De recensies van de Michiel de Ruyter-film waren zeer welwillend tot lovend. Hoofdrolspeler Frank Lammers nu op ThePostOnline over deze blockbuster, Brabant en Jumbóóóó.
Michiel de Ruyter ziet er echt uit als een Vaderlandsche blockbuster. Knap gedaan!
“Dank je. Joh, als je in Nederland filmt, is het vaak, met alle respect, rommelen in de marge. Veel kan niet, want: te dúúr. Met Michiel de Ruyter hadden we een budget van acht miljoen, het optimale wat je kan charteren. Bovendien hadden we producenten die het maximale uit de film hebben gepeurd. Er is veel geshaft buiten het budget om. Als ik op de set kwam, zag ik papagaaien, paarden, honderden figuranten, álles. De production value was enorm. Dat was prettig, voor de verandering. Daar werd ik heel gelukkig van.”
Deze productie durft zichzelf te overschreeuwen, in pathos en effecten. Bluf of echt?
“Echt. Roel (Reiné, red.) heeft tien jaar in Hollywood gewerkt en durft daarom nu ook groot te denken. Al die ervaring heeft hij meegenomen naar Michiel de Ruyter, in combinatie met de nieuwste filmtechnieken. Hij heeft alles digitaal geschoten, met vier camera’s en ja, zijn eigen drone. Roel heeft zich dat helemaal eigen gemaakt. En ja, slechts de puristen zien straks het kleine verschil met film. Alleen zo konden we zoveel materiaal schieten in 42 dagen. Op film had dat 90 dagen geduurd en had de productie iets van 27 miljoen gekost. Zo hebben we een speelflim die er bijna Amerikaans uitziet en ook zo voelt.”
Deze zomer lieten we ons bij de rampplek van de MH17 nog gijzelen door een stel dronken boeren met kalasjnikovs. Dat was met De Ruyter nooit gebeurd, toch?
“Haha, nou ja, misschien beantwoordt de film soms aan dat sentiment. Maar laten we eerlijk zijn: in de Gouden Eeuw was Nederland de báás, waren wij dé baas. We hebben de Engelsen natuurlijk in de pan gehakt. Joh, dat staat nog steeds bekend als de greatest defeat van de Royal Navy. En natuurlijk hebben wij de wereld destijds ook schaamteloos leeggetrokken, zeker. Alleen gaat deze film toch meer over de eenwording van Nederland, daarvoor is De Ruyter belangrijk geweest. Zijn begrafenis, die groots in de film zit, bracht veel cruciale mensen samen, die via tolerantie het moderne Nederland, zoals we dat nu kennen, eigenlijk hebben gecreëerd. En uiteraard blijft de Gouden Eeuw populair. Niet voor niets komen drommen toeristen onze grachten, geveltjes en Rembrandts bekijken. De film zelf heeft ook hetzelfde licht als in de schilderijen van de oude meesters. Als je goed oplet zie je in de film nog het Melkmeisje van Vermeer in het echt langskomen. Op zeer smaakvolle wijze.”
Kleine klacht is, dat er geen aandacht is voor de slavenhandel in de Gouden Eeuw…
“Klopt. Maar daar moet, nee diént, ook zeker een film, een andere, over gemaakt te worden.””
Gelukkig zitten er wel tieten en actie in!
“Jazeker. In deze film zit eigenlijk alles, op een vrij goede manier. Veel actie, grote zeeslagen, kanonnen, een goed verhaal, romantiek, politiek… Het is een gelaagde film, die in een ijzingwekkend tempo voorbijtrekt. Vind ik tenminste. En elke keer, precies op tijd, ontploft er ergens wel iets. Voor mij was het bovendien erg jongensboek-achtig om te doen. Om bijvoorbeeld tussen twee schepen aan een touw te hangen, met een zwaard tussen je tanden. Dat heb ik nu letterlijk gedaan. Mocht eigenlijk niet van de producenten, maar ik heb ‘t dus lekker toch gedaan. Gewoon vliegen met die handel!”
Ben je niet bang dat je Jumbo-spotjes je vertolking van de zeeheld in de weg zitten?
“Neuh, niet echt. George Clooney maakt ook reclame voor Nespresso en die associatie is, als ie in een goede film zit, ook snel, zo niet meteen, weg. Aan de andere kant: misschien helpt het juist bij die mensen, die normaliter niet snel naar een film van mij zouden gaan en die nu denken: ‘Da’s die gozer van Jumbo. Die vind ik wel grappig, joh, laat ik eens naar dat Michiel de Ruyter gaan.”
Sinds Jack Wouterse in commercials voor C1000 figureert, is het legitiem, vind je niet?
“Ha, daar was ik ook in de race voor. Ach, luister jongens, voor dat bedrag had ik anders tien jaar moeten werken. Nu kan ik het mij permitteren om niet allemaal rommel te doen, om mijn gezin maar te kunnen onderhouden. En ik kan mij langer rustig voorbereiden op grotere projecten zoals Michiel de Ruyter. Die ruimte, daar ben ik Jumbo ontzettend dankbaar voor. Ik ben trouwens ook best trots op die filmpjes van de Jumbo-campagne. Ik leer daar bijvoorbeeld iets wat ik nog niets wist, namelijk wat het grote publiek leuk vindt. Dat ene WK-spotje met Roy Donders en mijn gekke loopje werd door Jos Stelling (filmgoeroe, red.) zelfs een cinematografisch hoogstandje genoemd.”
Toch zal je op straat heel vaak Jumboooooo horen, of niet?
“Man, als ik met mijn dochters naar de Efteling ga, moet ik een bivakmuts op. Eigenlijk maakt het niet uit waar ik kom, ik hoor het overal. Geloof me, het is veel prettiger om anoniem door het leven te gaan. Het levert niets op, het is eigenlijk alleen maar storend. BN-er zijn is het ergste wat er is, maar tegelijkertijd probeer ik er goed mee om te gaan. Dat meen ik oprecht. Ik blijf altijd aardig tegen de mensen, waarvan de meeste gewoon blij zijn om mij te zien.”
Sowieso ben je redelijk bedreven in de combinatie van high -en lowbrow. Je zit net zo rustig bij de Toneelgroep Amsterdam als de 4de klasse amateurs bij Mierlo.
“Ja, dat is zeker geen spagaat voor mij. Ik vind het suf als mensen zichzelf in een hoekje vastzetten. Ik wil zoveel mogelijk dingen proberen, om zoveel mogelijk andere mensen te ontmoeten. Mijn vrouw gaat mij vermoorden om wat ik nu ga zeggen, maar ik doe het toch. Vroeger bij ons thuis luisterden wij naar Duitse schlagers, mijn schoonouders verafschuwden dat, die waren meer van de klassieke muziek en jazz. Nou, ik vind jazz leuk en het houden van klassiek heb ik mijzelf aangeleerd. Maar als ik schlagers hoor, dan word ik daar nog steeds vrolijk van. Dus ik heb ik tegen mijn vrouw gezegd: ‘Wie is hier de rijkste? Ik heb er toch een genre bij’. Toen werd ze woest, haha. Mijn hoofd wordt er fijn leeg van als ik mij in een volksvermaak stort. Hangt er wel van af met wie je het doet. In de grachtengordel met een pijp boven een schaakbord hangen, of diepe gesprekken, dat kan ook leuk zijn, maar niet altijd.”
Je bent een onvervalste Brabantse jongen, maar toch woon je daar, in dat Amsterdam.
“Klopt. En ik heb altijd moeite gehad met Amsterdam. Ik vind het niet de wereldstad, die het pretendeert te zijn. Het wordt nu iets beter met sommige uitgaansgelegenheden, maar vroeger was het nog the city that never sleeps. Daarom ging ik er naar toe, die 24 hour party. Ik wilde leven. Tieten en bier! Dan ging tegen het ochtendgloren het café pas dicht. Vond ik als Brabander verbijsterend. Nu ben ik wat ouder. Nu zou ik wel weer wat meer naar buiten willen, schapen houden, ofzo. Maar tsja, ik heb een Amsterdamse vrouw. En ach, het is geen drama, hoor. We wonen er in een fijne wijk en er wonen veel vrienden.”
De navelstreng met Brabant lijkt nog steeds niet doorgeknipt, gezien je bijdragen voor Omroep Brabant en de Guus Meeuwis-concerten in het PSV-stadion.
“Ik voel mij met Brabant verbonden. Het is een deel van mijn identiteit. Ik was laatst bij de Gerard van Maasakkers en JW Roy in het Concertgebouw en dan zingt Gerard een liedje dat ie met z’n moeder naar de kerk gaat en een ander liedje over hier ben ik thuis. Dan moet ik huilen. Het zit heel diep. Ik heb ook een heel gelukkige jeugd gehad in Brabant. Ik heb mij er altijd prettig gevoeld en ik ben dol op de mentaliteit, alles lijkt gemakkelijker en toegankelijker.”
Ondanks dat ben je wel de grote rivieren overgestoken.
“Niet voor niets. Het leven is er kleiner. En ik wilde groot en veel. De wereld. Alles. Dat wil ik nog steeds. Ik wil straks best eens twee jaar in New York zitten.”
Je doet van alles: Blockbusters, zoals Michiel de Ruyter, je spreekt games in, je regisseert nu je eigen film, je doet commercials, zoals ook Arke, je deed Kopspijkers en veel andere televisieshows en je presenteert, zoals gezegd, die Guus Meeuwis-concerten. Heb je niet het idee dat je te veel met hagel schiet, dat je je misschien iets meer moet richten op je allergrootste talent, het acteren?”
“Nee, nee. Ik heb het gevoel dat het stapelt. Dat het allemaal gaat leiden tot een gesamtkunstwerk. Ik hou van de diversiteit. Daar leer ik van. En het belangrijkste: ik heb plezier in wat ik doe, zoals een avond presenteren met het Radio Filharmonisch Orkest, met 100 topmuzikanten. Te gék. Nu ik dat geld van Jumbo heb, is het natuurlijk wel het overwegen waard, om mijzelf wat exclusiever te maken. Maar voorlopig ga ik mijn eventuele regietalent verkennen voor een geheel eigen speelfilm, de crowdfunding is al succesvol afgerond.”
Enig idee waar het vandaan komt, dat je nauwelijks in een hokje te passen bent?
“Mijn vader had het ook, die was wethouder én bouwvakker. En ikzelf zat op de middelbare school bij én de toneelclub én in één van de hoogste jeugd-voetbalteams. Daar vonden ze mij raar omdat ik een soort pyjamabroek droeg en lang haar had en bij de toneelclub vonden ze mij raar, omdat ik voetbalde. Ik ben nou eenmaal nieuwsgierig, dat heb je als acteur nodig, dat je je kan verplaatsen in de verschillende geledingen van de bevolking. Want anders zou je bijvoorbeeld alleen slimme types als advocaten kunnen spelen, al word ik voor die intelligente rollen niet zo vaak gevraagd, haha. Ooit zei mijn moeder tegen mijn zus – en die vermoordt mij ook als ze dit leest – dat ze eens flink gevallen is, toen ze zwanger was van mij. ‘Misschien is ie daarom een beetje vreemd geworden…’. Nou, ik ben blij dat ze toen gevallen is.”