legality of the barrier built by Israel on the Palestinian side of the Green Line.”
We zien dus dat het ICJ-advies zwaar weegt en gevolgen heeft voor het debat. Van Agt beriep zich daarom terecht op deze uitspraak. Ratna Pelle kan het advies daardoor niet zomaar in een zinnetje afschrijven als ‘niet bindend’.