Luisterend naar Sometimes I Sit And Think, And Sometimes I Just Sit krijg ik al snel de indruk dat Courtney Barnett maar zelden gewoon zit. Elf nummers in drie kwartier die allemaal lijken zijn voortgekomen uit diepe mijmering. Dinand kan in ieder geval trots op haar zijn, want Barnett maakt muziek die ergens overgaat. Al vermoed ik dat het zingende knauw konijn van Kane niet al te snel naar de indringende alternatieve country en indierock van Courtney Barnett zal luisteren.
Mijn vermoeden is dat Barnett eerder vrienden zal vinden bij de fans van Catpower, Liz Phair en vergelijkbare rockvrouwen, dan dat zij aansluiting zal vinden bij de inwisselmainstream van de meest nietszeggende rockband uit de Nederlandse geschiedenis. Courtney schuurt en wringt namelijk graag. Tussen de pakkende en aanklampende hooks door verbrijzeld zij elke liefelijke toon met gruis, ruis en grof grommende gitaren.
Wat dat betreft valt Barnett nog het beste te vergelijken met Mikal Cronin, die ook de ene na de andere gouden poplijn uit zijn hoge hoed weet te toveren, om die vervolgens op hoog niveau te verruwen tot iets wat ergens toch een beetje bijt. Barnett doet dat misschien nog wel beter, waardoor haar powerpop ook daadwerkelijk weet te snerpen. Heerlijk, al heeft deze plaat weinig wat mij ook daadwerkelijk mee doet willen blèren. Maar niet minder belangrijk: Jan Kinds is er gek van en mijn oudste zoon gaat ervan dansen. Beiden an sich aanrader genoeg. En dat gaat het daadwerkelijk ook nog ergens over. Wat willen we nog meer?