Verleden week vond in Soesterberg de Future Force Conference 2015 plaats. Vertegenwoordigers van de defensie-industrie, het Ministerie van Defensie en de krijgsmacht kwamen bij elkaar om na te denken over, in de modieuze woorden van Commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp, “antwoorden voor de uitdagingen van morgen”. De teneur van de conferentie was weinig verrassend: er moet meer geld naar defensie, er moeten nieuwe militaire capaciteiten ontwikkeld worden en het draagvlak voor defensie moet worden vergroot.
De gedachte dat defensie de oplossing zou zijn voor de instabiliteit die grote delen van de wereld teistert, heeft echter iets wereldvreemds, want als de recente ontwikkelingen in Afrika en het Midden-Oosten nu één ding duidelijk maken, is het dat de krijgsmacht als strategisch instrument voor de Westerse buitenlandse politiek daar vrijwel waardeloos is geworden.
Terwijl de deelnemers aan de Future Force Conference voor eigen parochie stonden te preken, werd in Jemen de regering van President Hadi onder de voet gelopen door sji’itische Houthi rebellen. De instabiliteit van Jemen is ongetwijfeld het soort ‘uitdaging’ waar Middendorp het over had, maar wat hier met militaire middelen tegen te doen valt, mag Joost weten.
Jemen is nu, net als Libië, een onbeheersbare warboel van jihadistische en tribale groeperingen die elkaar naar het leven staan, en in dergelijke situaties is militaire interventie zinloos. Troepen op de grond worden onherroepelijk meegezogen in het conflict en voor luchtaanvallen, die doorgaans dienen ter ondersteuning van de grondtroepen van een van de strijdende partijen, ontbreekt het aan betrouwbare partners.
Dat militaire interventie een heilloze weg is, blijkt ook uit de bombardementen in Irak. Het is waar dat de opmars van de Islamitische Staat op een aantal fronten is gestuit, maar het is maar zeer de vraag of een definitieve nederlaag van de Islamitische Staat, zelfs al zou die in zicht zijn, veel op zou lossen. Nu al branden sji’itische milities hele soennitische dorpen plat in de gebieden die ze op Al-Baghdadi en zijn mannen hebben veroverd, en zolang dit soort wandaden worden gepleegd, zal er steun blijven bestaan voor groepen die, net als de Islamitische Staat, tegen de sji’itische dominantie strijden.
Maar ook als verder soennitisch verzet uit zou blijven of zou worden gebroken, kan niet worden gesteld dat de militaire interventie Europa en de VS iets heeft opgeleverd. Immers, een overwinning van de sji’itische milities zou betekenen dat Irak feitelijk in handen van Iran is gevallen. Hoe het conflict dus ook uitpakt, vaststaat dat het voor Europa en de VS een debacle wordt, en daar veranderen de hoogwaardigheid en de ‘toekomstbestendigheid’ van hun krijgsmachten niets aan.
Het probleem met militaire interventie is echter niet alleen dat het geen oplossing is, maar ook dat het de huidige ellende juist heeft veroorzaakt. Bijvoorbeeld, de Libische dictator Muammar Gadhaffi werd met militaire steun van de VS en Europa verdreven, maar gezien de chaos waar Libië na deze actie in terecht is gekomen, is het moeilijk vol te houden dat het land er echt op vooruit is gegaan.
Hetzelfde geldt voor Irak. Daar zette de omverwerping van het regime van Saddam Hoessein de relatie tussen soennieten en sji’ieten op scherp, waardoor het kon gebeuren dat jihadisten en leden van Saddam Hoesseins Baath partij, vaak ook soennieten, het op een akkoordje gooiden en samen de Islamitische Staat oprichtten. In zowel Libië als Irak heeft westerse militaire interventie de situatie dus alleen maar erger gemaakt.
Maar tragisch als deze mislukkingen op zichzelf al zijn, het gebruik van militair geweld is niet het enige opzicht waarin de inzet van westerse krijgsmachten zinloos of contraproductief is gebleken. Het is hoog tijd om ook de indirecte benadering, waarbij de veiligheidstroepen van andere landen worden getraind en uitgerust, als een groteske mislukking ten grave te dragen.
In Afghanistan zijn miljarden besteed aan de opbouw van een leger en een politiemacht zonder dat het land er ook maar één sikkepit mee is opgeschoten, en in Libië en Irak heeft de opbouw van het leger en de politie slechts bijgedragen aan de vuurkracht van de groeperingen die juist bestreden moeten worden. In Libië hebben jihadistische milities depots met door de VS geleverde wapens leeggeroofd en Iraakse militairen lieten al hun materieel achter toen ze afgelopen zomer massaal op de loop ging voor de Islamitische Staat.
En dan hebben we het nog niet eens over de veiligheidstroepen die, bijvoorbeeld in Nigeria en Congo, de training en wapens die ze van de VS hebben gekregen, gebruiken om op grote schaal de eigen bevolking te mishandelen en te verkrachten.
Het is misschien moeilijk te verteren, maar Europa en de VS zullen moeten wennen aan het idee dat ze in instabiele regio’s gewoon niets in te brengen hebben. Bij het nadenken over hoe de krijgsmacht moet worden aangepast aan “de uitdagingen van morgen” past dus een zekere bescheidenheid als het gaat om wat het Westen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika – en eigenlijk ook in Oekraïne – vermag.
Dit is geen pleidooi voor een principieel pacifistische houding, maar voor realisme. “Niets doen is geen optie,” waarschuwde Middendorp op de Future Force Conference, maar als het overduidelijk is dat niemand baat heeft bij de inzet van Amerikaanse en Europese strijdkrachten, is niets doen nog niet eens zo’n slecht idee.