Ronald van Raak, Tweede Kamerlid voor de Socialistische Partij, is blij met de langverwachte en meermaals voorspelde teloorgang van de Partij van de Arbeid. Dat is best begrijpelijk. Van Raak observeert accuraat dat de de PvdA uitzonderlijk lang een monopolie op de linkerzijde van het politieke spectrum bezat. De partij bevond zich tevens evenzo lang – achteraf gezien veel te lang – prominent in het hart van de landelijke en regionale besturen. Op de regel dat macht corrumpeert en te veel invloed geconcentreerd in te kleine kring een negatieve werking heeft vormde de PvdA geen uitzondering. Daar is de lijst met faalbestuurders en andere beunhazen te lang voor, dat heeft het imago van de partij geen goed gedaan.
Daarnaast was de PvdA van oorsprong een arbeiderspartij, gestoeld op het idee dat zij die laagbetaalde lichamelijk intensieve arbeid verrichtten gesteund moeten worden door hen die het beter hadden. Dit idee had lang opgeld in een Nederland dat na de Tweede Wereldoorlog relatieve voorspoed kende en waar het socialistische gedachtegoed dat voor en tijdens de oorlog hevig onderdrukt werd welig tierde. Het probleem waar de PvdA in de jaren 1990 voorkwam te staan is ironisch genoeg hetzelfde probleem dat Karl Marx over het hoofd zag: laagbetaalde lichamelijk intensieve arbeid neemt met technologische vooruitgang en economische voorspoed af, terwijl een toenemende individualisatie zorgt voor een verminderde interesse in van bovenaf opgelegde solidariteit. Met andere woorden, de electorale parketvloer waar de PvdA jarenlang op kon steunen leed aan een onomkeerbare vorm van houtrot. Daar komt bij dat de partij lange tijd heeft geworsteld met een veranderende vorm van politiek. Waar Pim Fortuyn en na hem Geert Wilders gretig en luidruchtig aan de haal gingen met het I-woord en de problematiek daaromheen, leek de PvdA enkel stomverbaasd dat een Fortuyn het beestje bij de naam durfde te noemen.
Zoals dat gaat bij diepgewortelde politieke bewegingen duurde het even eer de effecten van enerzijds een groeiend regentenimago en anderzijds een afnemend draagvlak goed zichtbaar werden. Wouter Bos ondervond aan den lijve dat de hegemonie van zijn partij, die onder Wim Kok nog zo vanzelfsprekend leek, tanende was. In 2003 bekwam de partij enigszins van Ad Melkert, toen bij de landelijke verkiezingen tweeënveertig zetels behaald werden. Dat waren er slechts twee minder dan het CDA, dat met een winst van maar liefst één zetel wel de grootste bleef maar nogal bleek afstak bij de negentien zetels winst van de PvdA.
Helaas voor Bos had Jan Peter Balkenende geen enkele boodschap aan deze cijfers. Daarom bleef, tot enige consternatie onder PvdA’ers, een CDA-PvdA-kabinet achterwege. De mislukte formatie kwam bij Bos bijzonder hard aan, die zich ‘grotelijks bedonderd’ voelde en verklaarde ‘voor de gek te zijn gehouden‘. Balkenende stelde dat “de chemie onvoldoende was” en gooide met die nietszeggende woorden het nog sluimerende idee dat er voor de PvdA eigenlijk in iedere regering toch wel een plek was definitief het raam uit.
Na de klap die de partij onder Melkert moest incasseren kregen Bos en de zijnen nu wederom een bats op de plaat. In de jaren die daarop volgden kwam de PvdA deze knauw maar nauwelijks te boven. In 2006 verloor de partij negen zetels maar kwam vervolgens alsnog in een regering terecht, een curieuze driehoeksverhouding met het CDA en de ChristenUnie. Dit kabinet wist het op twee dagen na drie jaar vol te houden en viel over Uruzgan, de tweede keer in de recente geschiedenis dat de PvdA het veld moest ruimen om een militaire missie. De Pax Sociaal-Democratia van de tweede helft van de jaren 1990 was voorgoed voorbij, zo bevestigden ook de meest recente verkiezingen nog maar weer.
Dat is inderdaad goed nieuws voor de SP en GroenLinks, zoals Van Raak schrijft. De PvdA heeft niet langer het alleenrecht op een uitvoerbare linkse agenda, want de partij is de uitvoerende macht al enige tijd geleden verloren. Het rapport van de commissie Hamming, dat de partij weer enigszins op de rails had moeten krijgen, gaf blijk van een ongekende intellectuele armoede en schoffeerde bovendien de wel hardwerkende minions die al meer op straat dan in de achterkamers vertoefden. De komende jaren is de linkerkant inderdaad voor de SP en, in mindere mate, GroenLinks.
Het wil alleen niet zeggen dat Van Raak en de SP zich nu rijk kunnen rekenen. De partij heeft bij de afgelopen verkiezingen enig succes geboekt, zeker in bijvoorbeeld Groningen, maar dat ging vooral ten koste van de PvdA. Landelijk gezien trok Nederland, zoals altijd wanneer het er op aan komt, naar de afgrijselijke middelmaat: het CDA. De PvdA mag dan voorlopig dood zijn, links gaat er niet van profiteren.