Wat mensen onderscheid van iedere andere diersoort is dat wij de behoefte hebben om betekenis te geven aan dingen waar van zichzelf geen betekenis aan zit. Dit is het verschil tussen natuur en cultuur, aldus historicus Rutger Bregman in zijn boek De geschiedenis van de vooruitgang (2014; 48). Mensen hebben zichzelf aangeleerd om zich af te vragen hoe de wereld in elkaar zit en op zoek te gaan naar diepere betekenissen. Mensen zijn als enige in staat zin te geven aan het leven.
Toch zien we vandaag de dag een probleem ontstaan. In Nederland gaan we steeds minder waarde hechten aan cultuur. We zien dat typische alfa-studies het moeilijk hebben en alfa-pakketten op middelbare scholen amper worden gekozen. Paradoxaal is dat mensen “onze culturele waarden en normen” steeds belangrijker zijn gaan vinden. Echter speelt zich dit af zonder enige diepgang, want cultuur in het onderwijs is onnodig. Het is normaal geworden om een studie te kiezen om vervolgens dat beroep uit te oefenen. Je studeert economie om manager te worden, bouwkunde om architect te worden of geneeskunde om arts te worden. Maar waarom zou je in hemelsnaam geschiedenis of filosofie gaan studeren? Om historicus of filosoof te worden? Wat heb je daar nu aan?
Het probleem is helder. De afgelopen maand werd duidelijk dat de studie geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam onder druk staat. Ook werd vorige week duidelijk dat de studie filosofie aan de Erasmus Universiteit niet zelfstandig zou kunnen blijven. De reden van deze constateringen zijn puur financieel. Rob Wijnberg schreef terecht dat leren nadenken schijnbaar te duur wordt geacht vandaag de dag (De dag dat leren nadenken te duur werd bevonden in De Correspondent). Eerder al schreef Johannes Visser in De Correspondent dat cultuur het voortgezet onderwijs uit werd verdreven.
Culturele vakken worden niet gezien als prestigieus. Mede door investeringen van de overheid werden vakken als natuurkunde als hoogst haalbare neergezet. Een studie in de exacte vakken zou immers een goedbetaalde baan opleveren. Dit had tot gevolg dat culturele vakken – zingevingsvakken – als minder belangrijk werden beschouwd. Alle leerlingen kregen immers maatschappijleer. Als MR-lid op een middelbare school heb ik ook ervaren dat vakken als BSM (Bewegen, sport en maatschappij) en NLT (Natuur, leven en techniek) de plaats innamen van filosofie, Grieks, Latijn en maatschappijwetenschappen. Aardrijkskunde is vooral gericht op platentektoniek en vergeet regelmatig de sociologische kant van het vak. Oftewel: scholieren worden niet meer cultureel opgeleid.
U vraagt zich vast af: “Wat maakt dat uit?”. Op zichzelf maakt dat natuurlijk niet uit. Als wij van mening zijn dat een studie gaat over welk beroep je later uit gaat oefenen is dat prima. Als wij vinden dat een studie gaat over het worden van “iets” in plaats van “iemand” is het prima om alfa-vakken en -studies te vergeten. Als wij enkel de behoefte hebben aan het produceren van nieuwe iPhones, het ontwikkelen van robots en het bouwen van nog hogere wolkenkrabbers, dan missen wij filosofen en andere alfa’s niet.
Als wij er behoefte aan hebben dat we ontwikkelingen duiden, geheel nieuwe ideeën bedenken en culturen willen doorgronden dan kunnen we dat niet met enkel en alleen bouwkundigen en andere bèta’s. Mijn pleidooi is in zijn geheel niet om te pleiten voor minder technische studies, maar wel voor een nieuwe impuls in cultuuronderwijs. Om te kunnen bouwen aan de samenlevingen van morgen hebben we mensen nodig die ons van nieuwe inzichten voorzien en in deze globaliserende wereld hebben we mensen nodig die een andere cultuur kunnen ontleden om deze begrijpelijk te maken.
Een deltaplan dat ertoe bijdraagt dat culturele opleidingen en vakken een investering krijgen, niet alleen financieel, maar ook maatschappelijk is een goede optie. We moeten ons goed beseffen dat wij anders zijn dan dieren. We moeten ons er goed van bewust zijn dat we die “waarom-vraag” blijven stellen en telkens weer op zoek gaan naar nieuwe manieren om zingeving mogelijk te maken. Alfa’s geven de samenleving de kans om uit culturele problemen te komen, om te zoeken naar nieuwe ijkpunten. We hebben mensen nodig die onze cultuur kunnen definiëren en vooruit kunnen helpen. We blijven – ook in de toekomst – mensen nodig hebben die ons kunnen vertellen wie we zijn en wie we gaan worden, anders zullen we verworden tot een samenleving van mensen die niet weet wie ze is.