Er hangt woensdagmiddag een rare vanzelfsprekendheid in het Maagdenhuis, het bestuurscentrum van de Universiteit van Amsterdam. Het gebouw is alweer enkele dagen door studenten bezet. Vanmiddag is de tweede bijeenkomst gepland voor medewerkers die sympathiseren met de studenten. Het levert een mooi inkijkje op in de wereld van deze academische actievoerders: zij willen vooral ongehinderd kunnen doen wat ze willen, maar willen niet verantwoordelijk zijn voor de consequenties. En dat aan een universiteit.
Het is moeilijk voorstelbaar dat het Maagdenhuis normaliter een brandschoon en uiterst ordelijk kantoorgebouw is. Overal hangen posters en op allerlei plekken liggen folders. Het is direct duidelijk waar de academische actievoerders voor staan. Op Facebook werd deze week duidelijk dat men in het Maagdenhuis vergaderde over welke posters opgehangen mochten worden. Het zal geen lange discussie geweest zijn, want er is geen poster van Geert Wilders te bekennen.
Er zijn kreten te lezen als ‘luister naar de student, niet naar rendement’, ‘docenten ga staken en het CvB zal kraken’ en ‘carrièreperspectief voor tijdelijk personeel’. Deze eisen maken echter niet duidelijk wie er aan het woord is. Zijn alle studenten en medewerkers van de UvA hier vertegenwoordigd en zijn alle politieke gezindten even welkom? Als we naar de posters kijken die niets met onderwijs te maken hebben wordt duidelijk dat dit niet zo is.
Een kartonnetje op de muur zegt: ‘no borders, no nations, free education’. Ergens anders ligt het huismagazine van de Internationale Socialisten. Er liggen flyers voor een demonstratie ‘Samen tegen Racisme’. Elders is te lezen: ‘We are here: undocumented students welcome’. Een Joop-scribent heeft een lezing gegeven over ‘democratic innovations’ en een andere betrokkene geeft een lezing over het IMF en de Wereldbank in derde wereldlanden. Ja, het Maagdenhuis is gekaapt door alles wat zich links van de PvdA begeeft.
In het atrium staat een groep van ruim honderd mensen te luisteren naar speeches. Na een tijdje gaan zij op de grond zitten. Er loopt een jongen met een microfoon en hij geeft de ene na de andere aanwezige het woord. Onbewust doen de academische actievoerders hiermee debatten in het Europees Parlement na: daar zijn geen debatten, maar korte speeches die allemaal globaal hetzelfde zijn. Echte discussie is er niet. Net als in het Europees Parlement – altijd voor meer Europa – is de consensus hier verstikkend: uiterst links.
Een academische actievoerder komt met een statement en soms levert dat wat applaus op. Sommige aanwezigen wapperen met hun handen om instemming te laten blijken. Daarna herhaalt het tafereel zich. Net als in het Europees Parlement benadrukken veel sprekers het belang van hun boodschap en komen zij met allerlei ideeën die vooral worden geuit om zichzelf aan anderen te presenteren, niet omdat ze iets bijdragen aan een daadwerkelijke gedachtewisseling. ‘Misschien is een echt debat met deze aantallen mensen moeilijk’, merkt een universitair docent schamper op.
Er lopen hier meerdere bekenden van uw verslaggever die tien jaar terug zelf aan de UvA werkte. Kritische vragen blijken ongewenst. ‘Het is toch evident dat er allerlei dingen mis zijn en moeten veranderen?’ bijt een universitair docent me toe. Het is een typisch staaltje academische oogkleppen, want een afspiegeling van de universitaire gemeenschap is hier zeker niet aanwezig. Het is niet moeilijk te zien dat de ruime meerderheid hier uit de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen komt. De UvA is qua disciplines en afdelingen veel breder. Niks is evident.
Op deze manier is het inderdaad makkelijk tot consensus komen over zaken als meer democratie, minder rendementsdenken, minder flexibele contracten en het in stand houden van onrendabele opleidingen waar geen student op afkomt. Mensen met een andere mening komen sowieso niet opdagen en als ze dat wel zouden doen, weten ze de uitgang zeker snel te vinden. Zo lijkt de mening van de actievoerders al snel de enige juiste.
De academische actievoerders schijnen gebukt te gaan onder rendementsdenken, maar niemand bedenkt zich dat er geen andere instelling is waar personeel zoveel tijd mag rondlummelen. ‘Wij werken altijd in het weekend!’ bijt de universitair docent me toe. Het ontgaat hem dat aan een universiteit werken een keuze is. Er zijn veel mensen die er willen werken: zie het aantal flexwerkers dat hier om een vast contract smeekt. Aan de universiteit geldt: ‘voor u tien anderen’. De universiteit – zelfs de UvA – is als werkgever populair en dat is terecht. Waarom daar geen hoge eisen tegenover mogen staan blijft een raadsel.
De logica in het Maagdenhuis is: kleine opleidingen moeten blijven bestaan en daar moet personeel met een vast contract rondlopen. Flexcontracten zijn immers ongewenst. Als er in een bepaald jaar honderd studenten inschrijven moet er meteen vast personeel aangenomen worden. Als het jaar daarop nul studenten inschrijven, heeft de universiteit pech. Het is moeilijk voorstelbaar dat er geen enkele bedrijfskundige aan de UvA rondloopt die vindt dat het beleid van het College van Bestuur een zekere organisatorische en kostentechnische logica kent.
De academische actievoerders leven in een simpele wereld: zij willen de universiteit op hun manier en die is vooral duur. Dat de wereld nergens zo werkt en nooit zo gewerkt heeft, ontgaat hen. Het zal u niet verbazen dat ze wel willen dat u uw portemonnee trekt.