Mag je een collega aanspreken op een journalistieke tekortkoming? Dat is momenteel de kernvraag in de controverse tussen Nieuwsuur-collega Jan Eikelboom en mij. Ik vind van wel. Zeker gezien de ernst van de materie. Iemand of een groep verantwoordelijk stellen voor oorlogsmisdaden door het doodschieten van krijgsgevangenen, zoals in de uitzending van Nieuwsuur op 24 oktober, is een zware beschuldiging.
Dat ik de zaak over executies van Prisoners of War kortgeleden in Noord-Irak onderzocht ligt in het verlengde van mijn werk voor de stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden. Het zoeken en laten berechten van lieden die op wat voor manier dan ook een binding hebben met Nederland en die zich op het slagveld te buiten zijn gegaan aan het internationaal recht.
Volgens Jan Eikelboom was de Nederlandse Koerd Serdar Dosky er zo een. Over de vorm van het winnen van zijn scoop, door stiekem te filmen, kun je discussiëren, maar ik dacht dat het sowieso zou kloppen, dus ik wilde verdere bewijzen verzamelen om zo een strafrechtelijk onderzoek te kunnen laten starten in Nederland tegen Dosky, de core-business van de stichting.
Nu ken ik Jan Eikelboom al jaren. Ik bewonder zijn werk zelfs in die mate dat ik hem in 2012 uitriep tot ‘oorlogsverslaggever van het jaar‘. Er is dus geen sprake van jalousie de métier. Niemand hoeft mij te vertellen hoe lastig werken in conflictgebieden kan zijn, dus onvolkomenheden zie ik graag door de vingers. Ik leg niet op alle slakken zout, dat is voor dombo’s.
Echter. Al jaren – zie mijn boek ‘Pleisters op de ogen, pleister op de mond‘ – volg ik nauwgezet de Nederlandse oorlogsverslaggeving. Oorlog is serieuze business en het is een teken van volwassenheid als binnen de vakgroep kritiek mogelijk is, zonder dat dit leidt tot scheldpartijen. Zeker bij actualiteitenrubrieken als Nieuwsuur dat door publiek geld wordt bekostigd. Journalisten hebben op alles en iedereen op- en aanmerkingen maar slaan op tilt wanneer ze zelf het lijdend onderwerp vormen.
Welnu. De onthulling van Nieuwsuur dat Serdar Dosky en daarmee het Koerdische leger betrokken zou zijn bij executies -en let wel dat is een zeer zware beschuldiging- kan nergens worden hardgemaakt. Sterker, zoals ik mijn verhaal in TPO duidelijk maakt, rammelt de beschuldiging aan alle kanten. Dosky zegt dat zijn woorden verkeerd zijn begrepen, kennissen die hem al jaren kennen zetten hem weg als een fantast, een ‘facebook warrior’. Zelfs de goed ingevoerde mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch kent geen voorbeelden van executies van POWs, en dan gaat het niet alleen om Dosky. Uitsluiten kun je niks, maar op geruchten en vermoedens, mag je niemand veroordelen. Zelf dacht ik aan het adagium: ‘De waarheid is het eerste slachtoffer in een oorlog’.
Het nieuws werd op de dag van de uitzending op 24 oktober door de actualiteitenrubriek en het NOS-journaal hard gebracht. Pas in tweede instantie was er plaats voor het wederwoord van Dosky dat het een ‘grap’ was. Achteraf was het netter geweest het verhaal over Dosky te schrappen, het was flinterdun, er waren simpelweg geen bewijzen. Misschien kan Nieuwsuur alsnog afstand nemen. Dat de uitzending Dosky beschadigt, is van secundair belang, wie zich brandt moet op de blaren zitten. Maar je wijst indirect beschuldigend naar een hele groep.
Over de vernietiging van huizen van Arabieren in een dorp die ook in de reportage van Jan Eikelboom zaten, spreek ik mij niet uit. Ik heb dat niet onderzocht, omdat ik niet direct een koppeling zag met de uitgangspunten van de stichting, namelijk betrokkenheid van Nederlanders. En zoals ook bij het item van Serdar Dosky neem ik het voor waar aan, totdat iemand het tegendeel kan bewijzen. Opvallend is wel dat hoewel ik niet over het betreffende dorp schrijf, Jan daar wel over begint in zijn reactie.
Nu lijkt het net of hij wegloopt van de aantijging die hij in zijn reportage niet kan staven: Het meewerken aan executies van krijgsgevangenen door een Nederlandse Koerd.
Nieuwsuur-onthulling Koerdische oorlogsmisdaden niet gestaafd door feiten