Een tijdje geleden trok Arie Boomsma met vier homojongens en hun vaders door de wildernis in Argentinië. Het resulteerde in het programma De Roze Wildernis. De homo’s hebben allemaal een min of meer verstoorde band met hun vader en willen die verbeteren. In de traditie van de reality-televisie is het voor hen het makkelijkst dit probleem te bespreken voor een publiek van honderdduizenden mensen.
De vraag bij homoseksualiteit is vaak hoe ‘gewoon’ homo’s zijn. Bij Arie Boomsma zijn de homo’s dat niet: er moet immers een apart programma gemaakt worden om te tonen hoe onbegrip tussen deze heterovaders en homozonen eruit ziet en hoe dat kan worden weggenomen, namelijk door ‘samen opdrachten uit te voeren om nader tot elkaar te komen en de oorzaak van hun onderlinge problemen te onderzoeken.’ Die oorzaak is: homoseksualiteit.
De suggestie is daarmee dat homo’s unieke problemen hebben en dat dit een vorm van homofobie of homo-intolerantie betreft. De makers hebben weinig moeite dat ‘aan te tonen’: de vaders doen de ene na de andere uitspraak waaruit die fobie zou kunnen blijken. Vader Guno blijft volhouden dat zijn zoon nog weleens met een vrouw gaat thuiskomen, vader Henk zegt dat ‘je niet met een vent gaat’ en vader Leo was na de coming-out van zijn zoon ‘in shock’.
Maar de makers hebben moeite te overtuigen. Vader Guno blijkt helemaal niet homofoob en zijn zoon geeft dat ook toe. Vader Leo maakt zich druk over gevaren als potenrammers en ziektes en hoewel hij overdrijft, bestaan die problemen wel. Ze wijzen niet op intolerantie. Daar is hooguit bij vader Henk die veroordeeld is voor potenrammen sprake van, al blijven zijn motieven duister. De vaders laten vooral een enorme onbekendheid zien met de wereld van hun zonen. Dit leidt onvermijdelijk tot de vraag hoe uitzonderlijk, raar of ongewenst dat is.
Zoon Danley wil docent kunst en vormgeving worden. Zijn vader Henk is steigerbouwer. Vader Guno is magazijnmedewerker, zijn zoon IC-verpleegkundige. Dat heet sociale stijging: vroeger was het een ideaal, bij Arie Boomsma is het een probleem. Je hoeft geen homoseksuele zoon te hebben om zijn wereld als vader niet te begrijpen en je er niet mee verwant te voelen. Dat geldt al helemaal als je – zoals deze vaders – niet graag over je gevoelens praat. Vader Jan kan zelfs niet passend reageren op de onthulling dat zijn zoon ooit zelfmoord overwoog. Maar homofobie bewijst het niet.
De suggestie van homofobie is om nog een andere reden onjuist: de vaders doen mee. Ze wisten waar ze aan begonnen en dat ze minstens twee weken met hun zoon moesten optrekken. Daar zeiden ze geen ja tegen omdat ze hun zoon niet erkennen of niet van hem houden. Maar sociale afstand, gescheiden werelden en weinig lust tot praten blijven ook in de wildernis bestaan en kunnen bij alle ouders en kinderen tot onbegrip leiden. Homoseksualiteit heb je daar helemaal niet voor nodig. Alsof steigerbouwer Henk geen afstand zou voelen als zijn kunstminnende zoon hetero was.
Om de suggestie levend te houden dat het probleem toch echt over homoseksualiteit gaat, accentueren de makers homoseksualiteit met precies die elementen die de vaders het meest afwijzen maar ook het minst relevant zijn. Danley mag uitgebreid laten weten hoeveel shirtjes hij heeft meegenomen en hoe belangrijk haarlak en babydoekjes voor hem zijn. Van Roy weten we nu dat hij naar feesten gaat waar hij in een jockstrap loopt: een onderbroek zonder achterkant. Goh, zijn vader vindt het niks en begrijpt het niet.
Zouden veel vaders iets te weten willen komen over het seks- en liefdesleven van hun heterozoon, vraag je je af. En zouden ze er – al dan niet op televisie – uitgebreid over willen praten?