Geen zweet, geen buitengewoon hoogstaand werk maar af en toe een vleugje onvervalste klasse. Zo kan het nieuwe album van grootmeester Extince worden omschreven.
Nieuw werk van de Exter-o-naldus; er wordt hoe je het ook wendt of keert altijd reikhalzend naar uitgekeken. De man die Nederhop met een dikke markeerstift op de kaart zette, schoot afgelopen vrijdag zijn nieuwe album getiteld X het land in. En dan gaat hiphop minnend en taalkundig geëngageerd Nederland er eens goed voor zitten, want de bovenmeester spreekt.
X dus, een van de vele bijnamen van de inmiddels 47-jarige Peter Kops. Tegelijkertijd is dit het tiende album van Extince, dus de titel kan tevens worden gezien als Romeins cijfer. Hopelijk vormt het niet de voorbode voor een album dat veelal doet terugdenken aan vervlogen glorietijden van een artiest die ooit het stralend middelpunt vormde, maar tegenwoordig net als het Colosseum in verval is geraakt en slechts dienstdoet als bezienswaardigheid.
De opener is een niet al te sterk Engelstalig eerbetoon aan hoe het allemaal begon, maar vervolgens klinkt het vertrouwde Brabantse accent weer uit de speakers. Op In De Flow deelt de pionier als vanouds de lakens uit, maar toch weet X de eerste paar nummer nog niet volledig te overtuigen. Waren de verwachtingen te hooggespannen of erger; is de grootmeester ‘het’ kwijt? Het zal toch niet…
Gewoon blijven luisteren natuurlijk, want zelfs in matige vorm valt er tussendoor nog genoeg te smullen. In de tweede helft van het album lijkt Extince zich zowaar even kwaad te maken. X schakelt een tandje bij en tilt in bijvoorbeeld Update-tje (met Jay Fonseca) het niveau hoger. Ook op Don’t Know Dutch (met Sandra Drakes), In & Uit De Buurt (met Kleine Jay, Madoc, Kingsize en Akwasi) en afsluiter Yo! toont Extince wie de baas is. Of beter gezegd: wie de baas kan zijn. Want echt Binnenlandse Funk wordt het nooit. Maar de oude meester laat bij vlagen zien dat hij nog altijd op nonchalante wijze vette rijms uit z’n mouw schudt.
Extince’s werk op X is als Anton Corbijn die zegt dat fotografie niks voorstelt. Als Roger Federer die tennis een eenvoudig spelletje vindt. Achteloosheid en speels gemak stralen van het album af en zo nu en dan krijgt de luisteraar een glimp van klasse, die ongetwijfeld nog aanwezig is, te horen. De grondlegger levert een behoorlijke plaat af zonder zich ook maar een moment in het zweet te werken. Maar het is de vraag of het publiek, na zo lang wachten, met dit album volledig waar voor zijn geld krijgt.