The Portugal Post: Jeruzalem-special

09-11-2014 14:11

Queridos amigos e amigas! De pleuris is weer eens uitgebroken in Jeruzalem en het einde der tijden is wederom nakende. Vanuit het moederland kreeg ik, als beroepsscatoloog, diverse hijgerige oproepen (onder andere van Arie Boomsma van EO’s Pijpsein en van Nieuw Zuur) om de situatie te duiden. U weet dat ik een groot kenner van Yerushalayim ben. Ik studeerde er, schreef er gewichtige boeken over en woonde er – ik dronk immers nog – alles uit wat bewoog, inclusief gans de Palestijnsche veestapel, Motti, de woordvoerder van Shalhomo (het Israëlische COC zogezegd) en Abigail, een puisterig mongooltje dat theologie studeerde aan de Universiteit der Mormonen op de Olijfberg. Ik deed Abigail op het schitterende pijporgel aldaar, compleet met Spaanse trompetten, terwijl ik Bachs Toccata in D-mineur met één hand speelde! Inmiddels ben ik voor een zionistenfooi verworden tot Algarve-correspondent van de Mossad en hou ik mij ledig met de de Mohammedaanse Ondergrondse in Faro, een kleine doch bijzonder actieve slapende cel die opereert vanuit showarmaria Tel Aviv in de mall van Faro en die staat op naam van de mysterieuze professor Jodocus Pinto uit het Nederlandse Dronten.

‘En wat zal Palestina een luid land worden’

Over pijporgel gesproken! Tijd voor ons aller Jacob Israël de Haan! Op 9 juni 1920 schreef de correspondent te Jeruzalem voor het Algemeen Handelsblad: ‘Ene wonderlijke bekoring, te Jeruzalem lezen over Jeruzalem. Ach: ik zal nooit leeren geloven, dat ik waarlijk te Jeruzalem woon. Het geluk is te groot en ik heb het niet verdiend. Wat is Jeruzalem gewoon. Een station. Scholen en buren. En wat zal Palestina een luid land worden, wanneer de emigratie begint. Hoe meer, hoe beter. Maar wij zullen haast geen hoekje meer vinden, waar het stil zal zijn. Wij zullen onzen droom als een mantel om ons heen slaan en er diep in weg duiken.’ Vier jaar na zijn liefdesverklaring aan Jeruzalem werd hij doodgeschoten. Het grote geluk waarover hij eerder schreef, was toen geheel verdwenen, politieke tegenstanders hadden zijn leven kapotgemaakt. Hij was totaal vereenzaamd, leed aan zware depressies en verlangde naar de dood.

Brian, de pisnicht uit San Francisco

Tuur

Tuur, koning van Jeruzalem

Ik ken dat gevoel. In 1988 betrok ik een piepkleine kamer op de campus van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem. Ik had een studiebeurs gekregen en niets leek een zorgeloos en onbezonnen jaar in de weg te staan. Vanuit mijn kamer keek ik uit op de oude stad en de eerste weken van mijn verblijf was ik lyrisch. Het geluk duurde niet lang, want al spoedig deed Brian zijn intrede, mijn roommate. Brian was een pisnicht uit San Francisco en verknocht aan zijn moeder. Binnen de kortste keren was zijn helft van de kamer volgeplakt met foto’s van een dik vrouwtje met een vlinderbril. Op zijn bed lagen allerhande beertjes en andere pluchen beestjes. Brian veranderde drie keer per dag van kleding, lispelde en sliep ‘s nachts met rubberen handschoenen aan. Hij had een bijbaantje als afwasser, en omdat hij bang was voor kloofjes en andere ongemakken aan zijn handen, smeerde hij ze voor het slapen in met vaseline. Om vlekken in het beddegoed te voorkomen trok hij vervolgens de rubberen handschoenen aan. Hij sliep met zijn handen boven de dekens, waardoor het leek alsof hij lag opgebaard. Doordat hij snurkte wist ik dat hij niet dood was. Net als veel andere Amerikanen in Israël ging hij plotseling een keppel dragen. Een roze. Als ik terugkwam van college zat hij altijd op zijn bed te keuvelen met twee moddervette vriendinnen, eveneens uit Amerika. Beiden droegen heur haar in een paardestaart, zaten onder de pukkels en gingen gekleed in sneakers en sweatshirts, de weerzinwekkende bilpartijen in bermuda’s gewurgd. Ze hadden door merg en been snijdende Micky Mouse-stemmen en aten onafgebroken M&M’s, zorgvuldig de blauwe mijdend want daar kreeg je aids van. Als ik binnen kwam stommelen, zwegen de drie sneue hamsters angstvallig. Brian heb ik uiteindelijk weggepest. Ik rukte mij iedere nacht suf in het piepkleine hokje en maakte daar, zoals eigenlijk altijd wel, heel veel geluid bij. De zaadproppen Kleenex legde ik ‘s anderendaags onder zijn kussen. Dat was zelfs voor deze beroepshomo uit San Francisco teveel, kunt u nagaan! Maar goed, ik werd al met al behoorlijk verdrietig van dat oeverloze geruk: hoeveel La Petite Mort kan een verstandig en goed man als ik verdragen? Ik begon warempel gebukt te gaan onder het Jeruzalem-syndroom! De geweldenaar Arthur Koestler schreef over de ‘Jerusalem sadness’: ‘een treurigheid die voortkomt uit de tragische, haast eenzame schoonheid van de stad in combinatie met de onmenselijke sfeer die er heerst. Tragedie zonder catharsis, het kwade gezicht van Jahweh broedt op de hete rotsen die meer heilige doodslag, verkrachting en plundering hebben gezien dan welke plaats op aarde dan ook. Haar bewoners zijn vergiftigd met religie.’ Koestler heeft in de stad gewoond en kon het weten, net als ik. Uiteindelijk pleegde hij zelfmoord en ging ik vrolijk door met hoeren en snoeren, om Zions wil.

Zonder het neuken en zuipen is Jeruzalem een macabere stad

jerusalemIn de schreeuwende folders van het VVV wordt Jeruzalem de stad van de vrede genoemd, de stad van de verbroedering. Dat zal de Grote Vredestichter met stijgende verbazing hebben gelezen. Jeruzalem is namelijk een stad vol haat, onbegrip, afgunst, broedermoord, hebzucht en zelfzuchtigheid. Iedereen leeft voor zich in Jeruzalem: joden maken joden het leven zuur, de christenen met hun honderden kerkjes bakkeleien over wat nu het echte graf van Jezus is, en Hamas, ach, Hamas, breek me de bek niet open. Zonder het neuken en zuipen is Jeruzalem een macabere stad en wel hierom: in bijbelse tijden stonden in de vallei van Ben Hinnom, die zich tussen de westelijke muur van de oude stad en de Cinematheek bevindt, altaren en afgodsbeelden. De heidenen offerden hier hun kinderen aan de bloeddorstige Moloch. Moloch had het gezicht van een kalf en in zijn binnenste brandde een allesverterend vuur. Zeven omheiningen scheidden Moloch van het volk. Zij die enkel een kipje konden offeren, mochten tot de eerste omheining lopen. Een bokje bracht ze tot de tweede omheining, een kalf tot de derde. Met een kind mocht men het beeld van Moloch tot op enkele meters naderen. De zoon of dochter moest in de uitgestrekte, roodgloeiende armen van Moloch worden gelegd en werd onmiddellijk verteerd. Het offeren van een kind ging gepaard met muziek. Het publiek sloeg op trommels, zodat het gekrijs van het geroosterde kind niet hoorbaar was. De vallei van Ben Hinnom, gai Ben Hinnom in het Hebreeuws, werd later verbasterd tot Gehenna. Gehenna dook op in de Nederlandse Statenvertaling van de bijbel en zou later plaats maken voor ‘de hel’. Jodenmensen, mohammedanenmensen en gristenmensenen zijn er van overtuigd dat in Jeruzalem het Laatste Oordeel zal plaatsvinden. De precieze datum is niet bekend maar alles wijst erop dat het einde der tijden nabij is, zeker nu met al die ebola-toestanden. Daarom werd ik dus ook gebeld door Arie Boomsma van Pijpsein, die stiekem in de kaartenbak scatologen had gekeken in plaats van eschatologen, de ondeugd. Geduldig doch coulant wimpelde ik zijn verzoeken om naar de studio te komen af. ‘Kom maar met een cameraploeg naar die pisbak op de Olijfberg als het zover is, dan zal ik een goed woordje voor je doen bij de Heere Jezus, Arie.’ Daar had hij niet van terug en mompelde:

“Die te Amsterdam vaak zei ‘Jeruzalem’

En naar Jeruzalem gedreven kwam

Hij zegt met een mijmrende stem: ‘de IT en de Cockring in Amsterdam”

Enfin, genoeg gekkigheid, nu weer serieus. Volgens de joodse traditie zal het opperwezen vanaf de Olijfberg op een gigantische sjofar (ramshoorn) blazen. De wereld zal schudden en beven en de aarde zal openscheuren. De botten en beenderen van de op de Olijfberg begraven joden, waaronder die van de oplichter Robert Maxwell, zullen als puzzels in elkaar vallen en een nieuwe huid zal de geraamten omspannen. De dolende zielen zullen terugkeren naar de lichamen, die vervolgens worden aangekleed. De joden die buiten Israel begraven zijn, zullen naar Jeruzalem rollen door ondergrondse tunnels, daarbij geholpen door engelen. Volgens de islamitische traditie – en nu even niet over de grond gaan rollen van het lachen – zal Israfil, de Engel des Doods, drie maal op een ramshoorn blazen, ten teken dat het moment is aangebroken. Dit zal gebeuren nadat de Ka’ba, de zwarte steen uit Mekka, een bezoek heeft afgelegd aan de Tempelberg. Het Boek van de Fasen der Wederopstanding bevat een uitgebreide beschrijving van de gebeurtenissen op de Dag des Oordeels. Alle doden zullen zich verzamelen op de Olijfberg en de engel Gabriel zal het paradijs aan de rechterkant van Allahs troon plaatsen en de hel aan de linkerkant. De doden moeten vervolgens een lange brug, smaller dan een haar, scherper dan een zwaard en zwarter dan de nacht, oversteken. Die brug verbindt de Olijfberg met de Tempelberg en heeft zeven bogen. Bij iedere boog moet de passant rekenschap afleggen van zijn daden. De zondaren zullen te pletter vallen in de vallei onder de brug, de vallei van Jehoshafat, en gaan meteen naar de hel. De Koran waarschuwt in niet mis te verstane dreigingen voor de hel: ‘Voor de overmoedigen is de slechtste bestemming het Djahannam, waarin zij zullen braden. Hellekooksel en stinkend vocht zullen zij smaken. En nog andere soorten van dezelfde aard. Dit is een met ulieden neergeslingerde bende. Geen welkom is er voor hen. Zij zijn bestemd te braden in het vuur.’

De Olijfberg

De Olijfberg (Foto: Andrew Shiva)

Het eten is er ook niet best: ‘De boom van de Zakkum is de voeding van de zondige; als gesmolten metaal kookt het in de buiken, zoals kookt het hellekooksel. Grijpt hem aan en sleurt hem middenin het Hellevuur. En stort daarna over zijn hoofd de pijniging van het hellekooksel.’ Nabij de oostelijke stadsmuur, ter hoogte van de islamitische begraafplaats, staat een pilaar. Volgens een traditie zal de profeet Mohammed hier zetelen op de Dag des Oordeels en de moslims aan hem voorbij zien trekken. Pal naast de pilaar van Mohammed bevindt zich de Gouden Poort, die uitkijkt over de Vallei van Jehoshafat. Deze poort zal een belangrijke rol spelen op de Dag des Oordeels. Voor de joden was het de belangrijkste poort van de stad omdat hij direct naar de Tempel leidde, christenen hebben een speciale band met deze poort omdat Jezus er, begeleid door wuivende palmtakken en Hosanna-geroep, zijn intocht maakte als koning van Israel. De prachtige dubbele poort is echter dichtgemetseld door de moslims. F. R. Oliphant meldt in zijn boek Notes of a Pilgrimage to Jerusalem: ‘Er gaat een gerucht onder de moslims dat, wanneer Jezus weer terug komt op aarde, hij geen respect voor hen zal hebben en ze de stad uit zal gooien. Daarmee zal de stad weer onder christelijke heerschappij komen te staan. Omdat hij Jeruzalem door de Gouden Poort zal binnentreden, hebben de islamitische autoriteiten voorzorgsmaatregelen genomen en de muur dichtgemetseld. Maar ach, een Messias die niet in staat is door deze poort te breken, zou ook niet in staat zijn de Jordaan in brand te zetten.’ De strijd tussen al die mafkezen in Jeruzalem zal doorgaan tot op de Dag des Oordeels. Dan zal eindelijk blijken wie er nu eigenlijk gelijk had. Ik denk dat de mohammedanen een goeie derde worden, hetgeen uitbundig gevierd zal worden in Gaza en in Mokum, waar Groen Links de mohammedaanse messias, de mahdi, uit zal nodigen voor een boottocht, met als boegbeeld Anja Meulenbelt. Mijn tijd zal het wel duren. Toch mis ik Jeruzalem, want er is meer te doen dan in de Algarve. Daarom sluit ik af met een gevoelig gedicht, u kent me. Het is van Yehuda ha-Levi, de joodsche dichter die leefde van 1075 tot 1141 en waarop ik ben gepromoveerd. Net als ik leefde hij in ballingschap, in de buurt van Albufeira.

לבי במזרח

לִבִּי בְמִזְרָח וְאָנֹכִי בְּסוֹף מַעֲרָב

אֵיךְ אֶטְעֲמָה אֵת אֲשֶׁר אֹכַל וְאֵיךְ יֶעֱרָב

אֵיכָה אֲשַׁלֵּם נְדָרַי וָאֱסָרַי, בְּעוֹד

צִיּוֹן בְּחֶבֶל אֱדוֹם וַאֲנִי בְּכֶבֶל עֲרָב

יֵקַל בְּעֵינַי עֲזֹב כָּל טוּב סְפָרַד, כְּמוֹ

יֵקַר בְּעֵינַי רְאוֹת עַפְרוֹת דְּבִיר נֶחֱרָב.

 

Mijn hart in het oosten

Mijn hart in het oosten en ik in het uiterste westen

Hoe kan ik smaak hebben in wat ik eet? En hoe zal het voldoen?

Hoe zal ik mijn geloften betalen en nog mijn verbonden?

Zion onder de gesel van Edom en ik in ketenen van Arabië

Het is licht in mijn ogen achter te laten, al het goede van Spanje zoals

Het kostbaar is in mijn ogen te zien het stof van de verwoeste tempel.

Até Pronto! Ik zie jelui op de Dag des Oordeels!