Agnes Jongerius (54) zit sinds een halfjaar in het Europarlement namens de PvdA.Na een half jaar in Brussel blikt Jongerius terug, en vooruit. Een gesprek in Brussel met de voormalige FNV-voorzitter over Europa, bijbanen en de Haagse patatbalie.
Een tijd terug kwam in het nieuws dat veel Nederlandse Europarlementariërs bijbanen hebben. U ook. Begrijpt u de ophef daarover?
“Ja, ik kan dat wel begrijpen. Ik kan dat ook uitleggen. Het was alleen wel handig geweest als de journalist mij even gebeld had voor hij het verhaal in de krant zette. Want dan had ik kunnen uitleggen dat ik bij PostNL werknemerscommissaris ben op verzoek van de werknemersraad. Dat ik daar anderhalf jaar geleden begonnen ben. En dat ik bij mijn kandidaatstelling voor de PvdA gezegd heb dat ik het werk graag wilde blijven doen, maar dat ik het geld dat ik daarmee verdien weggeef aan een nuttige instelling, het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam.”
Begrijpt u dat mensen zeggen: ‘Maar dat is ons geld’?
“Het zou handig zijn als de journalist opschrijft dat ik dus geen geld extra bijverdien. Dat was namelijk het échte verhaal geweest. Maar blijkbaar past dat niet in het plaatje. Ik denk dat het ook belangrijk is de afspraken die je hebt gemaakt na te komen en deze afspraak was ik al eerder aangegaan. Het is verder belangrijk dat je je met meerdere onderwerpen bezighoudt dan alleen wat er hier in dit parlementsgebouw gebeurt. Het is ook een reality check.”
In Europa gaat u ook over de liberalisering van de postmarkt. Heeft u dan twee petten op?
“Heb ik het idee dat ik moet stemmen met twee petten op? Ik denk dat ik alles vanuit dezelfde oriëntatie en levenshouding doe. Als werknemerscommissaris maak ik mij druk over werk en faire arbeidscondities en kan dat heel goed binnen de sociaaldemocratische fractie waar ik lid van ben. Dus ik heb niet het idee dat ik met mezelf in de knoop hoef te zitten.”
Maar het is PostNL dat u daar betaalt. U dient dan toch ook hun belangen?
“De Nederlandse corporate governance code schrijft voor dat de ondernemingsraad recht van voordracht van commissarissen heeft. En iedereen zit daar met zijn eigen oriëntatie. Uiteindelijk ben je een college, en ga je zeg maar over het beleid van het bedrijf. Maar als je het echt verder over PostNL wil hebben dan stop ik hier nu met dit interview. Het beleid van PostNL, daar hebben we een directie voor. Dit is niet het onderwerp waarover je gezegd had me te interviewen. Ik vind gewoon niet dat ik als commissaris van PostNL in de positie ben daar uitspraken over te doen.”
Ander onderwerp: de PvdA-fractie in Europa. Uw voorgangers…
“Ga ik ook niks over zeggen.”
Het gaat niet best met de PvdA in Nederland. Denkt u dat het nog goed komt voor de verkiezingen van 18 maart?
“Weet je wat zo fijn is aan werken in het Europese parlement? Dat je van al deze Haagse zaken op afstand staat. En dat je er ook geen uitspraken over hoeft te doen. Wat ik dus ook niet ga doen.”
U wilt daar niks over zeggen?
“Nee.”
Hebt u zelf het idee om nog een keer in Nederland terug te keren? Bijvoorbeeld in Den Haag?
“Brussel past mij erg goed. Misschien wel omdat hier niet iedereen met spindoctors rond hoeft te lopen. Sommige mensen klagen over een gebrek aan journalistieke interesse in Brussel, maar als het alleen gaat over de poppetjes dan kun je beter voor de lange lijnen in Brussel werken.”
Zou Den Haag dan wel iets voor u kunnen zijn?
“Dat vind ik eigenlijk een gekke vraag. Ik zit nu hier. Ik zit hier pas vier maanden en ik wil graag dit werk goed doen. En wat ik hierna ga doen… Ik weet niet wat ik ga worden als ik groot ben, geen idee.”
Hoe bevalt het u als politicus?
“Het is best een moeilijk vak.”
Moeilijker dan u had gedacht?
“Dat klinkt alsof ik er niet over na heb gedacht voor ik er aan begon. Dat is een beetje een blonde opmerking en het is ook niet zo. Ik vind de onderwerpen waar ik nu mee bezig ben, sociale zaken en werk, eerlijke handel en vrijhandelsverdragen, razend interessant. Ik ben eigenlijk nog niet toe aan optellen en aftrekken of een evaluatie.”
Wanneer kunnen we u daar wel naar vragen?
“Als ik een jaartje rondgedraaid heb. Iedereen is nu nog een beetje aan het opstarten. Nieuwe commissarissen of oude commissarissen op nieuwe onderwerpen. Welke ruimte krijgen ze? Net als iedere nieuwe baan is het ingewikkeld omdat je niks op routine kunt doen. En er spelen zo enorm veel onderwerpen, dat je die niet allemaal bij kunt houden. Dat betekent dat je je moet specialiseren.”
Zijn er voldoende PvdA’ers om u te kunnen specialiseren? Kunt u dan wel alles afdekken?
“Nee. Er zijn twintig commissies en we volgen er zeven rechtstreeks. We hebben natuurlijk ook nog ondersteunend personeel, die kijken naar de andere commissies. Ik ken niet alle ins en outs van de landbouwbegroting, dus op sommige punten moet je ook in de grote sociaaldemocratische fractie zeggen: we vertrouwen elkaar een beetje. En dan krijgen we van dit soort lijstjes. Dus dat moet je volgen. Hier hebben we meegestemd met de sociaaldemocratische groep. Als je mij precies vraagt wat ik op amendement 23 van de landbouwbegroting heb gestemd: ik kan het je niet zeggen.”
U zegt niet over alles wat te weten. Maar wordt dat niet gewoon van politici verwacht?
“Als je mij vraagt wat er in de visserijsector speelt kan ik je dat echt niet uitleggen. Ik kan hier op de computer uitzoeken wie het wel doet, en je daar naartoe sturen. In dat opzicht is het dus anders dan bij de patatbalie in Den Haag, zoals dat genoemd wordt, waar ze al dan niet met een roze plopkap vragen: ‘Wat is uw opvatting over Jael Jablabla?’
Dat gebeurt je hier dus niet.”
Als iemand u bijvoorbeeld iets vraagt over schaliegas dan zegt u: ‘Daar ga ik niet over’?
“Dan zeg ik: ‘Paul Tang volgt het energiebeleid. Meld je bij Paul Tang.’ ”
Hebt u eigenlijk nog veel contact met de FNV of andere bonden in Europa?
“Zeker.”
Wat hebt u daaraan dan?
“Het helpt als je de Europese Commissie bijvoorbeeld vragen wilt stellen over de manier waarop de chauffeurs bij IKEA worden behandeld. Dat je even snel kunt bellen met oud-collega’s die de stukken hebben enzovoort. Die zeggen: ‘Als je die vraag net even wat anders stelt dan zijn wij daar verder mee geholpen.’ ”
Spreekt u wel eens andere politici met een vakbondsverleden? Wim Kok bijvoorbeeld?
“Die spreek ik wel eens ja. Tussen Wim Kok en mij zitten nog wel een paar generaties. Hij heeft een heel andere overstap op een heel ander moment gemaakt. Hij is overigens iemand die in deze fase van zijn leven graag zijn kennis en ervaringen overdraagt.”
Wat kan hij u leren?
“Hij kan me iets leren over wat voor soort afwegingskader hij gebruikt heeft. En hoe hij de verschillen tussen het vakbondswerk en de politiek ziet. Het is een ander soort arena.”
Een ‘afwegingskader’…wat is dat?
“Nou, hoe je tot besluiten komt, hoe je jouw strepen in het zand trekt. Waar je op let en waar niet op.”
Kunt u daarvan een voorbeeld noemen?
“Nee.”
Uw beleidsterrein: waar kunt u zich het meest kwaad over maken?
“Ik word kwaad van het feit dat werknemers onderling in concurrentie worden gebracht. Dat een werkgever zegt een transportbedrijf uit Cyprus te zijn maar ondertussen gewoon de planning doet in Geldermalsen en de chauffeurs in een fruitloods laat slapen. Dat vind ik schandelijk.
“Op een hoger beleidsniveau word ik pissig van het feit dat men onder de noemer van ‘minder regels’ álle regels ter bescherming van de gezondheid van werknemers bij het oud papier wil zetten. Dat klopt gewoon niet.”
Die Cyprus-constructies, kunt u daar iets aan veranderen vanuit Europa?
“Dat kan. Ook Nederland kan iets doen: gewoon arbeidsinspecties langs sturen. Maar we moeten ook op een aantal punten in Europa de regels veranderen. Werknemers die hetzelfde werk doen in hetzelfde land moeten gelijk beloond worden, waar ze ook vandaan komen.”
Wanneer kunnen we die regels verwachten? Wanneer mogen we u daarop afrekenen?
“Euh…ehm… Vraag één is: gaat het ons lukken om het volgende week in het werkprogramma van de Commissie te krijgen? Als het daarin komt is het een kwestie van in 2015 de regels bespreken. En dan in 2016 omzetten…dat is het snelste.”
Dan gaan er alweer twee jaar overheen? Is dat Europa?
“Ik ben bang van wel, ja.”