In Lüneburg staat vanaf dinsdag de 93-jarige Oskar Gröning terecht, met nog twee stokoude Duitsers die dienden in het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Gelijktijdig aan het proces gaat volgende week in Nederland de Duitse film Im Labyrinth des Schweigens – over de eerste Auschwitz-processen in Duitsland – in premiere.
Oskar Gröning, die de ‘boekhouder van Auschwitz’ wordt genoemd, wordt beschuldigd van medeplichtigheid aan de moord op 300.000 Joden –afkomstig uit Hongarije. Met zijn proces eindigen naar alle waarschijnlijkheid de rechtszaken tegen voormalige kampbeulen en hun medeplichtigen. De film Im Labyrinth des Schweigens laat zien hoe enorm moeilijk het was om in de Bondsrepubliek de deken van zwijgen over de oorlogsmisdaden van de nazi’s af teleggen. En hoe moeilijk het bleef om oud-SS’ers te vervolgen: slechts 49 van hen werden uiteindelijk veroordeeld.
Een veelzeggende scène in Im Labyrinth des Schweigens – de film is gebaseerd op ware gebeurtenissen – is het moment waarop duidelijk wordt dat de jonge aanklager Johann Radmann geen idee heeft wat zich in Auschwitz-Birkenau heeft afgespeeld. Het is eind jaren ’50, het Duitse Wirtschaftswunder begint op stoom te geraken, de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog en aan de verschrikkingen van het Hitler-regime worden zoveel mogelijk verdrongen, over Auschwitz-Birkenau wordt, evenals over die andere vernietigingskampen, gezwegen.
Totdat Radmann, een ambitieuze medewerker van het Openbaar Ministerie in Frankfurt-am-Main, die er genoeg van heeft om verkeersdelicten te behandelen, besluit om een tip na te trekken. Die tip, over ernstige misdaden in Auschwitz, heeft Radmann van een verslaggever van de Frankfurter Rundschau, Thomas Gnielka.
Gnielka was in 1959 in het bezit gekomen van een dodenlijst uit Auschwitz, ondertekend door de beruchte kamp-commandant Rudolf Höss – die na de oorlog was opgepakt en na zijn veroordeling in Polen op het terrein van Auschwitz was opgehangen – en door diens adjudant Robert Mulka. Mulka, die bij aankomst van de doodstreinen in Birkenau ondermeer gevangenen selecteerde – het gas, of dwangarbeid – leefde op dat moment als zakenman in Hamburg.
Als zijn collega’s geen interesse hebben en zelfs ronduit afwijzend staan tegenover het natrekken van de verdachten, besluit Radmann om dan zelf maar het onderzoek ter hand te nemen. Van het een komt het ander: uiteindelijk wordt vanaf 1963 in Frankfurt het eerste Auschwitz-proces gehouden, waarin 22 leden van de Waffen-SS terechtstonden, onder wie naast Mulka ook de beruchte kapo (opzichter) Emil Bednarek, Rapportführer Oswald Kaduk en Oberscharführer Wilhelm Boger.
Dit jaar wordt herdacht dat Auschwitz 70 jaar geleden door het Rode Leger werd bevrijd. Im Labyrinth des Schweigens komt dus op een goed moment. De film, die in Duitse kwaliteitsbioscopen veel publiek trekt, doet recht aan de feiten, hoewel de figuur van Johann Radmann, gespeeld door de acteur Alexander Fehling, fictief is en een samenstelling van drie aanklagers, die destijds bij het proces waren betrokken.
Het is nu nauwelijks voor te stellen dat het begrip Auschwitz destijds, zo kort na de oorlog, zo weinig Duitsers iets zei. Voor de enige ‘echte’ aanklager die nog in leven is, Gerhard Wiese (86), was Auschwitz een concentratiekamp als alle anderen. Dat hier systematisch honderdduizenden mensen werden vernietigd, dat wist Wiese niet, vertelt hij dezer dagen in interviews. “Ik kon me daar aanvankelijk ook helemaal geen voorstelling van maken,” zei de bejaarde Wiese tegen omroep ARD. “Ik dacht dat het Russische propaganda was. Maar toen ik de aktes doornam, bleek al snel dat het allemaal klopte.”
Het belang van het Auschwitz-proces voor de bewustwording van het Duitse publiek over de nazi-gruwelen kan niet worden overschat. Een handvol juristen veranderde de Bondsrepubliek. Voor het eerst werden nazi-oorlogsmisdaden voor een Duitse rechtbank aan de kaak gesteld. De getuigenverklaringen, die op de website van het Fritz Bauer Institut zijn terug te horen en te lezen, schokten de natie.
Dat de journalist Thomas Gnielka, die in Wiesbaden werkte, in het bezit was gekomen van bewijsmateriaal dat het proces mogelijk maakte, had hij te danken aan z’n koppige doorzettingsvermogen. Gnielka, die op 15-jarige leeftijd als kindsoldaat ooggetuige was in Auschwitz, was geobsedeerd door het feit dat zoveel nazi-kopstukken de dans hadden weten te ontspringen en geruisloos onderdeel hadden kunnen worden van de naoorlogse Duitse samenleving.
Naast zijn dagelijke berichtgeving in de krant over de wederopbouw van Wiesbaden, deed Gnielka onderzoek naar nazi-netwerken. Hij reisde ervoor naar Polen en Israël. En hij publiceerde zijn bevindingen. Zo kwam Gnielka in contact met een overlevende van Auschwitz, Emil Wulkan, die een conflict had met de West-Duitse overheid over herstelbetalingen. “Bij Wulkan thuis, op het buffet, lag een stapel aktes, bijeengehouden door een rode band”, schreef Gnielka. “Hij drukte mij die in de hand en zei: ‘Misschien interesseert dit u als journalist’.”
Tussen de papieren, die Emil Wulkan na diens bevrijding had gestolen uit het brandende gerechtsgebouw van Breslau (Wroclaw), vond Gnielka lijsten met namen van gevangenen uit Auschwitz die ‘op de vlucht’ waren doodgeschoten – dit was een eufemisme voor executeren. Belangrijk was dat in deze gevallen de Duitse bureaucratie weer eens nauwgezet had gefunctioneerd: ook de namen van de schutters – de moordenaars dus – stonden erbij vermeld. Gnielka begreep het grote belang van het materiaal dat hij in handen had.
Uiteindelijk is het te danken aan Fritz Bauer, de procureur-generaal van de deelstaat Hessen – waar de steden Wiesbaden en Frankfurt-am-Main deel van uitmaken – dat een zaak tegen de verdachten werd geopend. En dat jonge aanklagers, voor wie in de film Johann Radmann model staat, zich aan het onderzoek konden wijden.
Fritz Bauer, die in Nederland vrijwel onbekend is, is een belangrijke – om niet te zeggen een grootse – persoonlijkheid uit de beginjaren van de Bondsrepubliek. Hij was een Duitse jood, die in de jaren ‘30 voor Hitler was gevlucht, eerst naar Denemarken en, toen ook daar de nazi’s hem op de hielen zaten, naar Zweden. Hier richtte hij, onder anderen met de latere bondskanselier Willy Brandt (pseudoniem van Herbert Enst Karl Frahm), die eveneens in Scandinavië in ballingschap was gegaan, het blad Sozialistische Tribüne op.
Bauer keerde na de oorlog terug naar Duitsland en maakte carrière in het justitiële apparaat. In de film wordt duidelijk tegen hoeveel achterdocht en weerstand Bauer en diens jonge medewerkers moesten opboksen om het Auschwitz-proces mogelijk te kunnen maken. Bauer zou ooit hebben gezegd: “Als ik de straat opga, begeef ik mij in een vijandig land.”
Die indruk krijgt het personage Radmann, dat steeds bezetener wordt van de jacht op de nazi’s, eveneens. Radmann wil gaan voor de hoofdprijs: die draagt de naam Josef Mengele. De kamparts, wiens experimenten op tweelingen tot de meest beruchte nazi-wreedheden behoren, was uitgeweken naar Zuid-Amerika, maar hij keerde destijds met enige regelmaat en ongehinderd terug naar Europa.
Radmann wordt steeds vertwijfelder als hij merkt hoezeer Mengele wordt geholpen door diens old boys netwerk. Op zeker moment ziet de aanklager in iedere oudere Duitser een fanatieke nazi. Fritz Bauer weet de jonge aanklager tot de orde te roepen. Niet Mengele is het symbool van Auschwitz, weet Bauer, of Höss of Eichmann of andere bekende namen, ‘maar al degenen die geen nee hebben gezegd. Zij samen zijn Auschwitz.’ Waarmee Bauer dus ook doelde op Oskar Gröning, die pas nu terecht staat.
Tegen een aantal van deze meelopers, tegen degenen die geen nee zeiden en zich gewillig in dienst stelden van het nazi-regime, opent in 1963 in Frankfurt-am-Main, het Auschwitz proces, dat tot 1965 zou duren en enkele vervolg-processen zou krijgen. Im Labyrinth des Schweigens gaat niet in op de periode waarin het geruchtmakende proces zich voortsleepte. De film, die wisselt tussen drama, thriller en liefdesgeschiedenis, concentreert zich op de ontwikkelingen die eraan vooraf gingen. Jaren waarin Johann Radmann, net als de jonge Bondsrepubliek, volwassen wordt en zich rekenschap geeft van het verschrikkelijke Duitse verleden.
In de film gebeurt dit ondermeer doordat oudere collega’s van Radmann, die zich tegen het proces keren, hem vragen of het wellicht Radmanns doel is dat iedere zoon in Duitsland zich afvraagt of zijn vader een nazi was. ‘Ja’, antwoordt Radmann op hoge toon, ‘precies dat wil ik!’ Vervolgens komt Radmann er achter dat zijn eigen – vermiste – vader, die hij idealiseerde, eveneens een nazi was.
Regisseur Giulio Ricciarelli veroorlooft zich vrijheden, vertelde Gerhard Wiese. Wiese zou zelf nooit op zo’n brutale toon met zijn superieuren hebben gesproken bijvoorbeeld. Maar overigens wordt Im Labyrinth des Schweigens geprezen wegens het fraaie tijdsbeeld dat de film oproept en omdat uit dit verhaal duidelijk wordt dat het destijds helemaal geen vanzelfsprekendheid was dat de herinnering aan de Holocaust in Duitsland zo intens zou worden beleefd als nu het geval is. Dat laatste, zeggen historici, is voor een groot deel te danken aan dit grootste proces uit de Duitse justitiële geschiedenis; volgens de ARD ‘een mijlpaal in de verwerking van het nazi-verleden’.
Voor Thomas Gnielka, de onvermoeibare verslaggever/klokkenluider, kwamen de vonnissen in de zomer van 1965 te laat. Hij overleed aan huidkanker, in januari van dat jaar, slechts 36 jaar oud.
Volgens zijn weduwe Ingeborg is Thomas ‘aan Auschwitz’ gestorven: aan de stress, de bedreigingen en de enormiteit van de verhalen die hij aanhoorde. Aan Gnielka’s keukentafel vertelden de getuigen in dat eerste Auschwitz-proces, die notabene bij de familie logeerden, hun herinneringen en ze lieten er de op hun armen getatoëeerde kampnummers zien.
Die getuigenissen in de rechtbank leidden tot de veroordeling van 22 Auschwitz-beulen. De straffen waren te licht, vindt aanklager Wiese nog altijd. Maar het proces in Frankfurt werd desondanks historisch.
Im Labyrinth des Schweigens. Regie: Giulio Ricciarelli. Hoofdrollen: Alexander Fehling, Gert Voss, Friederike Becht.
Dit artikel werd, in gewijzigde vorm, eerder gepubliceerd in dagbladen etc. van De Persdienst.