Aanstaande maandag 24 november verloopt de deadline voor het bereiken van een finaal nucleair akkoord tussen Iran en het Westen. De belangen en risico’s zijn aan beide kanten hoog: wat weegt uiteindelijk het zwaarst? Zal er een akkoord komen of drijven het Westen en Iran nog verder uit elkaar?
Om de belangen goed te kunnen waarnemen, moeten we allereerst twee heersende en misleidende narratieven die door beide zijden van het conflict gepropageerd worden uit het veld ruimen: 1) de Iraanse nucleaire aspiraties zijn, in tegenstelling tot de retoriek uit Iran, inderdaad niet beperkt tot enkel energieopwekking, en 2) die Iraanse aspiraties—dus de optie om eventueel een nucleaire bom te kunnen ontwikkelen—vormen, in contrast tot Westerse propaganda, geen bedreiging voor de internationale veiligheid en dus ook niet voor het Westen of voor Israël.
Let wel, het is een defensieve capaciteit, en niet een aanvallend vermogen.
De beredenering is als volgt: er is geen strikte scheidslijn tussen een energie-gerichte en een militaire nucleaire capaciteit. Het beheersen van een volledig onafhankelijke energie-gebonden nucleair programma staat min of meer gelijk aan de capaciteit om nucleaire wapens te kunnen produceren. Daar zijn maar een aantal babystappen voor nodig. Zo bezitten Duitsland en Japan momenteel geen nucleaire wapens en zijn er ook controlemechanismen die daarop toezien. Echter, het zal u niet verbazen dat wanneer die landen aangevallen zouden worden, ze ook de nodige stappen kunnen en, afhankelijk van de tegenstander, zullen zetten om binnen afzienbare tijd nucleaire wapens te produceren. Let wel, het is een defensieve capaciteit, en niet een aanvallend vermogen. Dit is ook de optie die Iran wil, en hetgeen het Westen haar wilt ontzeggen. Iran spreekt die aspiratie niet openlijk uit vanwege haar gebondenheid aan de nucleaire non-proliferatie verdrag. Het Westen, op haar beurt, overdrijft het gevaar dat Iran met het hebben van een nucleaire optie vormt.
Wanneer Iran (of Duitsland/Japan) zou beslissen om nucleaire wapens te ontwikkelen, dan zullen de inspecties dat ondubbelzinnig herkennen. In dat geval zal het land, nog vóórdat het die babystappen kan zetten, aan minimaal zeer zware economische en politieke sancties blootgesteld worden en maximaal aan een militaire confrontatie—en dat door tegenstanders die allemaal wél al over atoombommen beschikken. In andere woorden, de kosten voor het ontwikkelen van een atoombom zijn dan te hoog voor Iran. De enige situatie waarin die kosten niet te hoog zijn is wanneer het land zelf wordt aangevallen.
De redenering van het Iraanse regime—hoe verwerpelijk haar politiek ook moge zijn—is dus enkel defensief: na de oorlogen tegen Irak (2003) en Afghanistan (2001), na te zijn omringd door Amerikaanse militaire bases en haar nucleair arsenaal, en met de aanwezigheid van vijandige buren die wél atoombommen hebben (Pakistan en Israël, niet te spreken van nu nog niet vijandige buren als India en Rusland) wil Iran een garantie dat het buiten schot van een militaire aanval blijft.
Het Westen, voortgestuwd door Israëlische belangen in de regio, wil die garantie aan Iran ontzeggen. Vandaar ook dat het continue de Iraanse ballistische programma in de deal betrekt. Want zo een nucleaire optie verstevigt de internationale positie van Iran, hetgeen de machtsbalans in het Midden Oosten in Iraans voordeel zal doen omslaan. Alsof de Westerse stribbeling tegen die veranderende machtsverhouding niet genoeg is, heeft Israël er alles op alles gezet om de machtsbalans in haar eigen voordeel te behouden en gebruikt zij haar invloed in de binnenlandse politiek van Westerse landen (met name in de VS) om de Iraanse nucleaire macht ten onrechte als een dreiging te schetsen. Terwijl het regime in Iran weet dat de productie van atoombommen haast synoniem zal staan met een oorlog, laat staan de nucleaire vergeldingen die er zullen volgen als het Israël probeert te treffen; vergeldingen die het regime, en misschien wel het land, niet zal overleven.
Dat is het eerste belang dat Iran heeft bij de nucleaire onderhandelingen. Het tweede belang van Iran is het opheffen van de economische sancties, of om de woorden van een pro-Israëlisch lobbyist in de VS te gebruiken, de economische oorlog die tegen het land gaande is. De Iraanse economie verkeert in onrustige wateren en het snakt naar herstel.
Maar niet alleen Iran heeft een belang bij het treffen van een finaal akkoord. Het Westen, en de VS voorop, hebben (blijkbaar) eindelijk de les getrokken dat ze de groeiende Iraanse macht in de regio niet langer kunnen ontkennen en dat Westerse belangen in het Midden Oosten afhankelijk zijn van Iraanse samenwerking; een coöperatie die weliswaar in het geheim moet plaatsvinden vanwege de ideologische vijandigheid van de Islamitische regime tegen de VS, maar één die desalniettemin effectief kan zijn. Een voorproef van in het geheim gecoördineerde afspraken is al bij de bestrijding van de IS in Irak en Syrië te zien. In Obama’s laatste brief naar de Iraanse “Opperste Leider” Khamenei worden precies deze zaken aangesneden: samenwerking en toenadering voorbij het punt van nucleaire harmonisering.
De toenadering van de VS tot Iran is een teken van hun herdefiniëring van Amerikaanse belangen in het Midden Oosten.
Echter, daar waar deze samenwerking in het belang is van het Westen, kunnen Israël, Saoedi-Arabië en Turkije (dus de directe regionale concurrenten van Iran) datzelfde niet nazeggen. Het feit dat Iran een de facto nucleaire macht zou worden is voor deze landen al moeilijk te slikken, maar dat het ook nog eens uit haar 35-jarige internationale isolatie zou komen en een gesprekspartner (al dan niet achter de gordijnen) voor Amerika zou worden zal hen heel duur komen te staan, omdat de VS concessies ten faveure van Iran zullen doen en dus ten nadele van die regionale concurrenten. Let wel, deze internationale concurrentie is staats-gebonden en permanent: het heeft weinig tot niets te maken met het democratische of dictatoriale aard van de concurrerende landen. In andere woorden, ook wanneer er een liberale democratie in Iran gevestigd zou zijn, zouden wij dezelfde concurrentie zien, alleen dan via andere propaganda en een ander retoriek.
Kortom, de toenadering van de VS tot Iran is een teken van hun herdefiniëring van Amerikaanse belangen in het Midden Oosten; belangen die niet noodzakelijk en niet ten allen tijden synoniem zijn met die van Israël. Precies dit punt is hetgeen wat Israël en Netanyahu zo dwars zit.
Het risico van het niet bereiken van een nucleaire deal is hoog voor Iran: de economische sancties zullen het land nog verder doen verlammen en haar potentie om een rol van betekenis te blijven spelen verminderen. Echter, vanwege de totalitaire aard van het regime en de daarbij horende staatsideologie verzekert haar van een fanatieke achterban die veel taaier is dan de achterban van autoritaire regimes. Zie bijvoorbeeld Noord-Korea. Bovendien, het mislukken van de deal zal Iran, zelfs met Amerikaanse of Israëlische precisieaanvallen, niet weerhouden om een nucleaire optie te ontwikkelen. Daar zijn zo ongeveer alle nucleaire en militaire experts het over eens. Het tekenen van een nucleair contract met Rusland afgelopen week was een bevestiging daarvan.
Tegelijkertijd loopt het Westen de risico dat een verdere escalatie van vijandigheden met Iran tot een veel drastischer destabilisering van de regio zal leiden. Bovendien verzekeren de Amerikanen zich praktisch van een Iraanse tegenwerking op alle vlakken. Daarnaast zal Iran des te meer in de Russische hoek geduwd worden, hetgeen met de verslechterende relaties tussen Moskou en Washington geen goed uitgangspunt is in het geval van een economische of militaire confrontatie tussen Oost en West.
De nood is dus aan beide kanten hoog om tot een overeenkomst te komen en deze slepende zaak te sluiten.
De onderhandelingen lopen niet zo moeizaam als beide kampen het doen voorkomen. Als er echt geen common ground zou zijn, dan valt er ook niets te onderhandelen. Maar Iran en de VS hebben grote binnenlandse obstakels te overwinnen.
Obama was al met een Republikeins congres opgezadeld, nu is ook de senaat in handen van zijn politieke aartsvijanden gevallen, die er alles aan zullen doen om een deal te voorkomen. Enige lichtpunt voor Obama is dat het congres zich niet over het buitenlands beleid buigt en dat de senaat (die dus over een deal zal oordelen) pas per januari van verhouding zal veranderen. Obama is er dus bij gebaat om vóór januari een deal door de huidige senaat, waar de democraten nu nog een meerderheid hebben, te jagen. Daarbij komt dat de Amerikaanse president heel goed weet dat zijn presidentschap, wat betreft het buitenlands beleid, voornamelijk op het al dan niet bereiken van een overeenkomst met Iran zal worden gekeurd. Het is weliswaar zo dat in de politiek de waan van de dag heerst, maar deze gedachte zal ongetwijfeld een rol in zijn afwegingen spelen.
Door de dictatoriale grondslag van het Iraanse regime, heeft de Opperste Leider in Iran geen last van zulke democratische ontwikkelingen als het verliezen van verkiezingen. Wanneer hij zijn ja-woord geeft, dan zal het parlement unaniem instemmen. Ook zullen de revolutionaire garde en andere paramilitaire organisaties zich koest houden. Maar dat betekent niet dat dit alles probleemloos zal zijn. De Islamitische Republiek is nou eenmaal een totalitaire dictatorschap, gestoeld op de Sjiitische staatsideologie. De oprichter van het regime, Ayatollah Khomeini, heeft de Verenigde Staten als de “Grote Satan” geïdentificeerd. Het bereiken van een deal met deze ideologische vijand zal de ideologische legitimiteit van het regime ondermijnen. Dat doen de besprekingen al: met elke handdruk tussen Zarif en Kerry (de buitenlandse ministers) doen de harten van Sjiitische fanatiekelingen in Iran beven.
De deal moet dus verkoopbaar zijn: in de VS en in Iran. De mate waarin dat mogelijk is, hangt af van de overtuigingskracht van de leiders in die landen. In hoeverre kunnen zij de voordelen van de deal aan hun achterban verkopen?
Aangezien een halfjaarlijkse verlenging van de onderhandelingen de lot van de deal aan een republikeinse senaat zal overlaten, lijkt het erop dat het nu of nooit is. Het is voor beide kanten te hopen dat die urgentie, samen met de gedeelde belangen in Irak en Syrië, voldoende zijn om tot een finaal akkoord te komen.
Alle ingrediënten zijn er, nu nog de politieke wil.
Jamaseb Soltani promoveert aan de Universiteit Leiden op het onderwerp van de strijd om secularisme in Iran.