Terwijl we steeds minder horen van Al-Qaida, zijn andere jihadistische bewegingen in opkomst. Zondagavond sprak in de Balie journalist Patrick Cockburn over dit fenomeen, waarvan IS(IS) de bekendste is. Naast Cockburn en moderator Lennart Booij schoof ook Arnold Karskens aan. Hij is oorlogscorrespondent in onder meer Mali, Irak en Afghanistan.
De Grote Zaal in De Balie stroomt vol. Vanavond komen de bezoekers voor een lezing van Patrick Cockburn, een door de wol geverfde en veelgeprezen Midden-Oosten-journalist. Aansluitend aan de lezing vindt een duo-gesprek onder leiding van Lennart Booij plaats, met journalist Arnold Karskens die, net als Cockburn, vele malen afreisde naar het onderwerp van deze avond: Irak. Of eigenlijk IS, of ISIS, ISIL of Daesh (al-Dawla al-Islamiya fī al-Iraq wa al-Sham), want hebben we het hier nu slechts over wrede strijders in Irak en Syrië, of is het een heuse staat?
Cockburn en Karskens zijn geen onbekenden van elkaar. In 1991 zaten ze beiden in Bagdad toen de Amerikanen Saddam uit Koeweit wilden verdrijven en de bombardementen begonnen. Gelukkig wordt de avond geen oude jongens krentenbrood, daarvoor is er te veel te bespreken.
De onlangs 65 geworden Cockburn oogt fragiel; hij loopt zeer moeilijk (een gevolg van de polio waar hij als kind aan leed) en zucht af en toe diep, alsof hij het ook allemaal even niet meer weet. Niets is minder waar. Wie de man niet kent, zou niet denken dat deze in Ierland geboren journalist enkele weken geleden nog in het Iraaks-Koerdische Erbil was, op een berg uitkijkend naar de frontlinie, daar waar het Kalifaat begint en de macht van de Koerden stopt.
Cockburn was in Noord-Irak, onder meer om met ex-IS-strijders te spreken. Hij legt genadeloos het totale falen van het Iraakse leger bloot – “een Irakees vertelde mij ooit: het Iraakse leger gaat niet vechten, het is geen leger maar een onderneming”-; de miljoenen dollars die in het land gepompt werden, zorgden voor extreme corruptie. Legerofficieren kopen hun rang en verdienen dit vervolgens terug door smeergeld en diefstal. Hoe anders is dat bij IS. Want zoals Cockburn terecht benadrukt: het is belangrijk de leiders van de terreurclub niet af te doen als een stelletje incompetente barbaren. Islamitische Staat slaagde in iets wat de Iraakse overheid nooit lukte, namelijk succesvol belasting heffen.
Bovendien zijn de voorwaarden om voor IS te vechten heel redelijk. Salaris, voedsel, onderdak, het zijn zaken die voor de gemarginaliseerde soennieten zeer onder druk staan sinds Saddam Hoessein werd afgezet in 2003 en het sektarische geweld losbarstte.
In het gebied dat IS bestuurt (ongeveer zo groot als Groot Brittannië) is een zekere mate van orde en stabiliteit en de sektarische verschillen tussen Koerden, sjiieten en soennieten zijn inmiddels zo groot geworden dat veel soennieten volgens Cockburn nog liever onder het theocratische bestuur van IS staan dan dat ze de toorn van de sjiitische milities en de Irakese overheid opnieuw over zich heen krijgen.
Zoals Karskens later ook aangeeft: onder de sharia van IS is er eenduidigheid, de wet geldt voor iedereen, zonder onderscheid. Er is dus minder corruptie en meer stabiliteit, en dat verkiest menigeen boven het doorrotte en marginaliserende systeem van de overheid. Juist in tijden van chaos kunnen extremistische groepen daarom groot worden én blijven.
De volgende anekdote van Cockburn gaat over een man die wil strijden voor Islamitische Staat. ‘Nee’ zeiden ze daar toen hij zich aanmeldde, ‘je bent te dik’. En dus werd de rekruut eerst gehard door fysieke trainingen en wapenoefeningen. Cockburn legt uit hoe de manschappen gevormd worden: het begint goedschiks, maar na verloop van tijd komt er steeds meer druk te staan op de manschappen.
Langzaamaan worden ze klaargestoomd om allerhande gruwelijkheden te begaan. Het start met het kijken naar executies, live of op video. Niet alleen wordt het moorden op die manier ‘normaal’, het laat ook zien wat er gebeurt met mensen die ontrouw zijn aan IS. Na verloop van tijd moeten de mannen zelf mensen doden. Het stuitte deze strijder tegen de borst dat dit niet enkel sjiieten waren, maar ook zijn ‘eigen’ mensen. Zelfs mensen die hij kende, uit zijn stad Fallujah.
Ook de jonge Yezidi-meisjes die werden uitgedeeld onder de manschappen wekte het afgrijzen bij deze inmiddels gedeserteerde IS-strijder. Hij vluchtte, en zijn verhaal werd opgetekend door Cockburn. Het zijn verhalen die je niet snel vindt en áls je ze al vindt, dan is de authenticiteit vaak discutabel. Bij mensen als Cockburn hoef je daar niet bang voor te zijn. Hij heeft het netwerk, de kennis en het talent om dergelijke episodes levendig op te tekenen en te vertellen.
Na een kleine drie kwartier schuift ook Karskens aan. Als journalisten zijn de twee erg verschillend. Waar Cockburn met zijn laatste boek over IS en eerder over de sjiitische politiek leider Muqtada al-Sadr welhaast wetenschappelijke analyses is gaan schrijven in de loop der jaren, is Karskens meer de bereisde oorlogsveteraan die heel duidelijk (politieke) misstanden aan de kaak wil stellen.
Karskens begint dan ook met ‘IS is a child of war’, en schetst in vogelvlucht het totale rampenscenario dat zich voltrok na de Amerikaanse invasie in 2003: er was geen Saddam Hoessein meer, en de macht van de stammen werd niet erkend. De Amerikanen waren de baas maar hadden geen idee hoe het land te besturen, en dus konden groepen als Al-Qaida in Irak ontstaan, een groep die bikkelhard vocht tegen de overheersing van het buitenlandse leger én tegen de sjiieten.
Het creëerde een keur aan geharde, onstopbare vechters waaruit ook IS voortkwam. Toch creëerde de onrust van de afgelopen jaren een fragmentatie binnen Irak en Syrië die volgens Karskens niet ongunstig is voor de Verenigde Staten: het zorgt er namelijk voor dat niemand in die contreien op grote schaal de macht kan grijpen.
Daarmee komen we op de geldschieters voor IS. Dat zijn volgens Karskens Saoedi-Arabië en Pakistan. Cockburn noemde ook de Golfstaten, die volgens hem onder druk worden gezet door de terreurgroep; ze dreigen met aanslagen en dus betalen de olielandjes eigenlijk een soort ‘protectiegelden’ aan Islamitische Staat. Groter probleem is wat Karskens betreft het feit dat al deze landen direct onder invloed staan van de EU en de Verenigde Staten, waarmee ‘wij’ eigenlijk de eigen vijand steunen.
“We are a part of the problem, not of the solution”, aldus de Nederlander. Dat heeft weer mede te maken met de ‘brug’, zoals Karskens het noemt, tussen Beiroet en Teheran, daarmee doelend op de invloedssfeer van Iran, die van Teheran door Irak en Syrië naar Libanon loopt. Voor Saoedi-Arabië, onze belangrijke handelspartner, een zeer heet hangijzer. Wat duidelijk wordt, is dat het allemaal samenhangt met elkaar, maar een ieder heeft weer z’n eigen belangen.
De gespreksonderwerpen blijven maar opborrelen en eigenlijk is de avond te kort. We zouden veel dieper op al die gecompliceerde zaken moeten ingaan, maar dat is onmogelijk.
Want waar kies je dan voor? Het gesprek en de publieksvragen erna schieten van de ideologische overtuiging van IS (het bekende stokpaardje ‘IS-strijders zijn geen echte moslims’ komt vanzelfsprekend langs) naar de geestelijk leiders van de groep, tot de invloed van de Golfstaten en Saoedi-Arabië, de deals van Pakistan en Saoedi-Arabië met de Verenigde Staten, de invloed van Iran op Irak, Syrië en Libanon en de gesprekken die Obama voert met de Islamitische Republiek. Kortom: multilaterale verbindingen en bilaterale overeenkomsten, complottheorieën, een theologisch sausje en diplomatieke moeilijkheden om het mee af te toppen.
Te veel om in anderhalf uur te behandelen, met als gevolg dat de korte uitwijding op al deze onderwerpen nét niet bevredigend is. Maar ach, levende legendes als Cockburn en Karskens horen discussiëren over hun vakgebied is hoe dan ook een goed besteed avondprogramma.
Conclusie, zoals de Ierse journalist in het begin al aangeeft, als we kijken naar IS: “The Omen are not too good”. We zijn voorlopig nog niet van ze af. Strijders zijn gemotiveerd en geven niet snel op. Karskens ziet als mogelijke oplossing het sektarisme uittekenen op de map: laat de soennieten, sjiieten en Koerden allen hun eigen stuk land hebben. Cockburn denkt bovenal dat geweld de enige manier is om deze heerschappen aan de pakken. Het is een soort islamitisch fascisme dat militair bestreden moet worden, maar de soennieten moet wel een stuk land gegeven worden waarover ze zelf kunnen beschikken, daarover zijn beide heren het eens.
Gelukkig is er dan ook nog een pacifistisch mijnheer die bij IS vooral een strijd ziet die alleen ideologisch beslist kan worden door het christelijke Westen, met de nadruk op christelijk. Bedoelt deze man soms dat als iedere Arabier Onze Lieve Heer in de hartjes sluit, algehele wereldvrede ons ten deel zal vallen? Dat zou een religieus waanbeeld zijn dat niet veel verschilt van dat van het subject van deze avond. Maar goed, dat is een aanname die berust op interpretatie, en als er één ding duidelijk is na vanavond, dan is het dat ruwe interpretatie van een tekst tot zeer gewelddadige situaties kan leiden.
Kijk hier de avond in De Balie terug.
https://vimeo.com/debalie/patrickcockburn
Foto’s: Jan Boeve/De Balie