Karl-Heinz Lambertz (62) was vijftien jaar premier van de Duitstalige Gemeenschap in België. Sinds dit jaar is hij voorzitter van het Duitstalige parlement. De staatsman spreekt over de regering, zijn Heimat en de toekomst van België. ‘Als de brokken in het rond vliegen, moet je er met je hoofd niet tussen komen.’
Karl-Heinz Lambertz aan zijn bureau in het parlement van de Duitstalige Gemeenschap. “Ik ben bijzonder achterdochtig als ik met voorstellen van de N-VA te maken heb”, zegt Lambertz (Sozialistische Partei) in zijn werkkamer in Eupen. De Vlaams-nationalistische N-VA van Bart de Wever is de grootste partij binnen de regering-Michel, die naar Belgische maatstaven ongekend bezuinigt. Volgens Lambertz voert de N-VA iets in haar schild.
“Tot het tegendeel bewezen is, strijdt die partij voor een onafhankelijk Vlaanderen”, zegt Lambertz. “Er is natuurlijk geen elfde gebod dat staten altijd moeten blijven zoals ze zijn, maar ik zie de toekomst van België heel anders. Daarom koester ik een groot wantrouwen jegens de N-VA. Ten tweede is het merkwaardig dat de Belgische premier niet uit de sterkste regeringspartij komt. Dat is niet optimaal. Het maakt het geheel niet eenvoudiger.”
Hoezo?
“Ik denk dat de sterkste partij ook de verantwoordelijkheid voor het geheel moet aanvaarden. De N-VA wil en doet dat niet. De sterke man van de partij (De Wever, red.) zit bovendien niet in de regering. Dat is ook niet verboden, maar bewijst wel dat de N-VA een eigen politieke strategie heeft. De partij is in Vlaanderen zeer machtig en heeft de socialisten van boord gehouden, maar neemt geen verantwoordelijkheid.”
Is dat gevaarlijk voor de regering?
“De vraag moet zijn: is het voor het land gevaarlijk? Het consolideert in ieder geval niet het voortbestaan van België. Het is voor de regering trouwens ook gevaarlijk, omdat de N-VA een sterke positie heeft, zowel als de regering de rit uitzit als wanneer zij valt. Dat is goede politieke tactiek. Als een partij een bijzonder sterke positie heeft, is dat voor het overleven van een regering niet onproblematisch.”
Ik spreek Lambertz in zijn werkkamer in het Duitstalig parlement aan de rand van het hoofdstadje Eupen. Op zijn bureau staan foto’s met zijn twee kleinkinderen, in de hoek staan de vlaggen van de Duitstalige Gemeenschap, België en de Europese Unie. Lambertz spreekt rustig en in volzinnen. Hij tekent tijdens het gesprek vier A4’tjes vol met rechthoeken, jaartallen en boomdiagrammen.
Tijdens de diepe politieke crisis van 2008 was u koninklijk bemiddelaar in Brussel. U zei toen: een staatshervorming gebeurt niet voor de regionale verkiezingen van 2009. Dat zag u goed. De Vlamingen en Walen konden het niet zeggen, maar misschien omdat u Duitstalig bent…
“Een Duitstalige Belg kan evidente dingen soms inderdaad beter zeggen dan een Vlaming of Waal, omdat er bij hen van alles achter hun uitspraken wordt gezocht. Maar je hoefde geen genie of helderziende te zijn om in de zomer van 2008 te zeggen dat er voor de verkiezingen van 2009 geen oplossing in het BHV-dossier zou komen. Dat was evident. Hoewel, het was toentertijd een politieke kwestie.”
Zijn er meer Duitstalige politici nodig op het federale niveau?
“Daar ben ik heel voorzichtig en sceptisch over. Duitstaligen moeten erkennen dat ze een minderheid in België zijn en dat ze op de lange duur noch scheidsrechter noch bemiddelaar kunnen zijn. Ze moeten evenmin een van de partijen gelijk geven om daar snel voordeel uit te halen. Dat heeft uiteindelijk fatale gevolgen.”
“De fundamentele compromissen die België nodig heeft, kunnen alleen de Vlamingen en Walen bereiken. Uit de Duitstalige Gemeenschap kan een keer een proefballonnetje komen, maar in beginsel moeten Duitstaligen zich zelfbewust en heel terughoudend opstellen. Als de brokken in het rond vliegen, moet je er niet met je hoofd tussen komen.”
Wat kan gebeuren bij een inmenging op een verkeerd moment?
“Als wij ons er teveel mee bemoeien, is het gevaar zeer groot dat wij aan het eind, als er een oplossing komt, de schuld krijgen van alles wat daar aan frustratie of ergernis ontstaan is. Dat is niet in ons belang. Het is zeer, zeer risicovol om zich te zeer op de eerste rij te begeven.”
Bent u met te weinig om op federaal niveau wat uit te richten?
“Natuurlijk. Als de Duitstalige Gemeenschap groter zou zijn, als de deelnemers aan de Parijse onderhandelingen in 1920 een groter stuk Duitsland aan België gegeven zouden hebben, dan waren de reële machtsverhoudingen anders. Maar dat is geschiedenis.”
Hoe realistisch is volgens u een einde van België?
“De komende vijf jaar hebben we in de landelijke politiek een wapenstilstand of pauze. Maar men kan niet over het hoofd zien dat de grootste Belgische partij, de N-VA, als doel een onafhankelijk Vlaanderen heeft. Regeringsdeelname verandert niet haar langetermijndoelen. Dan nog geloof ik niet dat we in de richting van het einde van België bewegen. De problemen die daarmee verbonden zijn, zijn simpelweg nog veel groter dan de problemen die men moet oplossen voor een evenwicht binnen de Belgische staat.”
Hoe moet het dan verder?
“Ik geloof dat de Belgische bondsstaat zich door de zesde staatshervorming geconsolideerd heeft. Het omvormen van onze staat is een continu proces. Na de zesde komt ongetwijfeld een zevende en een ook achtste staatshervorming. België zoekt voortdurend naar een evenwicht tussen de verschillende regio’s en taalgemeenschappen, een evenwicht tussen eigen verantwoordelijkheid en solidariteit.”
Is er een einddoel?
“Ik ken geen bondsstaat die kan zeggen: nu ben ik definitief gevormd en toegerust. Er is overal met tussenpauzen de behoefte aan hervorming en verdere ontwikkeling. Dat zal in België ook zo zijn, alleen al vanwege de verdere Europese integratie. Maar ik geloof niet dat we al definitief gevormd zijn, zoals Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland dat wel zijn. Er is nog een reeks thema’s open.”
Wat moet er nog gebeuren?
“Dat weet ik natuurlijk niet. Maar je hoeft de standpunten van Vlamingen en Franstaligen maar te bestuderen om vast te stellen dat nog veel onopgehelderd is. Ik ga ervan uit dat we vanaf 2017, 2018 weer een versterkte discussie over de toekomst van België hebben.”
Wat gebeurt er met de Duitstaligen als België ophoudt te bestaan?
“Als België uiteen zou vallen, blijven voor ons drie opties over. We kunnen een eigen staat beginnen, een staatje zoals er in Europa nog meer bestaan. We kunnen ook aanhaken bij een van de andere delen van België. Dat kan Wallonië zijn, maar ook Vlaanderen. De andere hypothese is aansluiten bij een bestaand land, als dat daartoe bereid is. Dat kan in principe elke staat ter wereld zijn, maar realistisch gaat het om Duitsland of Luxemburg. Dat is het theoretische antwoord.”
Wat is het praktische antwoord?
“Als je verder wilt gaan, moet je de individuele mogelijkheden testen. Als het om aansluiting bij een ander land gaat, moet je kijken hoe de partner daar tegenover zou staan. Die stap zou echter an sich een politieke betekenis hebben. Tot dusverre hebben we die niet gezet, omdat niemand ervan uitgaat dat daartoe de noodzaak bestaat.”
U zegt zich bij verschillende gebieden te kunnen aansluiten en ook onafhankelijk te kunnen worden. Wat zegt dat over de identiteit van de Duitstalige Belg?
“België is een typisch voorbeeld van een veelvolkerenstaat. Je kunt moeilijk zeggen: hoe spreekt men Belgisch? Geen enkele Belg, of toch zeker een minderheid, kan zijn Belgische identiteit los zien van zijn Vlaamse of Waalse identiteit. En voor Duitstaligen is dat gelijksoortig.”
Waar voelt u zich buiten de Duitstalige Gemeenschap eigenlijk het beste thuis?
“Ik voel me alleen bij mij thuis, omdat ik nu thuis ben. Ik voel me noch in Wallonië, noch in Vlaanderen thuis. Mijn huis is hier, en de andere delen zijn de andere delen van België. Ik sta niet iedere dag met de vraag op in mijn hoofd: voel ik me eerder een Vlaming of een Waal?”
U voelt zich niet beter op uw gemak bij de een of ander?
“Nederlands is een Germaanse taal en Duits ook. Bij voorbaat is de toegang tot Vlamingen dus gemakkelijker. Maar anderzijds leren we hier vanaf jonge leeftijd intensief Frans. De betrekkingen met de Walen zijn bovendien veel sterker dan met de Vlamingen, omdat we direct aan Wallonië grenzen. Wallonië oefent hier nog een hele reeks bevoegdheden uit, die nog niet aan de Duitstalige Gemeenschap overgedragen zijn. Daardoor zijn we samen met dingen bezig, veel meer dan met Vlaanderen het geval is.”
In reactie op de besparingsplannen van de Zweedse coalitie protesteren uw socialistische collega’s Mayeur en Di Rupo op straat. Kunnen we van u ook zoiets verwachten?
“Nee. Ik zal zeker niet deelnemen aan protestacties, omdat ik dat niet verenigbaar vind met mijn ambt als parlementspresident. Ik houd politiek gezien ook niet van deze regering, maar het is de koers die een democratische legitimatie heeft. Men mag in geen geval het werk op het ene gebied gebruiken om oppositie op een ander niveau te voeren. Als een land correct wil functioneren en niet het gevaar wil lopen uit elkaar te springen is dat fundamenteel. Dat is onafhankelijk wat ik vind van wat de federale regering hier of daarover besloten heeft. Dat is een andere discussie.”
U bent de grote man in een klein gebied. Is dat jammer? Was u graag in een groter gebied politicus geweest?
“Ik had me goed kunnen voorstellen in grotere stadions te spelen, als daartoe de gelegenheid was geweest. Maar als politicus uit de Duitstalige Gemeenschap zijn de stadions die je kunt doorlopen van tevoren bepaald. Ik heb geprobeerd goed te spelen waar ik werd opgesteld. Ik heb me heel zelden in mijn hoofd gehaald hoe het geweest zou zijn als ik niet in Oost-België, maar in Oost-Duitsland, Groot-Brittannië of Oostenrijk geboren zou zijn. Het is zoals het is.”
Dit interview verscheen eerder op het blog van Ties Brock.