“De Nederlandse samenleving wil al een paar decennia dat gastarbeiders en zeker hun kinderen integreren, het liefst assimileren, maar tegelijkertijd bestaat er onder het volk een wijdverspreide consensus dat mensen die een kleur hebben nooit eersterangs burgers zullen zijn. Vanwege hun afkomst worden zij als buitenstaanders gezien, nieuwkomers die van buitenaf zijn gehaald en er derhalve niet helemaal bij horen.”
Het bovenstaande citaat is afkomstig van Özcan Akyol, die zich in zijn column in Nieuwe Revu ergert aan autochtonen die niet kunnen inzien dat een kind van migranten een echte Amsterdammer, Rotterdammer of Deventenaar kan zijn.
‘De bewering dat er in Nederland een wijdverbreide consensus bestaat om mensen volwaardig burgerschap te ontzeggen op basis van hun afkomst, is groteske onzin’
Akyol heeft zich nooit laten kennen als iemand die te pas en te onpas de, zoals hij het zelf zegt, ‘racismekaart’ trekt, maar hij lijkt nu toch besmet geraakt met het institutioneel racismevirus. Dit virus, dat verspreid is door onder anderen Zihni Özdil en sinds enkele jaren heerst onder progressieve intellectuelen met roots in het buitenland, veroorzaakt het denkbeeld dat Nederland ten diepste racistisch is, omdat allerlei instituties, gebruiken en denkbeelden doordesemd zijn van racistische ideeën. Witte Nederlanders kunnen dat niet zien omdat zij niet beter weten, geprivilegieerd zijn en zelf niet geraakt worden door racisme.
‘Feit is echter dat veel in Nederland geboren migrantenkinderen het land van hun ouders in hoge mate bepalend vinden voor hun identiteit. Als witte Nederlanders dat ook vinden, zijn ze volgens Aykol racisten’
Zeker, alledaags racisme bestaat in Nederland, en dat ook institutioneel racisme bestaat, bijvoorbeeld bij de politie en in het bedrijfsleven, is genoegzaam aangetoond. Ik kan me ook van alles voorstellen bij Akyol’s ergernis. Maar de bewering dat er in Nederland een wijdverbreide consensus bestaat om mensen volwaardig burgerschap te ontzeggen op basis van hun afkomst, is groteske onzin.
Ik ken geen mensen in mijn toch vrij breed samengestelde familie- en kennissenkring die vinden dat mensen met een kleur nooit eersterangs burgers zullen zijn in Nederland. Daaronder bevinden zich overigens nogal wat Brazilianen met een kleurtje die zeggen Nederland nooit meer te willen ruilen voor Brazilië omdat ze zich in Nederland over het algemeen, anders dan in hun geboorteland, met respect behandeld voelen.
Aanhangers van de leer van het institutioneel racisme raken al snel aan de kook van dit soort tegenwerpingen. Als blanke (man ook nog!) ben ik natuurlijk sowieso onbekwaam een mening over racisme te hebben en migranten die zeggen in Nederland geen noemenswaardige last van racisme te hebben, worden bekeken op dezelfde manier als in de jaren ’70 marxisten arbeiders bekeken die zich niet uitgebuit voelden door het kapitalisme: als gehersenspoelden.
Nederland is het land dat duizenden getalenteerde jongeren van zeer bescheiden en vaak buitenlandse komaf de mogelijkheid geeft om arts, ingenieur, advocaat, notaris of wat dan ook te worden. Ik vind dat één van de geweldige dingen van ons land, en ik ben er de generatie van mijn ouders, die ervoor gestreden heeft, voor altijd dankbaar voor. De aanhangers van het institutioneel racisme lijken het echter de gewoonste zaak van de wereld te vinden en houden zich liever bezig met Zwarte Piet, terwijl zij maar al te goed weten dat in grote delen van de wereld het allesbehalve de gewoonste zaak is.
Ik geef les op een mbo-school in Amsterdam en de meerderheid van de studenten is geboren in Nederland uit ouders die dat niet zijn. Deze jongeren dragen twee culturen in zich, ze zijn zoals dat tegenwoordig zo mooi heet ‘bi-cultureel’. Ze zouden heel hard beginnen te lachen als ik ze kaaskop zou noemen, want kazen dat zijn de witte Nederlanders. Ze vertellen me soms dat hun ouders bang zijn dat zij ‘te Nederlands’ worden, maar mij valt vooral op hoe ontzettend Turks, Marokkaans en Surinaams mijn studenten zijn.
Het geboorteland van hun ouders wordt verraden door hun accent, door hun kleding, de muziek waarnaar ze luisteren, hun normen en waarden en hun wereldbeeld. Laat me hun werkstuk voor het vak burgerschap lezen over de problemen in het Midden-Oosten, en ik noem je het geboorteland van hun ouders. Wat ze vinden van homoseksualiteit, geloofsafvalligheid, joden, het beledigen van de profeet of Jezus is redelijk voorspelbaar. Hun ideeën weerspiegelen over het algemeen niet het liberale, seculiere Nederland, maar het land van hun ouders.
Jongens met Turkse, Marokkaanse en Surinaamse roots zijn over het algemeen dol op voetbal, maar mij valt altijd op hoe weinig gekleurd enthousiasme er is voor de Nederlandse clubs. Dat de tribunes in pakweg Heerenveen wit zijn mag niet verbazen gezien de bevolkingssamenstelling van het stadje en zijn omgeving, maar de lelieblanke Arena en de roomwitte Kuip zijn merkwaardige fenomenen. In de jaren 90 viel me al op hoe weinig Turkse en Marokkaanse jongens er op het Museumplein stonden als Ajax weer eens wat gewonnen had, terwijl enkele jaren later toen het Turkse Galatasaray de UEFA-cup won het Mercatorplein wel vol stond.
Sportjournalist Auke Kok schreef in 2014 een artikel in Vrij Nederland met de titel Waarom is het Oranjelegioen zo wit? Enkele citaten uit de mond van voetbalfans met een niet-Nederlandse achtergrond: “Het Nederlands elftal leeft nauwelijks onder Surinamers”, “ik ben de enige die een paar dagen de pest in heeft als Nederland verliest”.
Na de interland Nederland-Turkije in de Arena merkte Wesley Snijder op: “Het leek wel een uitwedstrijd.”
De Nederlands-Marokkaanse historicus Nadia Bouras zegt:
“Per slot van rekening stroomt bij ons ander bloed door de aderen, letterlijk en figuurlijk. Dat hou je niet tegen. Kijken naar het Marokkaanse elftal maakt warmere gevoelens los bij veel Marokkaanse Nederlanders. Simpel: die spelers zien er hetzelfde uit als zij.”
Na afloop van de door Jong Oranje in 2008 gewonnen EK-finale liepen de spelers van Surinaamse komaf trots rond met de nationale vlag. Voor de goede orde: niet de vlag van Nederland maar die van Suriname. De VVD-er Halbe Zijlstra vond het “een toonbeeld van geslaagde integratie. Die jongens hebben nog warme gevoelens voor Suriname, maar ze hebben gekozen om voor Nederland uit te komen. Niemand verwacht dat ze hun eigen identiteit meteen verliezen. Er zijn ook Nederlanders in Michigan die wel eens een klompendans doen.”
Veel Oranjefans waren echter niet gediend van dit soort vlagvertoon. Zij concludeerden dat de donkere spelers het Nederlands elftal gebruikten als vehikel voor hun voetbalcarrière, maar dat hun hart niet bij Oranje lag.
‘Hun hoge kaaskoppengehalte is er de oorzaak van dat zij op de sociale media regelmatig emmers stront over zich uitgestort krijgen in de vorm van scheldpartijen, verwensingen en bedreigingen. Niet van witte Nederlanders maar van Turken die ze verwijten hun Turks-zijn te verloochenen’
In een toespraak in 2011 voor 10.000 enthousiastelingen in Düsseldorf riep de Turkse premier Erdogan Turken in Europa op wel te integreren en Duits te leren, maar niet te assimileren. De boodschap was duidelijk: Turken moeten vooral geen Duitsers worden. Erdogan werd er bij de Turken in Europa nog geliefder van dan hij al was.
Aan Özcan Akyol is dit soort Turks nationalisme niet besteed. Regelmatig laat hij weten dat hij maling heeft aan zijn Turkse roots en dat hij zich 100 procent Nederlander voelt. Akyol is daarin zeker niet uniek, zie bijvoorbeeld de stukken van eerdergenoemde Zihni Özdil en de columniste Ebru Umar. Hun hoge kaaskoppengehalte is er de oorzaak van dat zij op de sociale media regelmatig emmers stront over zich uitgestort krijgen in de vorm van scheldpartijen, verwensingen en bedreigingen. Niet van witte Nederlanders die de schrijvers hun ‘Nederlandsheid’ ontzeggen, maar van Turken die ze verwijten hun Turks-zijn te verloochenen.
De afgelopen jaren hebben we kennis mogen maken met meer jonge schrijvers met Turkse en Marokkaanse roots. Een aantal van hen schroomt niet de negatieve kanten van de thuiscultuur te benoemen en sommigen van hen doen openlijk afstand van de islam. Op de sociale media kunnen we zien op welke enorme hoeveelheid kritiek en bedreigingen vanuit eigen kring ze dit komt te staan. De boodschap is duidelijk: succesvol zijn is tot daar aan toe, maar je moeten niet proberen in een goed blaadje bij de Hollanders te komen door de Hollander uit te gaan hangen.
Özcan Akyol wil geen Turk zijn en dat is moedig, want hij wordt erom gehaat. Maar van de gemiddelde Nederlander kan niet worden verwacht dat hij precies weet welk migrantenkind zichzelf als een ‘echte’ Nederlander ziet en wie dat idee een gruwel is, zeker niet zolang de laatsten in de meerderheid lijken te zijn. Akyol wil dat zijn kinderen als volwaardig worden gezien, en niet als Turkse Nederlander. Dat is natuurlijk terecht, hoewel ik niet zie wat er onvolwaardig aan is om als Turkse Nederlander gezien te worden.
Feit is echter dat veel in Nederland geboren migrantenkinderen het land van hun ouders in hoge mate bepalend vinden voor hun identiteit. Als witte Nederlanders dat ook vinden, zijn ze volgens Aykol racisten.
Vergeef me de jij-bak, maar dat is niet alleen bizar, het is ook racistisch.
Nick van der Burg werkt als docent bij een MBO in Amsterdam.