Feliz anus novo, queridos amigos e amigas! U dacht natuurlijk dat ik op 1 januari – als tegendraadse dwarsligger, archetypische #rebelheart en oerhipster – weer begonnen ben met paffen, zuipen, witte heroïne, crack, rood vlees en het condoomloos naaien (‘latexallergie’) van minderjarig seropositief hoerenspul, na een jaar geheelonthouding notabene. Typisch Tuur, hoor ik u al instemmend brommen.
Maar ik moet u teleurstellen: ik bracht de jaarwisseling sereen & zen door op een geheime locatie in De Algarve. Een Teutoons vijfsterrenresort, gestoeld op de principes van Sebastian Kneipp, Rudolf Steiner en Melly Uyldert. Het betrof de lancering van een grootschalig door Brussel gefinancierd stoelgangtransplantatie-project dat het geconstipeerde Europa weer aan het poepen moet krijgen. Het klonk zo aanlokkelijk, leest u maar even mee:
“De techniek bestaat erin om verdunde stoelgang van een gezonde persoon in de darm van een patiënt te brengen met een sonde langs de mond of de aars. De bedoeling is om de samenstelling van de darmflora (microben die normaal in de darmen en stoelgang zitten) te herstellen.”
U kunt het trouwens ook gewoon thuis doen, dat scheelt weer een paar centen!
Enfin, ik meldde mij dus aan als donor – bij voorkeur zonder sonde want dat vind ik te kinderachtig voor woorden – maar toen bleek ik proefkonijn! De details van het in de brochure beloofde oudjaarsvijfgangendiner zal ik u besparen. Kutmoffen! Niks sereen & zen! Arschlöcher!
Een andere tegenvaller waarmee ik 2015 begon was het aantal Grossmäuler dat facebook verliet: NUL! Helemaal niemand! Maandenlang moest ik het aanhoren: ik verlaat facebook vanwege die fascistische privacytoestanden van de nazi Zuckerberg. Typisch Nederlands dacht ik nog, gratis lid zijn van een club en toch steen en been klagen. Voor een dubbeltje op de eerste rij willen zitten, als het ware. Bij mijn weten is driekwart van mijn facebookvrienden werkloos én werkeloos (al dan niet met een wajong-uitkering wegens psychisch haperen), worden ze om 1300 uren wakker, beschrijven en fotograferen dan hun ochtendbolus, die technisch gezien een middagbolus is, draaien een saffie van het merk Texas, slenteren dan zuchtend naar de Jumbo voor de dagelijkse dosis halveliterblikken bier van het merk De Klok, lenen vijf euro voor een kantenklare joint bij de naburige koffiesjop en gaan uiteindelijk op twitter beschrijven wat ze op de treurbuis zien. Ik bedoel: daar zit Mark Zuckerberg op te wachten.
Als tegenactie heb ik iedereen ontvriend die gillend en schuddebuikend en rollend over de vloer van het hysterisch lachen naar Joep Hek keek en nu heb ik nog maar 8 vrienden in plaats van 5000. Van die 8 vrienden hebben er vier exotische namen en hele grote tieten dus dat zullen wel gemene Afroafrikanen uit het verre Nigeria zijn die mijn schaarse centjes willen aftroggelen. Dat maakt natuurlijk niks uit wat ik trek mij evengoed af op de kiekjes van hun valse accountjes. Enfin, de wolven huilen maar de karavaan trekt verder en daar wil ik het bij laten wat grijze kerkratten betreft die het hardst brullen over het recht op privacy.
2015, queridos amigos e amigas, wordt natuurlijk het jaar waarin mijn langverwachte roman Vandalusia verschijnt. Veel jongelui (in 2014 waren het er naar beneden afgerond zevenhonderdvijftigduuzend) mailen mij met de met de brandende noodkreet: mijnheer van Amerongen, ik wil net als u graag succesvol glamourschrijver worden. Hoe zit dat? Ik schrijf ze dan altijd terug: lees je? Meestal antwoorden ze dan: waar hep dat ik nou weer voor nodig, mijnheer van Amerongen, lezen is stom en ouderwets!
Toen ik nog radio deed met Robbie Muntz kregen wij eens ongevraagd een puisterige jongeman op visite in de studio die riep dat hij dolgraag net als wij hartstikke geestige radioprogramma’s wilde maken. Ik vroeg of hij wel eens naar de radio luisterde maar dat vond hij niet nodig. Daar zakt toch godverdomme je broek van af, waarde lezer!
Iedereen wil schrijver worden maar niemand leest nog. Ik heb nu een standaardantwoordbrief voor de aspirantschrijver waarin ik hem of haar puntsgewijs duidelijk wil maken dat hij of zij beter bolletjesslikker kan worden. Dan haal je tenminste nog eens de krant, zij het slechts met je initialen. En in de bajes in Columbia of Peru heb je meer seks dan als schrijver in de Algarve! Ik ben een beetje van de ouderwetse stempel wat het schrijven betreft. Niet voor niets noemt mijn chef Bert Brussen mij altijd taalnazi en dan klak ik maar wat met de hakken van mijn laarzen. Ik vind dat je als beginnend schrijver minimaal de bijbel (uiteraard de Statenvertaling) uit je hoofd moet kennen. Een grondige kennis van de oertekst in het Hebreeuws is mooi meegenomen maar dat schrikt ietwat te veel af, vermoed ik zo. Kennis van de mythologie in de grondtaal, ach laat ook maar.
Bon. Daarnaast moet de beginnend schrijver de kinderliteratuur kennen, van Pietje Bell tot Annie M.G. en die homo’s van de Kameleon. Het gaat wat de Kameleon betreft niet zozeer om het taalgebruik maar om de fantasie: wat doen twee knullen in een boot in Friesland waar verder niks te doen is, en dan ook nog eens op een regenachtige maandagochtend. Juist ja. Verder behoort de jonge schrijver de canon van de Nederlandse literatuur te kennen, minus het werk van Arthur Japin. Een doorsnee kennis van de Franse, Duitse en Engelse literatuur in de grondtalen is niks bijzonders, dat noem ik gewoon dagelijkse kost. Het is natuurlijk aardig als men ook nog eens Pessoa in het Portugees kan lezen en Cervantes in het Spaans maar wie ben ik om de lat zo hoog te leggen?
Wat mijn taalnazischap betreft: de grammatica is het gereedschap van de schrijver dus een totale beheersing daarvan lijkt mij vanzelfsprekend. Ik bedoel, een timmerman gaat toch ook niet hameren met een dildo? Alles goed en wel, mijnheer van Amerongen, hoor ik de jonge schrijver piepen, maar kan ik nu met mijn roman beginnen? Wat heb je te melden, schrijf ik dan. Ik bedoel, ik heb ook helemaal niks te melden maar ik schrijf het tenminste geestig op, in correct Nederlands. Bovendien rust Gods zegen op mijn geouwehoer en ben ik knap.
Laatst schreef een knul mij dat hij een half jaar aan de coke had gezeten en zijn leraar metaaltechniek eens had afgezogen voor een Breezer. Ik vond het een leuk begin maar helaas was de knul zo lelijk als de nacht en liep hij op krukken. Ik had hem uitgenodigd in de Algarve maar eenmaal op de luchthaven in Faro, bleek hij net zo lijzig te praten als die strontvervelende zoon van Walter White in Breaking Bad: ‘da-had, da-had, you ki-hilled un-cle Hank.’
Ik schenk de schrijvende jeugd ook woorden van troost. ‘Beste aspirantlezer, je kunt ook een Joost de Vries worden, de nieuwe Mullis.
Die gaat iedere zaterdagmorgen om 10 uur (door de week heeft hij het te druk) achter zijn bureau onder de dakkapel zitten met een thermoskan warme chocolademelk en een pak spritsen van het merk Nobo en verzint dan tot 1900 uren literatuur, als zijn moeder hem roept voor de warme maaltijd, Het nadeel van Joost is dan weer dat niemand van het volk zijn epische werken leest omdat hij geen vrouw is hoewel hij er wel zo uitziet. Dat is dan meteen mijn uitsmijter voor de jonge schrijver: alleen wijven lezen nog, en het liefst boeken van wijven. Dat is natuurlijk niet helemaal waar want mannen lezen nog wel boeken over voetballers, auto’s en wijn. Resumerend kan ik concluderen dat ik de jeugd niet bepaald aanspoor tot het schrijven van romans. Ik ben natuurlijk zelf ook geen lichtend voorbeeld maar ik ben, zoals gezegd, geestig, en erudiet en aantrekkelijk. Een soort wijf zonder tieten zeg maar, maar dan anders. Bovendien gaat mijn romannette Vandalusia over mohammedanen, dat die verzonnen hebben dat jodenmensen en gristenhonden het zo goed hadden onder het juk der muzelmannen in het Spanje der middeleeuwen. Verder natuurlijk veel over mama en heel veel gore viezigheid uiteraard, anders verkoop ik mijn rommel niet. Nou, ik ga weer snel naar mij bureau om even een middagrukje te doen op de diverse gratis pornosites en een nieuw hoofdstuk te tikken, over de dikke Moorse zakenman Mo die een joods jongetje tegenkomt in de hamam. Doei!