De houten knots is het spreekwoordelijke oer-wapen van de mens, en mensachtigen (hominidae). Afgaande op de archeologische vondsten begrepen ‘we’ echter al vrij snel nadat we uit de bomen kwamen, en ons iets uit de serie Australopithecus (4.3 – 2 miljoen jaar geleden) mochten noemen, dat een steen ook behoorlijk dodelijk kan zijn. Geselecteerde stenen om mee te slaan of gooien bleken soms nuttiger en handzamer dan een dikke tak. De logische vervolgstap was het aanpassen van geselecteerde stenen om ze effectiever te maken voor een specifiek gebruik. De oudste gevonden stenen werktuigen zijn circa 3.4 miljoen jaar oud. De periode waarin de Australopithecus afarensis leefde (3.9 – 3 miljoen jaar geleden), waar ene ‘Lucy’ model voor staat.
Steenbewerking
Welke mensachtigen de eersten waren die stenen doelbewust gingen bewerken is wat onduidelijk, maar de oudste vondsten van bewerkte stenen werktuigen zijn circa 2.6 miljoen jaar oud. Genoemd naar een vindplaats ervan in Tanzania wordt de gebruiksperiode van de eerste generatie relatief simpele steenbewerkingen de Oldowanperiode genoemd. Een die duurde van 2.6 miljoen tot circa 1.7 miljoen jaar geleden. Toen brak de ‘Franse’ steentijd aan. Met de op z’n Frans bewerkte stenen werden jacht-instrumenten dodelijker, en kon de prooi efficiënter worden gevild en uitgebeend, wat een breder palet aan recepten mogelijk maakte. Inclusief het culinair recyclen van soortgenoten.
De Franse periode slaat op de indeling in categorieën van complexere steenbewerking. Deze zijn eveneens gebaseerd op de namen van de eerste vindplaatsen ervan, welke in Frankrijk lagen. De in 1872 als eerste gevonden werktuigen in het noord-Franse Saint-Acheul werden aangeduid als Acheuléenperiode de verzamelnaam. Een periode die duurde van circa 1.7 miljoen tot 100 duizend jaar geleden.
Acheuléenperiode vuistbijlen, 500-300 duizend jaar oud (foto: wiki-Toulouse Museum, upload van Didier Descouens)
De gebruikers
Acheuléentechnieken bestonden uit een tweezijdige (bifaciaal) symmetrische bewerking van stenen, met name vuursteensoorten. Een harde, vaak glazige steensoort met prettig splinterende eigenschappen voor het maken van scherpe schraap- en snijwerktuigen. Eigenschappen die zo’n 2.5 miljoen jaar geleden ontdekt werden. Alle mensachtigen in de Acheuléen-gebruiksperiode pasten deze technieken wat vroeger of later met meer of minder vernuft toe. De handen die ze maakten waren afkomstig van de groep Homo erectus -vanaf circa 1.9 miljoen jaar geleden-, de wat lastig* te definiëren Homo heidelbergensis -500 tot 200 duizend jaar geleden-, de Homo Neanderthalensis -mogelijk vanaf 300 duizend jaar geleden-, en onze eigen glorieuze soort, de Homo sapiens, die zich zo’n 200 duizend jaar geleden in Afrika voor het eerst liet gelden.
Toen waren de Neanderthalers, de soort met de grootste portie schedelinhoud, niet langer bezig met vroege Acheuléentechnieken, maar overgestapt op Levallois- en nadien de nog verfijndere, en specifiek als Neanderthaals geïdentificeerde Moustérientechnieken. De oudste gevonden Levalloiswerktuigen zijn circa 300 duizend jaar oud. Bij deze technieken vormen de afgeslagen stukken voor het maken van stenen gereedschappen en wapens ook basismateriaal voor andere werktuigen. Of zijn het doel op zich om op deze manier zo scherp of puntig mogelijk stukken afslag te creëeren. Scherp voor messen, puntig voor speren. Speren die eveneens al een tijdje dodelijker zijn dan knotsen. Zeker als ze gegooid op afstand kinetisch gaan.
Levallois- en Moustérienwerktuigen op wiki overzichtpagina
De in het Duitse Schöningen gevonden houten (werp)speren met in vuur geharde punten worden gedateerd op ergens tussen de 400- en 270 duizend jaar oud. Hoe lang mensachtigen vuur gebruiken, en belangrijker, zelf vuur kunnen maken is zoals met veel prehistorisch voortschrijdend inzicht, geen zekerheid over. Mogelijk is de kunst van het gebruik al 1.5 miljoen jaar oud, waarbij het zelf aansteken ervan zo’n 400 duizend jaar geleden ingeburgerd was. Hoewel met name Fransen nog zweren bij steak tartare, en anderen graag aanschuiven voor een bord carpaccio, biedt vuur toch iets meer bereidingsmogelijkheden (en doodt bacteriën). Het maakt daarnaast talloze anders oneetbare ingrediënten eetbaar, en dus voedzaam. Naast voor voedselbereiding kon vuur gebruikt worden voor de bewerking of ‘veredeling’ van hout en steen. Wat ons terugbrengt op de in Schöningen gevonden speren met hun in vuur geharde punten.
Hier jaagde de Homo heidelbergensis mee. Een soort waar de wetenschap gezien de mix van erectus-neanderthaler-sapiens trekjes ervan, wat moeite heeft. Net als met de Schöningen-vondst van artefacten die duiden op het gebruik van composietwerktuigen, zijnde steen-in-hout verbindingen van werktuigen of wapens, wat aanzienlijk complexere technieken inhouden dan pure hout- of steenbewerkingen.
De vondst in Ethiopië van circa 280 duizend jaar oude houten speren met stenen punten maken het gezien de verbazing die de vondst opwekte (“Like finding iPods in ancient Rome” – John Shea in NationalGeographic) er eveneens niet makkelijker op om te bepalen welke Homo-soorten (aanvankelijk) de beste uitvinders waren in de prehistorische wedloop van superieure wapenvervaardiging voor de jacht, of de strijd met elkaar.
Een strijd die En Garde met de speer volgende week weer oppikt.
*Er zijn meer ‘lastige’ soorten en ondersoorten. Zoals de Homo denisova.
(Titelfoto: in Ethiopië gewonden 1.7 miljoen jaar oude Oldowanperiode vuistbijlen. Foto: wiki, upload van Didier Descouens)