Hoe doe je dat eigenlijk, Kamervragen stellen tijdens het vragenuurtje? Gisteren lieten vier Kamerleden zien hoe het moet: Barry Madlener (PVV) stelde vragen over geweld tegen treinpersoneel, Norbert Klein over precariobelasting, Gert-Jan Segers (ChristenUnie) over antisemitische spreekkoren en Tanja Jadnanansing (PvdA) over MBO-ers met schulden. Kamervragen stellen blijkt een proces wat zich steeds op dezelfde manier voltrekt. De rode lijn is: doe zo boos mogelijk, anders lijkt je vraag niet belangrijk. Een handleiding in acht stappen.
Er is iets ergs gebeurd. Als Kamerlid zit u daar bovenop. Er zijn antisemitische spreekkoren geweest bij een voetbalwedstrijd, er was een geweldsincident in de trein, burgers gaan twintig euro verborgen belasting betalen of een onderzoek laat zien dat MBO’ers steeds meer schulden hebben. Het nieuws kwam niet van uw achterban, van burgers of van partijleden, het kwam uit de media. U haast zich om er vragen over te stellen. Het voordeel: de minister moet komen opdraven.
U bent heel boos en verontwaardigd over wat er is gebeurd. Het kan ‘echt niet zo zijn’ dat de belasting lokaal met twee tientjes wordt verhoogd terwijl al jaren over deze belasting wordt gepraat. U heeft al heel vaak een plan gepresenteerd tegen geweld in de trein en u heeft al talloze keren gesproken over antisemitisme. U meldt het nog maar eens. Dit is geen incident uit de media: er is een structureel probleem. Als Kamerlid bent u het echt helemaal zat. Probeer dit zo gewichtig en authentiek mogelijk over te brengen.
Uw vragen hebben direct effect. De minister meldt dat ook hij boos en verontwaardigd is. De verontwaardiging groeit! De minister meldt ook dat het ‘echt niet kan’ wat er gebeurd is. Het is ‘onbestaanbaar’. De minister erkent meteen dat het geen incident is maar een langer slepend probleem. Uw pleidooi krijgt de erkenning die het verdient. De minister zegt er bovenop te zitten. Er komt ‘een stevige aanpak!’ Dat was al zo, dus er is niets nieuws onder de zon, maar dit is een mooi moment om het beleid nog eens uit te venten. De minister bedankt u dat dit onderwerp ook uw aandacht heeft.
Als Kamerlid moet u zich in deze fase niet van de wijs laten brengen door de vraag wie er echt verantwoordelijk is voor het incident of de minister echt iets aan het probleem kan doen. De precariobelasting ligt bij de gemeenten, spreekkoren zijn een zaak van voetbalclubs, schulden van MBO-ers zijn de schuld van MBO-ers zelf en geweld in treinen is een zaak van de NS. Allemaal op ruime afstand van de minister. Deze kan weinig doen, maar daar wijst u niet op want dan lijkt het net alsof u voor niets stennis schopt. De minister moet luisteren naar de Kamer dus die zal nooit zeggen dat zijn invloed gering is en uw vragen dus zinloos zijn.
U moet wel volhouden. Het lijkt inmiddels alsof de minister uw kwestie serieus neemt, maar daarmee heeft u te weinig persoonlijke exposure gekregen. U suggereert dus in uw reactie op de minister dat er toch onvoldoende wordt gedaan. Ook al voert de minister uw plan tegen geweld in de trein uit, dan ontkent u dat gewoon. Ook al worden antisemitische uitingen bestraft, suggereer dan toch dat die aanpak te mager is. Haal alles uit de kast om te suggereren dat u daadkrachtiger en bozer bent dan de minister. Dat is goed mogelijk, want de middelen van de minister zijn toch beperkt.
Nu breekt de beslissende fase aan: gaat er iets gebeuren? De minister gaat alle maatregelen nog eens opsommen om zo de indruk te wekken dat het helemaal goed komt. Al die maatregelen waren er al. Maar dat vindt u niet genoeg! Er moet een toezegging komen. Meestal gebeurt dat in deze fase vanzelf, maar anders moet u stap 5 gewoon nogmaals herhalen. De minister zegt als het goed gaat iets bureaucratisch toe wat het probleem niet gaat oplossen, maar waarmee u als Kamerlid wel mooie sier kunt maken. Er komt een brief, een plan of een onderzoek. Niemand heeft er iets aan, maar ach.
In deze fase willen ook uw collega-Kamerleden iets zeggen. Dat is mooi, want dat accentueert dat u een terecht punt heeft gemaakt. Uw collega’s herhalen massaal hoe geschokt ze zijn, hoe erg de situatie is en dat het echt niet langer zo kan. Ze stellen vragen die nog niet gesteld zijn en die nieuwe aspecten van het probleem naar voren halen. Deze vragen hebben verder geen inhoudelijke functie omdat er al een bureaucratische toezegging ligt, maar benadrukken wel uw gelijk dus laat hen rustig hun gang gaan.
Dan is het vragen stellen afgelopen. De minister gaat weer. Behalve u, uw collega-vragenstellers en de minister heeft niemand iets van uw verontwaardiging gemerkt. De scholieren op de publieke tribune zaten op hun mobiele telefoon te kijken, de journalisten bleven massaal bij de patatbalie staan en verreweg de meeste collega’s in de Kamer kletsten er doorheen. Misschien kunt u uw optreden op uw website zetten. De ambtenaren op het ministerie willen u trouwens nog van harte bedanken voor het zinloze extra werk, want ze waren er allemaal allang mee bezig.
De Haagse Grabbelton is een rubriek van notities, geruchten, observaties en onbewezen theorieën uit de Nationale Vergaderzaal. Maar u vindt hier ook de kruimels die de kolommen bijna niet haalden en hopelijk ook enkele krenten uit de Haagse Pap.