Achtergrond

De bloeiende landschappen van de ex-DDR

05-11-2014 13:33

Vijfentwintig jaar geleden viel in Berlijn de Muur. Vanaf dat moment werden de bedrijven in de DDR geconfronteerd met de wetten van de wereldmarkt. Veel verouderde, vervuilende en onrendabele mega-ondernemingen moesten sluiten. In het verenigd Duitsland hebben de vijf Oost-Duitse, ‘nieuwe deelstaten’ (Thüringen, Saksen, Saksen-Anhalt, Brandenburg en Mecklenburg-Vorpommern) het economisch niveau van de ‘oude deelstaten’ in de Bondsrepubliek nog altijd niet geëvenaard. Er zijn te weinig grote bedrijven in de industriële regio’s van de ex-DDR. De lonen zijn er lager dan in het westen, maar het leven is er goedkoper en de levensverwachting is er gestegen. Een balans vanuit de Saksische stad Leipzig.

Helmut Kohl en de Leipzigers

‘Het is helemaal verkeerd te doen alsof de heilige geest plots over de pleinen van Leipzig was neergedaald en de wereld veranderd had.’ Met dat ene zinnetje, geciteerd in het weekblad Der Spiegel van 6 oktober, verspeelde Helmut Kohl, de ‘kanselier van de Duitse eenheid’, het respect van de Leipzigers. De 84-jarige christendemocraat, die Duitsland zestien jaar (1982-1998) regeerde, bedoelde dat de DDR in 1989 zodanig aan de grond zat dat ze ook zonder de befaamde maandagdemonstraties van de Leipzigse bevolking in elkaar gestort zou zijn.

Maar de Leipzigers vergeven het Kohl niet dat hij zich zo minachtend over hun bijdrage aan de val van de DDR-dictatuur heeft uitgelaten. In hun versie van de feiten gaf Leipzig vijfentwintig jaar geleden, op 9 oktober 1989, de doodsteek aan de DDR. Op die maandag leek heel Leipzig op straat te zijn gekomen. De oproerpolitie, 8.000 man sterk, had met een opkomst van 25.000 man gerekend. Maar op 9 oktober was een massa van 70.000 vreedzame betogers in Leipzig op de been. Het geïntimideerde regime zag zich genoodzaakt om terug te krabbelen. Het partijapparaat in Oost-Berlijn waagde het niet om het protest van de Leipzigers in bloed te smoren, naar het voorbeeld van de Chinese dictatuur die vier maanden eerder de studentenopstand op het Pekingse Plein van de Hemelse Vrede had neergesabeld.

Helmut Kohl

Helmut Kohl

In Leipzig implodeerde de macht van de bonzen onder de leuze ‘Wir sind das Volk’, een slogan die snel zou muteren tot ‘Wir sind ein Volk’. Een maand later, op 9 november 1989, viel in Berlijn de Muur. De friedliche Revolution had haar beslag gekregen.

Maar nu, 25 jaar later, zijn de Leipzigers die destijds het regime op de knieën dwongen, nog altijd gefrustreerd. In hun visie is de val van de Berlijnse Muur veel meer hun verdienste dan die van de Berlijners die alle aandacht krijgen, hoewel ze in Berlijn alleen maar hebben geoogst wat de betogers in de ‘heldenstad’ Leipzig hebben gezaaid.

Een kwart eeuw geleden droomde Helmut Kohl van ‘bloeiende landschappen’ in de ex-DDR. Om die droom te realiseren werd in 1991 het solidariteitspact ingevoerd. Dat pact behelst dat de economie in Oost-Duitsland met financiële bijdragen uit de oude én de nieuwe Duitse deelstaten wordt aangezwengeld en geïnnoveerd. De vraag of die steun aan Oost-Duitsland nog altijd een noodzaak is, wordt nu in de Bondsrepubliek al geruime tijd door enkele West-Duitse staten betwist. Ook in West-Duitsland zijn er immers probleemgebieden die er economisch niet veel beter voorstaan dan de ‘structuurzwakke regio’s’ in de voormalige DDR, zoals het postindustriële Roergebied in Noordrijn-Westfalen, het in rode cijfers verzuipende Saarland of de verarmde stadstaat Bremen. De gepensioneerde sociaaldemocraat Klaus von Dohnanyi, ex-burgemeester van Hamburg, heeft aan de slopende twist over de opportuniteit van de financiële transfers naar het oosten eens een einde proberen te maken met het argument dat de lasten van de Duitse eenheid eigenlijk verlate oorlogskosten zijn die raar genoeg niet naar de overwinnaar gaan, maar in Duitsland blijven, zodat de Duitse eenheid alleen maar geld en geen bloed heeft gekost.

Leipzig is ‘the better Berlin’

Al voor de Wende manifesteerde het verval zich in de verloederde steden van de DDR. Reizigers uit het westen die de DDR bezochten hadden het gevoel dat er in de Oost-Duitse stadscentra een oorlog had gewoed. Leipzig vormde geen uitzondering. In de stad waren hele straten met bouwvallige huizen om veiligheidsredenen afgesloten. Voor de toegetakelde gevels spanden de autoriteiten rode spandoeken waarop in gouden slogans de onophoudelijke vooruitgang van het socialisme werd verkondigd. In 1989 was Leipzig een puinhoop. De stad telde toen 350.000 woningen. Daarvan moesten er 258.000 (72 procent) dringend gesaneerd worden. Slechts 39.000 woningen (11 procent) bevonden zich in een degelijke toestand. 25.000 waren ruïnes en 36.000 erg beschadigd. De prachtige Gründerzeit-woningen in de noordwestelijke Waldstrassen-wijk waren zo verkommerd en door waterschade aangetast dat alleen nog de tussenverdiepingen van de villa’s bewoonbaar waren.

Intussen is de hele Waldstrassen-wijk voortreffelijk gesaneerd. Ook de zuidelijke voorstad Plagewitz, in DDR-tijden een industrieel rampgebied dat na de Wende direct ontvolkte, leeft weer op. Op het Karl Heinekanaal, dat tot begin jaren negentig een van chemie schuimend, open riool was, schuift nu af en toe een Venetiaanse gondel met toeristen langs de fraaie lofts, waarin de oeverbewoners klagen over het nachtlawaai dat vanaf de restaurantterrassen in hun slaapkamers weerkaatst. De binnenstad van Leipzig is opgepoetst. In de mondaine Grimmaische Strasse vechten de gasten in Auerbachs wijnkelder voor een plaatsje en loven Leipzig zoals de kikker in Goethes Faust dat deed: ‘Mein Leipzig lob ich mir! Es ist ein klein Paris und bildet seine Leute.’

Leipzig

Leipzig

Leipzig, dat ondanks alle tegenspoed ook in DDR-tijden als boeken- en Messestadt een kosmopolitisch karakter bewaarde, is inmiddels een successtory. Sinds 2002 hebben zich 40.000 nieuwe inwoners in de stad gevestigd. Tussen 1990 en 1998 was Leipzig met 18 procent ontvolkt en telde nog amper 437.000 inwoners. Nu zijn het er weer meer dan een half miljoen. De tendens is stijgend. Jaarlijks komen er 10.000 inwoners bij, vooral jonge mensen uit binnen- én buitenland. De demografische opgang van Leipzig bevestigt een trend waaruit blijkt dat er een migratie uit het westen richting oosten op gang is gekomen waarvan de meeste grote Oost-Duitse steden profiteren, terwijl het platteland nog altijd onder negatieve geboortecijfers en ontvolking kreunt. De gevolgen van de leegloop uit de verleden tijd manifesteren zich het duidelijkst in het agrarische noorden, in het toch al dunbevolkte Mecklenburg en Brandenburg. Demografische winnaars zijn het zuidelijke Saksen en Thüringen, deelstaten met een industriële traditie die van lang voor de Tweede Wereldoorlog dateert.

Maar in het algemeen ziet de balans er voor de nieuwe deelstaten niet zo kwaad uit. De demografische bloedstorting van vlak na de Wende is gestelpt. In 2013 was het saldo van de migratie tussen oost en west voor het eerst sedert de vereniging in evenwicht. Er vestigen zich nu evenveel mensen in het oosten als er weggaan naar het westen, maar de meeste migranten uit het Duitse westen zijn hooggekwalificeerd, zodat althans de intelligentietransfer een plus voor het oosten vertoont.

Tot de nieuwkomers in Leipzig behoren tevens geschoolde arbeiders die hun werkkracht vooral in de opbloeiende auto-industrie verkopen. Maar ook kunstenaars, vertegenwoordigers van de alternatieve scène en universiteitsstudenten worden gelokt door de gunstige huurtarieven aan de rand van het kleine historische centrum, waar je nog een flat voor 5 euro per vierkante meter vindt. Leipzig trekt de laatste tijd bovendien heel wat jonge Berlijners aan die zich aangesproken voelen door het kleinschalig flair en het minder dure leven in de stad aan de rivier Weisse Elster. Niet alleen op Facebook heeft Leipzig inmiddels de reputatie ‘the better Berlin’ te zijn.

Otto Normalverbraucher

Iris Thamer, een 23-jarige regieassistente bij het Schauspiel Leipzig, behoort ook tot ‘de Leipzigse scène’. Ze huurt een ruim appartement in een oud Gründerzeit-huis in de noordelijke wijk Gohlis. Een West-Duitser uit Lübeck heeft het pand recent van de oude Leipzigse eigenaar gekocht. Het ergert Iris dat zoveel stedelijk vastgoed in de ex-DDR in West-Duitse handen overgaan. Logisch, want de cijfers tonen ook aan dat het gemiddeld kapitaalvermogen van de West-Duitser een pak groter is dan dat van zijn Oost-Duitse landgenoot. Een huishouden in Oost-Duitsland beschikt gemiddeld over een vermogen van 67.400 euro, in West-Duitsland over 153.200 euro. Dat is een toestand die de Oost-Duitse Otto Normalverbraucher, zoals Jan Modaal in Duitsland heet, natuurlijk frustreert. Om goed rond te komen heeft Iris drie studenten in onderhuur.

Iris is in 1990, vlak na de Wende, geboren in Stralsund aan de Oostzee, een stad die ze als jonge volwassene al snel als te eng, te provinciaal en te perifeer taxeerde. Ze nam poolshoogte in Berlijn, dat ze dan weer te groot, te duur en te hectisch vond. Vier jaar geleden vestigde ze zich in het overzichtelijke Leipzig. Niet één keer heeft ze overwogen om zich in West-Duitsland te vestigen. ‘Daar zou ik me niet thuis voelen,’ vertelt Iris. ‘Ik heb de nare ervaring dat heel wat West-Duitsers me niet voor vol aanzien zodra ze horen dat ik uit het oosten ben, al maakt het een betere indruk om uit Leipzig dan uit Stralsund of Rostock te komen. Aan mijn uitspraak kan niemand nog horen dat ik uit Vorpommern afkomstig ben. Zelfs op onze diploma’s wordt in West-Duitsland neergekeken. Vooral oudere West-Duitsers, die de Duitse deling nog hebben meegemaakt, blijven mijn generatie tot de DDR-kinderen rekenen, zodat ik me ongewild toch voor een stuk gedetermineerd voel door de DDR, ook bestond dat land niet meer toen ik geboren werd.’

Niet dat Iris zich tot de Jammerossi’s rekent. Tot die categorie behoren de oudere Oost-Duitsers die over hun moeilijk leven in het verenigd Duitsland blijven zeuren. Ze hebben zich geïnstalleerd in hun slachtofferrol die ze nog wat langer kunnen cultiveren nu de statistieken tonen dat de levensverwachting in Oost-Duitsland sedert 1990 met vijf jaar gestegen is en het niveau van West-Duitsland heeft bereikt.

Trabant

West-Duitsers, intellectuelen niet uitgezonderd, beseffen vaak niet hoe xenofoob ze zich tegenover hun landgenoten uit het oosten gedragen, meent ook Richard Schröder (°1943), professor emeritus in de filosofie aan de Berlijnse Humboldtuniversiteit. Schröder is de auteur van Irrtümer über die deutsche Einheit, een studie die een aantal misvattingen over de Duitse eenheid rechtzet. Van april tot oktober 1990 was hij fractievoorzitter van de Oost-Duitse SPD in het enige DDR-parlement dat ooit door vrije verkiezingen tot stand kwam. ‘Heel wat West-Duitsers dromen van een multiculturele maatschappij met Eskimo’s en Indianen, maar wel met uitzondering van de Oost-Duitsers,’ aldus Schröder, die de West-Duitse Inländerfeindlichkeit als een plaag beschouwt. Maar ze zijn er nog steeds, de West-Duitsers die het niet bevalt dat Duitsland een Oost-Duitse president en een Oost-Duitse Bondskanselier uit het Brandenburgse Templin heeft. Onlangs nog pakte Angela Merkel uit met de bekentenis dat ze in West-Duitsland ooit voor ‘Zonenwachtel’ was uitgemaakt, zeg maar een lelijke, domme gans uit de Sovjetzone.

Tweede Wirtschaftswunder

Als regieassistente heeft Iris Thamer vast werk dat haar bevalt. Ze is niet ontevreden met haar leven, al zou ze graag wat meer verdienen dan de 1.100 euro die ze van haar netto maandloon overhoudt. Haar wrevel is begrijpelijk. Ondanks een forse inhaalbeweging liggen de lonen in de nieuwe deelstaten immers gemiddeld nog altijd 17 procent onder die in West-Duitsland. Een recent onderzoek van het Deutsche Institut für Wirtschaftsforschung (DIW) in Berlijn heeft uitgewezen dat in de nieuwe deelstaten – ondanks ‘het tweede Duitse Wirtschaftswunder’ dat er na 1990 heeft plaatsgevonden – 44 procent van de bevolking klaagt over te lage lonen, tegenover 33 procent in West-Duitsland. Dat het gemiddelde netto-inkomen in de Oost-Duitse deelstaten het West-Duitse loonniveau niet haalt is ook het gevolg van de lage lonen waarmee de laaggeschoolde, niet-georganiseerde werkkrachten er bv. in de horeca vrede moeten nemen.

Maar in Europees perspectief staat de Oost-Duitse regio qua economische kracht nu al op plaats 14, wat betekent dat ze Spanje en Italië bijna heeft ingehaald. West- en Oost-Duitsland zijn wat arbeidsproductiviteit betreft (het oosten haalt 76 procent van het westers niveau) al veel meer genivelleerd dan bijvoorbeeld Noord- en Zuid-Italië. Dat is toch opmerkelijk als je beseft dat geen enkele Italiaanse regio ooit het puin van veertig jaar mislukte planeconomie heeft moeten ruimen.

Ondanks de voortschrijdende nivellering ziet het er echter niet naar uit dat de ex-DDR-regio snel de economische opbrengst van West-Duitsland evenaart. Van 1995 tot 2013 groeide de economie in de nieuwe deelstaten met 20 procent, die van de voormalige Bondsrepubliek echter met 27 procent. Met 9,7 procent ligt het werklozencijfer in de Oost-Duitse regio bijna vier procent hoger dan in het westen van het land. De betere positie van West-Duitsland wordt ook geïllustreerd door de belastingopbrengst per hoofd. In 2013 bedroeg ze in West-Duitsland met 1.817 euro per inwoner bijna het dubbele van de 937 euro in het oosten.

Omgekeerd staan de vijf nieuwe deelstaten er budgettair beter voor dan de oude, wat echter niet geldt voor Berlijn, dat tegen een gecumuleerd tekort van 60 miljard euro aankijkt. De laatste drie jaar hebben de Oost-Duitse deelstaten echter zonder uitzondering overschotten gerealiseerd, in 2013 alleen al 2,9 miljard euro (213 euro per inwoner). Dit wil niet zeggen dat de nieuwe deelstaten geen budgettaire zorgen hebben: hun totale schuld bedraagt 85,6 miljard: 6.829 euro per Oost-Duitser (tegenover 10.353 euro per West-Duitser). ‘We maken hier niet graag schulden. Dat klinkt misschien wat ouderwets, maar ik vind dat wel sympathiek,’ aldus verdedigt Richard Schröder het begrotingsethos van zijn Oost-Duitsers.

Economische trekpaarden

Dat er in de gebieden van de ex-DDR te weinig grote bedrijven gevestigd zijn is volgens alle experts hét economisch kernprobleem van Duitsland ten oosten van de Elbe. De nieuwe Oost-Duitse zelfstandigen startten weliswaar talloze kleine zaken zoals winkels, cafés, apotheken en restaurants. Maar in het oosten ontbreekt het nog altijd aan krachtige economische trekpaarden die voor voldoende werkgelegenheid en koopkracht zorgen.

Het klopt dat de reputatie van de innoverende bedrijven op de terreinen van het technologiepark Adlershof in het BerlijnseTreptow-Köpenick ijzersterk is. Maar geen enkel concern dat tot de Duitse aandeelhoudersindex Dax-30 behoort, heeft zijn hoofdzetel in Oost-Duitsland. Bekende bedrijfsnamen zijn er op één hand te tellen. Daartoe behoren de Deutsche Bahn in Berlijn, de trein- en tramproducent Bombardier in Hennigsdorf (Brandenburg), de frees- en boormachinefabriek Union in Chemnitz (Saksen), Carl Zeiss Jena en Jenaoptik in Jena (Thüringen) en verder nieuwe, grote bedrijven zoals het aspirinefiliaal van Bayer of een afdeling van de Amerikaanse vlakglasfabriek Guardian Industries in Bitterfeld. De ultramoderne vestigingen van nieuw ingeplante autofabrieken als Opel in Eisenach (Thüringen), Volkswagen in Zwickau (Saksen) of BMW en Porsche in Leipzig zijn op zich niet in staat om de productiviteits- en welvaartskloof met West-Duitsland te dichten.

Het Porsche-gebouw in Leipzig

Het Porsche-gebouw in Leipzig

Siegfried Bülow, een robuuste zestiger, is de grote baas van de gloednieuwe Porsche-fabriek die in 2002 haar productie in Leipzig startte. Ook Bülow, die in de DDR de autofabriek Barkas in Chemnitz leidde, beklemtoont dat de inplanting van nieuwe, grote ondernemingen onontbeerlijk is voor de duurzame economische ontwikkeling van Oost-Duitsland: ‘Alleen kapitaalkrachtige concerns beschikken over de middelen om met grote productie-eenheden te zorgen voor een behoorlijk aanbod aan arbeidsplaatsen en voor een research die innovatie mogelijk maakt. Porsche behoort samen met BMW, dat in 2005 een vestiging in Leipzig opende, tot de grote bedrijven die hier zorgen voor de platforms waarrond zich clusters van toeleveringsbedrijven kunnen vormen.’

Met het Porsche-filiaal staat Siegfried Bülow aan het hoofd van een van de belangrijkste ondernemingen in Saksen. ‘Vijfduizend mensen werken hier in Leipzig bij Porsche, van wie 3.000 in vaste dienst. Bijna al onze werknemers wonen hier in de buurt. Heel wat arbeiders die op zoek naar een broodwinning naar het westen waren getrokken, zijn teruggekeerd om bij ons te komen werken,’ vertelt Bülow. Hij benadrukt dat het luxeproduct Porsche door de Leipzigers als een inheems product wordt waargenomen, een acceptatie die wordt begunstigd door het feit dat Saksen altijd al een land met een traditie in de automobielproductie is geweest, ook vóór de Tweede Wereldoorlog. Vorig jaar verkocht Porsche Leipzig 160.000 auto’s. Nu wordt er nog eens 500 miljoen euro in het bedrijf geïnvesteerd met het oog op de productie van de Panamera, die vanaf 2016 helemaal in Leipzig wordt geassembleerd. Voor de nieuwe productielijn wordt duizend man extra in dienst genomen. Onder de Oekraïense crisis heeft de afzet van Porsche nauwelijks te lijden, meent Bülow nog.

Bloeiende landschappen

We staan tussen de oldtimers op de vierde etage van het Porsche-ontvangstcentrum, dat de vorm heeft van een geslepen diamant die als een priktol op zijn punt staat. Vanaf dit platform zweeft je blik naar buiten over het grote economisch hart van Leipzig. Westwaarts in de verte doemt het gele embleem van het koeriersbedrijf DHL op, dat uit Brussel vertrok om in 2008 zijn Europees knooppunt voor luchtvrachten in Leipzig te openen. Daarachter ligt de luchthaven. Oostwaarts leidt de nabijgelegen autosnelweg naar de nieuwe beursgebouwen en de BMW-terreinen. Richting noorden is het via de B100 nog geen dertig kilometer naar Bitterfeld-Wolfen (Saksen-Anhalt), waar in DDR-tijden een kolencentrale dagelijks 180 ton as uitbraakte over de stad Bitterfeld, die ook nog eens door het afval van het gigantisch Elektrochemische Kombinat Bitterfeldvergiftigd werd. Ook dat leed behoort definitief tot de verleden tijd.

Op de Bitterfelder Berg verrijst nu de trotse Bitterfelder Bogen, 28 meter hoog en 80 meter lang, een reusachtig stalen kunstwerk uit 2006 van de Hessense architect en kunstenaar Claus Bury. Op het hoogste uitzichtplatform van Bitterfelds beroemdste oriëntatiepunt heb je een uniek uitzicht over het Goitzschesee. In DDR-tijden was dit gebied een hopeloos vervuild maanlandschap, een enorme groeve waaruit bruinkool werd gewonnen. Nu is het gat opgevuld met water, een heerlijk kunstmatig meer, gelegen in zo’n bloeiend landschap waarvan Helmut Kohl in 1990 ongetwijfeld gedroomd moet hebben.