Queridos amigos e amigas, jelui hebben weer een miserabele week achter de rug, ploeterend en vloekend in de slijksneeuw van os Países Baixos en begrijpelijkerwijs smachtend naar de genadige dood. Het absolute dieptepunt was natuurlijk de schaamteloze pelgrimage van Koning Pils en retenjong Bertje Koenders naar de betheedoekte, genetisch minderbedeelde (neef en nicht geeft scheef gezicht) islamofascisten in het islamitische moslimreservaat Saoedi-Arabië waar het enige vermaak bestaat uit knapenschenderij in de hamam (neef en neef geeft bukakke), aardolieklisma’s en kleurrijk koppensnellen. Een soort 120 dagen van Salo maar dan met de koran als uitgangspunt. Dat zijn dus de goede mohammedanen volgens de Nederlandse regering, net zoals het rappende addergebroed Appa een modelmuzelman is die daarom schuimbekkend met een dwangbuis om in DWDD mag brullen dat de islam liefde is.
He, verdorie, nu begin ik zowaar ook nog te hyperventileren. Straks gaat u nog denken dat ik een Touretter met ADD ben.
Kijk, daar vliegt een bijeneter door mijn gaarde! Kijk, dan godverdomme tyfustering attenooie nog an toe! Een bijeneter godverdegodver! Voor vogelliefhebbers is mijn Algarve overigens een waar paradijs. De verscheidenheid aan soorten is groot. Van de zojuist genoemde bijeneters, lepelaars, stelt- en strandlopers, ooievaars – en soms een verdwaalde trekvogel op het naaktstrand van Faro die steevast Günther of Wolfgang heet, als hij zich al voorstelt – tot grielen, trappen en blauwe eksters in de uitgestrekte velden en bossen achter mijn datsja. Of het nu gaat om plevieren, waadvogels, eenden, roofvogels, zangvogels of hoppen; in de Algarve kom je ogen tekort! Godverdomme!
En ja hoor, daar hoor ik de eerste querulant al weer ziekelijk piepen & klagen: ‘U heeft mooi praten in uw zonovergoten boshut in de Algarve, doctorandus van Amerongen, een beetje aan uw pik trekken en ons belachelijk maken middels ellenlange kronieken over uw fameuze stoelgang die wij dan ook nog eens lethargisch & lijdzaam en vooral met dichtgeknepen billen lezen. En maar opscheppen over het klimaat bij u, de bespottelijk lage prijzen voor een kopje koffie met die karakteristieke pastel de nata, de propere toiletten in de treinstellen van de Portugese Spoorwegen en uw fiere honden die zigeuners, egels, hazen, konijnen en net aangespoelde Afrikanen aan stukken rijten. U doet dat alleen om ons te sarren, hou er toch mee op!’
Dat over dat pikgetrek, daar kom ik zo graag op terug. Geloof het of geloof het niet, maar ik ontvang regelmatig schrijfsels van dit kaliber. Ik riposteer dan geduldig: geachte deze of gene, voor 50 euro heeft u een enkele reis Faro met Transavia, wat houdt u tegen? Uw florissante gezinssituatie die vroeg of laat zal eindigen in een weerzinwekkende familicide? Uw zinloze gefoeter op de treurbuis? Uw dagelijkse Werdegang naar het bedrijvenpark van Dronten-Oost? En waarom reageert u zo hysterisch als ik een grapje maak over mijn moederland? Uw Nederland kan mij aan de reet roesten en de bout hachelen, lapzwans! Mijn Nederland bestaat enkel nog tussen mijn oren, het Nederland van de wederopbouw toen ons moeder gewoon de voordeur liet openstaan en wel erg lang weg bleef in de bus van de SRV-man.
Diezelfde querulanten schrijven mij ook regelmatig: ‘als uw leven zo perfect is, mijnheer van Amerongen, waarom schrijft u dan voortdurend over Nederland op de sociale internetten? Er gaat geen dag voorbij of u maakt Frans Timmermans of Gordon bespottelijk, u uit bedenkelijke PVV-oerwoudgeluiden over de onderdrukte, kwetsbare mohammedaanse minderheid van hoogstens 1.2 miljoen zieltjes in ons land, u schrijft zonder enig bewijsmateriaal dat Ed Nijpels, Camiel Eurlings en de tot de islam bekeerde Hagenees Henk Bres van de Griekse beginselen zijn en u maakt altijd flauwe grapjes over lichamelijke defecten van Bekende Nederlanders, zoals de gebitten van Ankie van Grunsven en Claudia de Breij, de olifantsziekte van Sharon Dijksma en de flaporen van Matthijs van Nieuwkerk. U bent maar een naar en vooral minderwaardig mannetje en ik zeg nu stante pede mijn abonnement op uw Portugal Stürmer op!’
Het gaat mij natuurlijk niet in de koude kleren zitten, deze onrechtvaardige en onjuiste kritiek op mij en dit rechtstreeks op de man spelen en niet op de bal. Temeer omdat ik het allemaal goed bedoel en het allemaal Scherts & Spielerei is! Ik ben alleen maar bezig met mijn eigenste zielenrust en die bereik ik enkel door die nogal wonderlijke combinatie van masturbatie en kunst, die ik op het manische af in mijn schrijverij hanteer.
Ik associeer kunst dan ook voornamelijk met rukken. Ik kan hier natuurlijk een deftig vertoog houden – ik ben immers niet van de straat – en poneren dat kunst troost biedt en het zinloze bestaan verlicht maar dat geldt natuurlijk ook voor masturberen. Het zit zo: de eerste keer dat ik de hand aan mezelf sloeg, was nadat ik vreselijk opgewonden was geraakt van de badende Bathseba. Het betrof een schilderij van Rembrandt en stond in een boek over Bijbelse kunst, weggemoffeld in de immense bibliotheek van mijn ouders.
Ik vermoed dat zowel Koning David – die stond te gluren toen Bathseba zich baadde – als de oude schilder een stijve lul kregen van het tafereel. En ik dus ook. Tot op dat moment drongen er maar weinig erotische prikkels door tot mijn dagelijks bestaan. Ik kom namelijk uit een reformatorisch milieu. Bij ons thuis dus geen naaktloperij, ik hoefde niet met papa en mama in bad en er werden ook geen NVSH-parenavonden met sleutelbossen in fruitschalen gehouden. Het vermoeden was dat zulks wel gebeurde bij de buren, de familie Spoor, maar die lazen dan ook Vrij Nederland en de Volkskrant.
Wij hadden geen televisie, iets wat ik bij nader inzien en met terugwerkende kracht als een zegening voor mijn intellect en fantasie beschouw al heb ik de tieten van Phil Bloom in het programma Hoepla helaas niet in real time mogen zien.
Godzijdank kom ik wel uit een geletterd milieu anders had ik nu niet zo fraai mijn diepste gevoelens kunnen verwoorden. De avonden brachten mijn ouders praktisch tot hun dood lezend door, ieder in een eigen leesstoel met een eigen leeslamp. Ik was de klassieke boekenwurm die onder de dekens las met een zaklantaarn en vooraan zat bij het het voorlezen in de Openbare Bibliotheek op woensdagmiddag. Kom daar maar eens om, vandaag de dag! En wat een vredig tafereel! Dat ik uiteindelijk aan de crack en de heroïne ben geraakt en bij pisbakken moest rondscharrelen om aan de kost te komen is derhalve niet de schuld van mijn ouders (vrede zij met hen).
Pero bueno. Waar een gewone jongeman aan het begin van de jaren zeventig seksueel opgewonden raakte van diverse opruiende televisieprogramma’s van de VARA en de VPRO, moest ik me in eerste instantie behelpen met een reproductie van een schilderij van Rembrandt.
De beeldende kunst in mijn ouderlijk huis was verder – los van van dat ene boek over bijbelse kunst dus – beperkt tot wandbordjes met opwekkende spreuken als: Aangaande mij en mijn huis, wij zullen de Heere dienen; Wie zijn kind liefheeft, spaart de roede niet en Gelijk het gras is ons kortstondig leven. Het was niet zo dat mijn ouders tegen kunst waren maar ze vonden het gewoon niet noodzakelijk. Muziek daarentegen speelde een belangrijke rol in het rijke reformatorische leven in huize Van Amerongen.
Wij hadden een oude platenspeler van Triotrack met een handjevol langspeelplaten van onder andere de legendarische altzangeres Aafje Heynis, organist Feike Astma, het Urker Mannenkoor en Eine kleine Nachtmusik van Mozart. Ik gebruikte de TrioTrac vooral om naar de avonturen van kabouter Piggelmee te luisteren, zoals die in opdracht van Van Nelle Koffie verteld werden door Jos Brink. Daarnaast luisterde ik wel eens naar de grammofoonplaatjes die mijn moeder gratis kreeg bij de aanschaf van een pak waspoeder van Biotex. De drie huisvrouwtjes Loeki, Rieki en Wieki maakten weliswaar allerlei spannende avonturen mee in en rond de keuken maar ik luisterde toch liever naar de valse nicht Jos Brink. Niets voor niets was mijn eerste gekochte plaatje Non non, rien n’a changé van het Roomse homofielenkinderkoor Les Poppys.
Mijn ouders maakten het liefst zelf muziek. Eerst was er een harmonium, heel oneerbiedig ook wel traporgel genoemd. Daarna kwam er een massief kerkorgel dat praktische de hele voorkamer vulde. Mijn vader speelde met een sigaar in de mond psalmen, geholpen door een nummersysteem dat op de toetsen lang. Mijn moeder begeleidde hem met zang. Ik zou het tafereel huiselijk,warm en gezellig kunnen noemen maar de waarheid gebiedt mij te schrijven dat wanneer er een huiskamerconcert nakende was, ik op zolder lag met een stapel kussens op mijn hoofd, vuurrood aangelopen van schaamte en met een gierende doodswens.
Op het schilderij van Batsheba was ik na verloop van tijd uitgerukt en bovendien was de prent steeds valer geworden van de sportvlekken. De bibliotheek van mijn vader kende drie categorieën: De Holocaust, kanker en het weer. Ik mocht en mag dan een zieke geest hebben maar om de puddingsbuks leeg te kwatten op de bolle toet van Hermann Göring, op cumuluswolken of op een neoplasma malignum gaat zelfs mij te ver.
Na driftig speurwerk kwam ik eindelijk tot mijn gerief in de De Winkler Prins Medische Encyclopedie. Daarin stonden schitterende illustraties van memmen en talrijke geslachtsdelen al sloeg ik het lemma Venerische Ziekten liever over want de waarheidsgetrouwe afbeelding van een pielemuis met harde sjanker of Spaanse kraag werkt niet bepaald rukbevorderend. Ik heb daarna nog enige tijd gefapt op de schitterende (zij het getekende) ondergoedafdeling van de catalogus van de Termeulen Post (de voorloper van de Wehkamp en de Otto) en toen was ik klaar voor het grote werk. Het kappersseksblaadje de Lach sloeg ik over want al die weg geretoucheerde kutjes vond ik maar kinderachtig. De Candy en de Chic waren voor echte kerels, mannen van Jan de Wit. Niks geen omslachtig gedoe zoals in de Sekstant, het orgaan van de NVSH: gewoon keiharde arbeideristische neukseks met kiekjes van gapende vagijnen en verschrompelde roedes in de rubriek Contactadvertenties.
De oprichter van Chic, Joop Wilhelmus, kwam ik later nog eens tegen in een café in Ede. Na sluitingstijd ging ik met hem mee naar zijn villa in Lunteren want voor gratis whisky en coke mocht men mij destijds wakker maken. Tegen het ochtendgloren zette hij een langspeelplaat op met toespraken van Hitler maar toen was de coke gelukkig op. Niet lang daarna ging hij de bajes in. De voormalige provo had zijn eigen kinderen geschonden, daarvan kiekjes gemaakt en die kommersjeel gepubliceerd. Op dezelfde avond dat hij vrijkwam, is hij dood gevonden in de haven van Dordrecht waar niet geheel toevallig de briljante Statenvertaling van de Bijbel vandaan komt en zo is de cirkel weer rond. Wie schetst mijn verdriet toen het kwaadaardige wrattenzwijn Carel Peeters (de vrede zij met Hem) van Vrij Nederland schreef:
“Wie te lang met zijn neus in de Bijbel zit verschrompelt intellectueel, is niet meer in staat de grote verscheidenheid aan menselijk doen en laten onbevangen tot zich toe te laten en gaat alles afmeten aan wat dat boek, dat niet meer is dan een boek onder de boeken, verkondigt.”
Wat nou verschrompeld? De bijbel, en met name Batsheba, heeft mij juist aangespoord tot een gevarieerd seksleven, zij het enkel rechtshandig. Bon, queridos amigos e amigas, dat u nu voor eens en altijd weet dat ik dus een gevoelsmens ben. Até logo.