Nog maar enkele weken geleden kregen honderden journalisten van regionale dagbladen te horen dat ze hun baan kwijtraken. Het is niet de eerste keer dat journalisten massaal op zoek moeten naar ander werk, dat redacties inkrimpen en dat er discussie ontstaat over de vraag of de journalistiek haar democratische taak nog wel kan vervullen. Is de democratie in gevaar?
Politici hebben deze kwestie ontdekt. Hun hoog opgeleide partijleden praten er graag over en lijken te vragen om ingrijpen. Er zijn steeds minder gemeenten waar verslag wordt gedaan van gemeenteraadsvergaderingen. Hoe moeten burgers er nog achter komen wat er lokaal wordt besloten? Om deze reden heeft Amsterdam zich verbonden aan een structurele subsidie voor de lokale zender AT5, omdat anders de lokale politieke verslaggeving teloor zou gaan.
Dezelfde klacht horen we uit Brussel. Er is te weinig journalistieke aandacht voor politieke processen op Europees niveau en het aantal Brusselse journalisten staat in geen verhouding tot het aantal in Den Haag. En dus bestaan er allerlei subsidiepotjes om journalisten over te halen vanuit een Europees perspectief verslag te doen.
De discussie over journalistieke subsidies laat zien hoe weinig inventief politici zijn. Subsidie klinkt nuttig en dus worden alle nadelen simpelweg genegeerd. Het gaat daarbij niet alleen om de teloorgang van journalistieke onafhankelijkheid, maar vooral om het feit dat gesubsidieerde media geen prikkel hebben om naar het publiek te luisteren.
De vraag is bovendien of er zo weinig geld is. Haagse journalisten vullen hun tijd met roddelen, elkaars interviews afluisteren en wachten op politici die niets te vertellen hebben. Ze kunnen hun tijd beter besteden, maar in de discussie over journalistieke subsidies wordt dat vaak vergeten. Met subsidie maakt het helemaal niet meer uit waar je je tijd in steekt. Elke prikkel tot efficiënt werk gaat verloren.
Soms verdwijnen titels, maar er komen ook nog steeds titels bij. Vooral kranten verdwijnen, online media ontstaan. Een medium als Jalta dat zich nog moet bewijzen, maar het ontstaan ervan laat zien dat er nog steeds ondernemers zijn die brood zien in ongesubsidieerde titels. Zolang dat gebeurt, is er natuurlijk geen subsidie nodig. Maar belangrijker is: als morgen alle kranten stoppen en daarmee ‘het nieuwsaanbod verschraalt’, ontstaan nieuwe prikkels om nieuwe producten te ontwikkelen. Maar traditionele media die onder druk staan hebben daar natuurlijk niks aan.
Waar komt die roep op subsidie dan vandaan? Het is moeilijk geen verband te zien met de manier waarop nieuwe en traditionele media politiek verslaan. Bij traditionele media kunnen politici hun verhaal vaker kwijt dan bij nieuwe media: niet alleen de hoeveelheid aandacht voor politiek is er meestal groter, ook kunnen politici er makkelijker primeurtjes lekken. Heel gek dus dat politici graag meedenken over subsidie voor regionale televisiezenders en kranten en nooit bezig zijn met subsidie voor websites en online magazines.
Voorspelling voor 2015: aangezien de oplages van de kranten nog steeds dalen, zal de roep om subsidie komend jaar alleen maar toenemen.
Chris Aalberts blikte in vijf afleveringen terug op 2014, maar ook vooruit.