Op ThePostOnline verscheen onlangs (inderdaad, het zoveelste) artikel over het actuele debat over racisme en seksisme in Nederland met de titel Be aware of over-awareness, geschreven door Carine Crutzen. Crutzen stelt dat we moeten oppassen met ‘over’-bewust te zijn wanneer het gaat om zwarte piet, racisme en seksisme. Haar artikel staat echter bol van loze beweringen en cirkelredeneringen.
Haar stelling is symptomatisch voor het actuele debat dat telkens met vergelijkbare beweringen gemakzuchtig weer ‘op slot’ wordt gezet en daardoor ophoudt een werkelijk debat te zijn. Gelet op de reacties onderaan haar artikel – dankbaar en opgelucht om deze ‘erkenning’ – is een klaagzang als die van Crutzen echter wel wat mensen graag willen horen. Het is belangrijk dit te herkennen en je tegelijkertijd af te vragen waarom mensen de zwarte pietendiscussie of discussies over seksisme zo graag af willen doen als – op z’n best -‘overdreven’ en in het ergste geval als onnodig gezeur.
Precies zoals Femke Kaulingfreks en Bodil Kok onlangs in de Volkskrant al opmerkten, zijn veel klaagzangen (zoals ‘de discussie moe zijn’ of ‘waar maken mensen zich druk om’) de dooddoeners waarmee je praktisch iedere gesprekspartner de mond mee snoert. Wanneer je die zogenaamd hyperkritische vriend(in) op het feestje wegwuift toon je een gebrek aan respect.
Maar méér nog dan dat tonen de ‘gevoelige’ discussies van de laatste maanden – of het nu gaat om feminisme en vrouwenversierders of zwarte piet – iets anders. Ze missen een openheid omdat mensen zich diep van binnen continu op de tenen getrapt voelen. Zoals de omroepdirecteur in Sunny Bergman’s documentaire wanneer hij aangeeft dat hij zich gediscrimineerd voelde toen hij als student D66 stemde.
Crutzen werpt op dat Bergmans documentaire niet het racisme van zwarte mensen ten opzichte van blanke mensen (zwart versus blank?) bespreekt. Ze noemt dit zelfs “nogal gekleurd en racistisch gedacht naar mijn mening, maar enfin.”
Enfin, dit is géén opbouwende kritiek ten aanzien van Bergmans documentaire. Deze bewering neemt Crutzen zó kort door de bocht dat ze hier, ja, uit de bocht vliegt.
Hoe dan ook, ik wil wat anderen zeggen serieus nemen. Had Bergman ook moeten spreken over hoe blanken wekelijks, zo niet dagelijks, te maken hebben met racisme? Nee, dit is uitdrukkelijk níet waar de discussie overgaat. Een (heel klein) deel van de discussie zou misschien kunnen gaan over ‘white privilege’ en hoe sommige mensen het gevoel hebben dat dit privilege nooit voor hun gold.
Maar hier heeft Crutzen het niet over of ze gaat er niet dieper op in. Wat deze zinnen wel zijn is een zoveelste verdediginsmechanisme; mensen willen niet graag over ‘zware’ woorden als racisme en seksisme spreken omdat ze zo bang zijn er zelf van beschuldigd te worden. De discussies gaan over iets wezenlijks dat bedreigend voelt voor ons ego. Het gaat om verandering. Verandering is soms fantastisch en soms heel eng. Het is ontwrichtend voor het beeld dat we hebben van de maatschappij, voor onze denkpatronen en ons zelfbeeld.
Voor Crutzen staat het buiten kijf dat we allemaal racistische neigingen hebben. Maar is dat het geval? En hoe zou dat komen? Tijdens een lezing in Utrecht sprak Zihni Ozdil over het fenomeen ‘Dutch exceptionalism’. Deze uitdrukking heeft betrekking op de neiging van de Nederlandse overheid en instituties (en soms ook de academische wereld) om onze geschiedenis te pasteuriseren. Ofwel, zeer gevoelige thema’s als slavernij, kolonisering en racisme op een bepaalde manier verdraagbaar (en als gepasteuriseerde melk zelfs houdbaar) te maken en ze hiermee uit het kritische blikveld van de burger te houden.
De overheid vermijd liever het woord racisme. En net als overheidsinstanties schieten mensen in de verdediging als dingen bij hun naam worden genoemd. Zo vindt Crutzen dat je niet alles moet scharen onder de noemer discriminatie, racisme of seksisme, want “daarmee haal je de ernst van waar slachtofferschap onderuit”.
Integendeel, je moet racisme en seksisme bij zijn naam noemen. Wanneer je dat niet doet ontken je dat er überhaupt racisme en seksisme in de samenleving bestaan. Dan is er geen discussie en heb je de ander weer zelfvoldaan de mond gesnoerd.
Ten slotte verwijst het artikel naar Bergmans experiment in het park waaraan drie jongens met een verschillende huidskleur deelnemen: “Is het niet zo dat crimineel gedrag in dit land het meest voorkomt bij mannen van allochtone afkomst? Is het dan vreemd dat het doorzagen van een fietsslot bellen doet rinkelen bij niets vermoedende voorbijgangers?”, zo vraagt ze. Hier zit juist de crux. Deze bewering is impliciet onderdeel van het probleem want het gaat in dit experiment om vooroordelen. Nee, misschien was het niet vreemd dat de voorbijgangers gealarmeerd waren toen ze een jongen een fiets zagen doorzagen. Wel is het typerend dat het blijkbaar, voor zowel de voorbijgangers als voor Crutzen, bijna vanzelfsprekend wordt gevonden dat het de allochtoon is (en niet de blanke) die daadwerkelijk een fiets probeert te stelen. Want dat is, veronderstelt ze, wat algemeen bekend is. De combinatie van het woord allochtoon en media zijn op zichzelf al problematisch genoeg en de stigmatiserende rol van de media laat ik maar even voor wat het is.
Ik geloof best dat veel mensen de discussie beu zijn. En ze worden de discussies op den duur zó zat dat er maar twee mogelijkheden zijn: of ze sukkelen door, constant zichzelf verdedigend óf er is op bepaald moment een ‘turning point‘. Dit punt, kan ik wel voorspellen, doet zich waarschijnlijk vanzelf wel een keer voor, alleen is dat vaak op het moment dat de geschiedenis haar gelijk al heeft bewezen en je lang en breed achter de geraniums zit.
Een daadwerkelijke bewustszijnverandering is een onomkeerbare verandering in het denken. Het verkrijgen van een nieuw inzicht en het loslaten van verdedigingsmechanismes. Op een dag zie je het; zwarte piet is een archaïsch overblijfsel van ons koloniale verleden, en we liggen achter, de geschiedenis haalt ons in. Exit Piet.
En ik beloof je, je zal een gevoel van vrijheid ervaren. Een werkelijke verbondenheid met die ‘ander’ en met de (reali)tijd waarin je leeft.