De ironie, de wrange, misselijke ironie, van een reportage waarin ‘gewone moslims aan het woord komen, is niet alleen dat zij impliceert dat moslims alles behalve gewoon zijn, maar het totale gebrek aan kritisch vermogen waarmee zo’n reportage gemaakt wordt. De beoogde conclusie kan dan ook niet anders zijn dat er iets schort aan een kritische benadering en niet aan de leer die moslims aanhangen.
Zo bleef het item in Nieuwsuur dan ook hangen in uiterlijkheden. De onvermijdelijke en vermoeiende en lelijke hoofddoek kwam aan bod, evenals de baard. Een of andere ‘gewone’ moslim bestond het ook nog om de ‘behandeling’ van moslims te vergelijken met het lot van de joden eind jaren dertig van de vorige eeuw. Zulke Godwins zijn we ondertussen wel gewend. Bij zo’n debiele opmerking had de interviewer (Jan Eikelboom) kunnen opwerpen dat genoemde joden gedwongen werden zich uiterlijk te onderscheiden van de Ariërs, terwijl de kleding- en baarddracht van de moslims, zoals nog geen minuut eerder door de ‘gewone’ moslims zelf aangegeven, geheel vrijwillig was en niet een oekaze van overheidswege. Een jonge bekeerde moslima zei zelfs dat niet de islam haar onder druk zette om een hoofddoek te dragen, maar dat zij zich juist door de Nederlandse overheid onder druk gezet voelde om haar lokken bloot te stellen aan de elementen en een gezonde dosis vitamine D. (Helaas vermeldde ze er niet bij volgens welke verordening vrouwen in Nederland gedwongen worden hun hoofd niet te bedekken.)
‘Barmhartigheid, zo leert dezelfde koran ons, is niks anders dan een luim van Allah’
Dat islamitische slagerijen en theehuizen het lot van menige juwelierszaak bespaard is gebleven, anders dan de winkels van genoemde ‘voorgangers’ tijdens nachten van kristal, om over de groei van het aantal moskeeën nog maar te zwijgen, had een tegenwerping van de interviewer kunnen zijn.
Kritische vragen laten de ‘gewoonheid’ van moslims echter niet uit de verf komen.
Dit zijn nog onschuldige voorbeelden. Een bekeerde moslima pareerde de vraag of moslims zich zouden moeten distantiëren van IS met de opmerking dat christenen zich toch ook niet hoeven te distantiëren van de Ku-Klux-Klan of van de Mormonen?
De Mormonen? Wat hebben die arme Mormonen nu helemaal misdaan, behalve de inspiratiebron gevormd van een van de beste afleveringen van South Park (seizoen 7, aflevering 12). En alsof deze onwetendheid niet genoeg was, werd ook nog beweerd dat de wrede praktijken van de islam veel scherper werden veroordeeld dan de drugscriminaliteit in Columbia of de paardenhoofdenhobby’s van de maffia (‘paardenhoofdenhobby’ is mijn toevoeging, ere wie ere toekomt, H.B.).
Zou het werkelijk niet opkomen bij deze vrouw dat zij met zo’n uitspraak haar geloof op één lijn stelt met misdadige en genadeloze criminele organisaties? Dat genadeloos klopt in elk geval wel, wat de islam betreft: de Arabist Jan Jaap de Ruiter mag dan wel het aantal keren tellen dat het woord ‘barmhartigheid’ in de koran voorkomt voordat hij in slaap valt, maar barmhartigheid, zo leert dezelfde koran ons, is niks anders dan een luim van Allah.
‘De lezer dient bij Hizb-ut-Tahrir, de Partij van de Bevrijding, onder ‘bevrijding’ de Endlösung van elke vorm van non-islamisme uit deze bonte wereld te verstaan en de overheersing van de islam’
Dit is allemaal zo versleten, dit is allemaal zo gaapverwekkend, dit is tergend banaal, dit is allemaal een dodelijk vermoeiende herhaling van zetten – het voerde mij terug naar de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen wij immigranten nog gering in aantal en exotisch waren, en programma’s aan deze nieuwelingen werden gewijd, waarin een Marokkaans of Turks gezin onvermijdelijk rondom een grote schaal couscous werd gefilmd, de vrouwen in hun mooiste gandoura’s (satijnen, kleurige gewaden, met nepgouddraad, maar…zonder hoodddoek!) – burgerlijke tv-kitsch van de onderste plank. Gevaarlijke kitsch.
Het meest deprimerende was wel een bijeenkomst van de Hizb-ut-Tahrir, de Partij van de Bevrijding. De lezer dient onder ‘bevrijding’ de Endlösung van elke vorm van non-islamisme uit deze bonte wereld (die ‘gaat en gaat, zoals na dezen’) te verstaan en de overheersing van de islam – dat is wat ‘ware bevrijding’ inhoudt. Een van de sprekers had het over de euvels van deze wereld, waar tegen deze partij van de bevrijdende knechting strijdt en een ervan was ‘acceptatie van homoseksualiteit’.
Okay Pala, lid van deze partij, kwam ook aan het woord en sprak en zeide dat zijn buren hem wel eens scheef zouden kunnen aankijken omdat hij een baard droeg en zijn vrouw een hijab, want waren deze kenmerken wel als ‘radicaal’ te bestempelen? Nu, dacht ik, nu komt eindelijk de opmerking van de interviewer die iets van een bepaalde opwekkende prikkeling aan deze televisionele slaappil zou kunnen geven, namelijk: “Kijkt u dan een homoseksueel ook niet scheef aan, omdat u homoseksualiteit zegt niet te willen accepteren?”
Niks van dat. Je kon bijna horen dat de interviewer zelfvoldaan achter zijn microfoon knikte.
Uiterlijkheden, uiterlijkheden – maar het probleem met de islam zijn niet de uiterlijkheden, het gaat om de mentaliteit en een ware journalist en zichzelf respecterend nieuwsitem zou een pincet moeten gebruiken om onder de hersenpan te wroeten en niet veredelde modereporters erop uit sturen om te tonen hoe ‘gewoon’ ‘gewone’ moslims zijn.
Emblematisch voor de hele uitzending was Jan Eikelboom die gezellig op een tapijt gezeten aan het keuvelen was met de moslima’s die achterin de moskee, achter kamerschermen (de mannen bevinden zich vanzelfsprekend voorin): het toonbeeld van de eunuch in een harem. De zwarte castraat is een blanke journalist geworden en dat tapijt, al dan niet vliegend, is verder gekomen dan vijftig jaar islam in Nederland, laat staan de islam van de afgelopen eeuwen.