Volgens Kiza Magendane maak ik mij schuldig aan het demoniseren van mensen. Om precies te zijn: aan het demoniseren van Quinsy Gario. Aanleiding voor Magendanes beschuldiging zijn mijn uitspraken in De Wereld Draait Door. Daarin roep ik op tot nuance in het debat over Zwarte Piet. Ik beweer dat beide kanten (de voor- en tegenstanders van Zwarte Piet) zich schuldig maken aan intolerantie en dat het verstandig zou zijn als het anti-Zwarte Piet kamp, onder aanvoering van Gario, enig begrip zou opbrengen voor de gevoeligheden die bij een grote meerderheid van de Nederlanders leven over de tradities van het Sinterklaasfeest.
Magendane beticht mij niet er niet alleen van dat ik Quinsy Gario demoniseer, hij beschuldigt mij ook van: ‘Vanuit hoogmoed voorliegen van het Nederlandse volk’.
‘Ik constateer, en dat zal iedereen met een beetje gezond verstand beamen, dat de discussie over Zwarte Piet volledig is ontspoord’
Allereerst vrees ik dat Magendane mijn invloed in Nederland overschat of het Nederlandse volk onderschat. In de tweede plaats begrijp ik niet hoe een oproep tot nuance kan worden gekwalificeerd als ‘liegen’ en ‘demoniseren’.
Wat gebeurde er in die uitzending? Ik haakte als tafeldame kort in op het gesprek aan tafel. Door de beperkte tijd waaraan je bent gebonden in een live talkshow kon ik lang niet alles wat ik had willen zeggen over het voetlicht brengen. Daarom wil ik hier uitgebreider ingaan op mijn standpunt.
Ik constateer – en dat zal iedereen met een beetje gezond verstand beamen – dat de discussie over Zwarte Piet volledig is ontspoord. In die zin dat het debat, zoals dit nu wordt gevoerd, Nederland alleen maar verder polariseert. Daarmee schiet de polemiek zijn doel voorbij.
Een van de oorzaken van die polarisatie is de intolerante opstelling van het anti-Zwarte Piet kamp. In de DWDD-uitzending ging ik daar op in. Ik verwoordde daarin het standpunt dat door een (gematigde) meerderheid wordt gedeeld, maar dat nauwelijks meer wordt verwoord, omdat veel mensen bang zijn geworden om uitgemaakt te worden voor racist. Dit zijn de Nederlanders die niets kwaads in de zin hebben en die de associatie ‘Zwarte Piet en slavernij’ zelfs nooit hebben gemaakt. Ik riep Quinsy op om voor die mensen meer begrip op te brengen.
Mij werd vervolgens op Twitter gevraagd waarom ik ervoor koos om tegen de strijd van de anti-Pieten in te gaan. Want de mensen in dat kamp, een minderheid, ‘hebben het al zo moeilijk’.
‘Is het een wonder dat zoveel mensen bang zijn om kritiek te hebben op het anti-Zwarte Piet kamp? Bang als ze zijn om voor ‘racist’ uitgemaakt te worden?’
Die reactie vat het probleem samen: er is in dit debat geen ruimte voor nuance. Als je wijst op de intolerantie van de tegenstanders van Zwarte Piet, dan betekent dit tegenwoordig zelfs automatisch dat je begrip hebt voor de radicale (vaak anonieme) pro-Piet gekken, van wie een aantal zelfs doodsbedreigingen niet schuwt.
Is het dan een wonder dat zoveel mensen bang zijn om kritiek te hebben op het anti-Zwarte Piet kamp? Bang als ze zijn om voor ‘racist’ uitgemaakt te worden?
Gario streeft naar bewustwording, beweert hij, en daarin kunnen we elkaar vinden. Maar Gario wil veel meer dan dat. Hij wil dat Nederland snel en zonder morren accepteert dat Zwarte Piet verdwijnt. Dat is waarom ik hem bij DWDD een ‘narcistische drammer’ noemde.
Ik geef toe dat het onnodig was om zo op de persoon te spelen. Echter, uit geen van zijn opiniestukken en uit geen van zijn media-optredens is mij gebleken dat Gario zich kan of wil inleven in de gevoeligheden van de mensen van wie hij een groot aanpassingsvermogen eist. Zo’n niet-empathische houding roept vanzelfsprekend ergernis op.
Het thema ‘Zwarte Piet, racisme en slavernij’ staat inmiddels hoog op de agenda in Nederland. Dat hebben Gario en diens medestanders knap voor elkaar gekregen. Er komt dan een moment dat je een stap terug doet en ingaat op de weerstand die je oproept. Dit kun je doen door begrip op te brengen voor de bezwaren van de tegenpartij. Kortom: door te luisteren, in plaats van door telkens de druk verder op te voeren.
Verandering heeft tijd nodig. Verandering kun je niet afdwingen met een deadline. Ik ben ervan overtuigd dat het Zwarte Piet-debat anders kan worden gevoerd, zeker in een democratisch land als Nederland waar de burgers gewend zijn om respect op te brengen voor argumenten – mits die goed zijn onderbouwd. Ik denk dat het mogelijk was geweest om meer draagvlak te creëren voor een aanpassing van het Sinterklaasfeest, als de discussie hierover niet was gekaapt door radicale opponenten.
‘Ik begrijp heel goed dat mensen het gevoel hebben dat Quinsy Gario niet bereid is tot een compromis’
Ik heb de optredens van Gario in de media nog eens nagekeken. Wanneer hij, ondanks geboekte successen, nog altijd spreekt van een ‘flutargument’ van burgemeester Eberhard van der Laan – die vindt dat ‘Piet een vermomming moet houden’-, wanneer hij bij de vraag hoe je kunt nagaan of een Piet racistisch is of niet vervalt in een monoloog over de ‘Bosmanwet’ – en vervolgens aan de presentatoren van Pauw en Witteman, die vragen waar die wet voor staat, antwoordt: “Zoek het maar op, u heeft een redactie” -, wanneer hij zich kritisch toont over de roetveeg-Piet (“Zijn diens kleren dan wel ook vies?”) en de invoering van een of twee veelkleurige Pieten bij de intocht een “halfslachtige poging” noemt “om de discussie uit de weg te gaan”, dan begrijp ik heel goed dat mensen het gevoel hebben dat deze man niet bereid is tot een compromis. Dan begrijp ik dat mensen het gevoel hebben dat er niet werkelijk naar hun bezwaren wordt geluisterd.
Het gevolg van dit alles is dat er twee kampen zijn ontstaan, waarvan de aanhangers de hakken in het zand zetten, en dat er geen concensus wordt gevonden. Wat ik mis is een dialoog, een handreiking.
Kiza Magendane wijst mij – en de lezers – in zijn stuk op het onderscheid tussen een ‘racistisch fenomeen als Zwarte Piet’ en een racist: “Om alle misverstanden uit te roeien: mensen die racistische praktijken uitvoeren hoeven niet per definitie racisten te zijn.”
Verder, schrijft hij, vindt hij het begrijpelijk dat mensen zich geraakt voelen wanneer “een traditie die zij als onschuldig beschouw(d) en (ineens) problematisch blijkt te zijn.”
“Alhoewel”, vraagt hij zich af, “moet je je als criticus wel aanpassen aan de onwetendheid van een groep en nog langer volhouden dat het plezier van de groep de bron van jouw pijn moet zijn?”
Met ‘volhouden’ bedoelt Magendane hier, neem ik aan, ‘accepteren’.
Wat hij en een groot aantal andere tegenstanders van Zwarte Piet over het hoofd zien, is dat die groep van ‘onwetenden’ de grote meerderheid van de bevolking van Nederland omvat. Een criticus hoeft zich, in een vrij land, aan niemand aan te passen. Maar het wordt een ander verhaal als hij of zij met die mening geforceerd veranderingen wil afdwingen en langjarige tradities wil aantasten.
‘Op de langere termijn is het bewust maken van jongeren efficiënter dan het verwijderen van Zwarte Piet uit de AH-winkelschappen en het veelkleurig maken van de helper van de Sint’
Kiza Magendane vindt dat we goed naar elkaar moeten luisteren. Dat ben ik met hem eens. Maar naar elkaar luisteren werkt alleen als er ruimte bestaat voor alle meningen – ook wanneer die politiek incorrect zijn – die vrijelijk moeten kunnen botsen en wanneer alle partijen bereid zijn om zich zonodig aan te passen aan de ander. Kritisch tegengeluid kwalificeren als ‘demoniseren’ lijkt mij hiervan geen goed voorbeeld.
Ik zou ervoor willen pleiten om allereerst de slavernijgeschiedenis – en de rol van Nederland daarin – een centralere rol te geven in het onderwijs. Ik weet dat de tegenstanders van Zwarte Piet zich hiervoor inspannen en het lijkt me cruciaal dat zij zich eerst daarop concentreren. Op de langere termijn is het bewust maken van jongeren immers efficiënter dan het bedrijven van symbool-politiek, waar ik het verwijderen van Zwarte Piet uit de AH-winkelschappen en het veelkleurig maken van de helper van de Sint toe reken.
Wellicht dat door beter onderwijs wel wederzijds begrip en een constructieve dialoog kunnen ontstaan. In plaats van de op woede en verbittering gebaseerde monoloog, die de aanvoerders van de anti-Pieten groep nu voeren.