Mensenhandel in Nederland is een veel kleiner probleem dan eerder gedacht. Dit toont de Global Slavery Index 2014 aan, het grootste internationale onderzoek naar mensenhandel.
In Nederland zijn er een kleine 2200 gevallen van mensenhandel in totaal, aldus het rapport. Dat is veel minder dan Nederlandse politici en politie denken. In het nieuwe wetsvoorstel prostitutie van de CU, PVDA en SP wordt bijvoorbeeld beweerd dat er alleen al in sekswerk 11.000 gevallen (55 procent van alle prostituees) van mensenhandel zijn. Zij baseren dit op de onjuiste cijfers uit de Criminaliteitsbeeldanalyse 2012.
Het rapport heeft scherpe kritiek op de Nederlandse overheid. Het onderzoek is lovend over de opvang van slachtoffers in Nederland, maar vindt dat de overheid teveel focust op sekswerk:
“Door de focus op seksuele uitbuiting is er zeer weinig bekend over andere sectoren, met name gedwongen arbeid.”
Mensenhandel en uitbuiting komen namelijk voor in veel branches. Het rapport noemt landbouw, tuinbouw, scheepvaart, toerisme, au pairs en huishoudelijk werk als sectoren waarin mensenhandel voortkomt in Nederland:
“Het is noodzakelijk om meer aandacht te besteden aan deze sectoren.”
De onderzoekers raden aan minder te focussen op sekswerk:
“Het ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid zou een plan moeten vormen voor mensenhandel buiten de seksindustrie.”
Het rapport is neutraal over legalisatie van sekswerk maar geeft aan dat verdere regulatie niet nuttig is:
“De overheid probeert het risico op binnenlandse mensenhandel] te verkleinen op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het registreren van sekswerkers. Dit doet echter weinig voor de kwetsbaarheid van Nederlandse slachtoffers, inclusief jonge meisjes die ontvankelijk zijn voor loverboy oplichterij.”
Volgens de Global Slavery Index 2014 heeft Nederland de meest gecoördineerde en grondige aanpak van mensenhandel in Europa en de wereld. Kanttekening daarbij is de overdreven focus op sekswerk die ten koste gaat van slachtoffers van uitbuiting en mensenhandel in andere sectoren. Daarnaast is er nauwelijks aandacht voor de rechten van vrijwillige sekswerkers, die door overheidsbeleid tegen enkele unieke problemen aan lopen.
Zo bestaat er een problematische afhankelijkheidsrelatie tussen sekswerkers en exploitanten. Het aantal legale werkplekken voor sekswerkers is in de afgelopen jaren flink gedaald. Hoewel in theorie iedereen een bordeel kan beginnen of zelfstandig als sekswerker aan de slag kan, weigeren veel gemeentes in de praktijk om vergunningen uit te geven. Dit heeft tot gevolg dat sekswerkers afhankelijk zijn van een handjevol exploitanten die vaak een monopoliepositie hebben in de regio. Dit maakt sekswerkers kwetsbaar voor uitbuiting.
Daarbij ervaren sekswerkers discriminatie bij het vinden van woonruimte. Verhuurders weigeren sekswerkers en het is als sekswerker in de praktijk vrijwel niet mogelijk om een hypotheek af te sluiten zonder te liegen over inkomsten.
Verder komt het steeds vaker voor dat politie de verhuurders van legale, normale sekswerkers inlicht over hun activiteiten, waarop zij hun woonruimte kunnen verliezen.
Als laatste rapporteert Sekswerk Nederland, een organisatie voor en door sekswerkers, dat sekswerkers last hebben van onnodige en intimiderende praktijken door politie. Met name zelfstandig opererende sekswerkers melden bij Sekswerk Nederland dat ze meerdere keren per maand worden gecontroleerd. Bij deze controles wordt hun ruimte doorzocht en wordt contant geld meegenomen. Migranten die sekswerk doen melden intimidatie door politie en steeds terugkerende verhoren. Veel sekswerkers voelen zich niet veilig bij politie, wat hen kwetsbaar maakt.
Ondanks de lof van Global Slavery Index 2014 op de gecoördineerde en grondige aanpak van mensenhandel binnen de seksindustrie kan Nederland dus niet tevreden achterover hangen. Aanpak van mensenhandel in andere sectoren en bescherming van vrijwillige sekswerkers vragen om beter beleid.