Nederland kan een claim verwachten van Nederlandse dwangarbeiders die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan de beruchte Birmaspoorlijn hebben gewerkt. Dat heeft de stichting die de claim namens overlevenden en erfgenamen gaat indienen, maandag bekendgemaakt.
De Birmaspoorlijn werd in 1942 en 1943 in recordtempo aangelegd in Birma (Myanmar) en Siam (het huidige Thailand). Dat gebeurde onder onmenselijke omstandigheden. Naar schatting 100.000 dwangarbeiders vonden – opgejaagd en afgebeuld door de Japanners – de dood. Van de 17.000 Nederlandse krijgsgevangenen en burgers die aan de spoorlijn moesten werken, kwamen er zo’n 3000 om het leven.
Volgens de stichting Task Force Indisch Rechtsherstel (TFIR) hebben veel van de oud-dwangarbeiders na de oorlog nooit een vergoeding gehad voor hun werk en de beproevingen. Dit terwijl Nederland na de oorlog wel heeft meegedeeld in de opbrengst van de verkoop van de spoorlijn aan Thailand.
Een oproep in kranten in 1954 aan overlevenden van de dodenspoorlijn om zich te melden voor compensatie heeft volgens de stichting maar een beperkt deel van de rechthebbenden bereikt. Het ging daarbij om een bedrag van ruim 60 gulden.
Volgens de TFIR hebben zich inmiddels ruim 200 overlevenden en erfgenamen gemeld. De stichting roept ook andere rechthebbenden zich te melden. Advocate Liesbeth Zegveld gaat de claim behandelen.
TFIR is een stichting die zich inzet voor mensen die schade hebben geleden door de Japanse bezetting van het toenmalige Nederlands-Indië of de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië.
Anp