Met recente regelwijzigingen zet Euronext de AEX-index in voor een oneigenlijk doel: het werven van noteringen. Dit door de AEX onnodig vaak te herzien – en dat kost beleggers geld.
De AEX-index is oorspronkelijk ontwikkeld als graadmeter voor hoofdfondsen genoteerd in Amsterdam, en goed geschikt om in te beleggen. Hieraan wordt nu afbreuk gedaan door het belang van genoteerde ondernemingen voorop te stellen. De NL20 index van TOM is ontwikkeld als onafhankelijk en kosten-efficiënt alternatief.
Indexherzieningen leiden tot omzet en daarmee tot kosten. Over 2005-2014 was de jaarlijkse omzet bij AEX-herzieningen gemiddeld dertig procent hoger dan bij de NL20. Per miljoen euro aan index-beleggingen is dat jaarlijks 33.000 euro extra (ofwel 3,3 procentpunten). Volgens schattingen wordt minstens vijf procent van de AEX-marktkapitalisatie AEX-conform belegd: dat is 34 miljard euro. Hiervan wordt dan dus jaarlijks ruim 1,1 miljard onnodig omgezet. Onnodig, want koersontwikkelingen van AEX en NL20 (prijsversie) verschillen nauwelijks. Er is niet zoiets als één standaardmodel voor indices.
Indexbeheerders maken zelf keuzes over zaken als herzieningsfrequentie, aantal ondernemingen, wegingsmethodiek, enzovoorts. Indices hebben wél gemeen dat ze beleggers de bewezen ‘free lunch’ van spreiding bieden. Dat effect is trouwens al snel bereikt: bij zo’n twintig aandelenfondsen. Verder sleutelen aan indexregels maakt voor de index-koersontwikkeling vervolgens nauwelijks meer uit. Wél is het duurder voor beleggers.
Bij noteringskandidaten voor Euronext Amsterdam staat AEX-opname hoog op het vinklijstje – en dan graag zo snel mogelijk. Ook bij ‘Midkappers’ overigens. Hun belang is een geslaagde introductie op de markt. Door alle AEX-volgende produkten leidt indexopname automatisch tot vraag naar hun aandelen. Euronext is dit ruimhartig gaan faciliteren.
Noteringsvergoedingen krijgen prioriteit nu concurrentie andere inkomsten aantast. Sinds 2006 zijn hiertoe maar liefst negen AEX-regelwijzigingen doorgevoerd, zoals steeds meer herzieningen, versnelde toelatingen, kwalificatie van buitenlandse fondsen, en afschaffing van de index-gebruikersraad. De onafhankelijkheid van de AEX is aangetast, en dat heeft geleid tot extra, oneigenlijke kosten voor beleggers.
Optiebeleggers willen scherpe bied- en laatprijzen. Opties zijn termijncontracten, dus hoe voorspelbaarder de onderliggende waarde, hoe krapper deze ‘spreads’. AEX-regelwijzigingen hebben deze voorspelbaarheid aangetast. Tot 2008 was er jaarlijks één herziening, inmiddels zijn die elk kwartaal mogelijk. Daarnaast zijn er fast-entry rules ingevoerd.
De NL20 is aanmerkelijk beter voorspelbaar, met gemiddeld één jaarlijkse herziening. Fondswisselingen worden drie maanden tevoren aangekondigd (AEX: twee weken). En potentiële nieuwkomers doorlopen eerst een ruime ‘weathering period’. Ook de nieuwe AEX-regels voor opname van ‘exoten’ impliceren kosten. Er zijn meer fondswisselingen als deze fondsen tijdelijke passanten blijken die vooral om fiscaal-technische redenen naar Amsterdam kwamen. En voor diverse buitenlandse fondsen (Nederlandse vooralsnog niet) wordt een Financiële Transactie Taks overwogen. De NL20 vermijdt al deze kosten.
Tot slot berekent Euronext aan uitgevers van AEX-produkten licentiefees, en verkoopt zij professionele gebruikers de benodigde indexdata. Ook deze kosten komen uiteindelijk terecht bij beleggers, die daarmee ongemerkt meebetalen aan het werven van noteringen. De NL20 is onafhankelijk en heeft de belangen van beleggers als uitgangspunt. Indices dienen onafhankelijk te zijn en beleggingskosten transparant – ook toezichthouders benadrukken dit. Wat is de aard en omvang van kosten bij indexbeleggen? Reacties welkom!
Door: Mark Adema, indexconsultant en betrokken bij de NL20 ontwikkeling. Tot 2008 was hij directeur van Euronext Indices BV.