Acteur Martijn Fischer vond André Hazes eerst gewoon een leuk figuur om te spelen, maar hij begon de volksheld later te waarderen. Maandag ging de film over het leven van Hazes, Bloed, zweet & Tranen, in première in 130 bioscopen. In Troskompas: “Ik heb enorme bewondering voor hoe hij zijn armoedige jeugd heeft doorgebracht, onder zijn repressieve vader. Die tilde hem op het biljart om biertjes te verdienen voor zijn vader en sloeg hem volgens de overlevering soms door het café. Dat was een zware jeugd voor dat ventje. Als je dan ziet wat hij heeft bereikt en hoeveel harten hij gestolen heeft, hoe diep hij in de volkscultuur zit. Toen ik begon vond ik het gewoon een leuk figuur om te spelen. Maar ik ben gek genoeg postuum ook van hem gaan houden.”
Nadat Fischer eerder in de musical Hij gelooft in mij speelde, vertolkt hij nu de oude volksheld in een speelfilm. Dat doet de acteur met veel plezier, omdat het een interessante man is om neer te zetten. “Hij lijkt wel een snelkookpan. Hij kan heel sloom zijn, als hij met zijn afstandsbediening op de bank zit. Maar Hazes’ geestelijke gesteldheid staat altijd op omkiepen. De spanning loopt continu op en hij kan iets zien, ruiken of meemaken en ineens omslaan.”
Fischer vertelt in het vermakelijke interview hoe hij dat aanpakt. “Als je een bestaand mens speelt, moet je hem proberen te zijn op jouw manier. Dan zit je nooit fout. Je moet de sfeer van iemand benaderen, het bier en de bitterballen ruiken. Als je het heel erg na gaat doen krijg je een soundmixgevoel.” De acteur, die in de Nuon-reclame, nog een Utrechts accent had, heeft zich goed voorbereid op de rol. “Ik heb twee biografieën gelezen en veel opnames bekeken. Daar bleek dat Hazes in zijn natuurlijke habitat – als hij niet het gevoel had dat er een camera op hem gericht was – een heel andere Hazes was. Introverter, rustiger. Maar ook iemand die moeite heeft met prikkels. In de docu Zij gelooft in mij zitten veel van die scènes.”
Hij heeft goed naar de bewegingen van Hazes gekeken. “Als hij optreedt, loopt hij bijvoorbeeld vaak een diagonaal. Dat komt uit de operette, net als het drama in zijn zingen. Dat is typerend voor de sterren uit De Jordaan, net als dat schudden aan het eind van een zin. Uiteindelijk had ik zo als het ware een ladenkastje vol beweginkjes en dingetjes en heb ik steeds iets gepakt waarvan ik vond dat het erbij hoorde. Dat is trouwens niet een heel bewust proces. Die uiterlijkheden. moet je vervolgens verbinden met wat er van binnen gebeurt. Als dat lukt heb je een goed personage.”
Fischer heeft een tijdje in een bandje gezeten, maar speelde in die periode nooit Hazes. “Daar werd wel vaak om geroepen. Ik kan het niet meer goedmaken, maar dat zat niet in ons repertoire. Ik deed wel Marco Borsato.” Toch is hij fan geworden van de nummers van de man die nog steeds immens populair is. Hij roemt de eerlijkheid van de songs. “Dat het geen gelul is en dat heel veel mensen zich er mee kunnen identificeren. Die beroemde zin van Hazes: ‘Ik zag je staan op het perron en wou dat ik je kon’. Dat is heel exemplarisch voor hoe hij dacht. Niet vanuit de gedachte werken, maar vanuit zijn intuïtie. Zo moet het, want zo ben ik.”
Zijn lievelingsnummer is Ik leef m’n eigen leven dat ook vertolkt is door de kleine André: “Ik vind Bloed, zweet & tranen heel mooi, ook omdat het zoveel teweeg brengt. Maar ik vind Ik leef m’n eigen leven nog mooier. Kleine Dré heeft er een tattoo van, dat zou ik niet zo snel doen, want dat staat niet in het zwembad met mijn dikke buik.
Maar het lied is prachtig, hij schreef het toen het nog net goed met hem ging. Het gaat heel erg over: laat mij m’n gang maar gaan, laat mij maar. Dat is heel illustratief voor die periode, waarin hij de kritiek die hij ook kreeg voor zichzelf een plek moest geven en pareren. Hij zingt het mooie nummer even voor de interviewer. ‘Ik kijk nu terug, en toch heb ik geen spijt? Het waren mooie jaren. Want wat ik deed, nooit deed ik iemand kwaad ermee? Het is mijn eigen leven.”