De kans op een Brexit is door de verkiezingsuitslag in het Verenigd Koninkrijk eerder afgenomen dan toegenomen. Premier David Cameron heeft een stabielere regering dan de afgelopen vijf jaar met de liberalen erbij. Cruciaal is dat Cameron zelf helemaal niet uit de EU wil. Cameron acteert de rol van euroscepticus, terwijl hij dat niet is. Het is vooral een spel om concessies af te kunnen dwingen in Brussel, voordat het referendum over het Britse lidmaatschap er komt.
Er is natuurlijk een anti-Europese vleugel van circa één derde van de parlementsleden in Camerons eigen partij. Maar die factie is makkelijker te neutraliseren nu Cameron geen last meer heeft van de liberalen, die met hun pro-EU geluid als een rode lap op een stier werkten. Het grootste deel van de conservatieve parlementsleden wil weliswaar minder Europa, maar niet uit de EU.
Bij een referendum geldt proportional representation: elke stem telt even zwaar. Het percentage kiezers dat in de zojuist gehouden verkiezing voor UKIP en de conservatieven heeft gekozen, is amper 50 procent. Onder die kiezers is de euroscepsis het grootst, maar zeker niet iedereen die op de conservatieven stemde zal ook uit de EU willen. De meeste kiezers van de liberalen en Labour zijn vóór lidmaatschap van de EU. De zakenwereld en de invloedrijke staatsomroep BBC zijn vóór lidmaatschap. Bovendien is de regering bij referenda altijd in het voordeel op de oppositie.
Voor het Verenigd Koninkrijk zelf is een Brexit helemaal niet gunstig: de Britten worden dan helemaal afhankelijk van de Verenigde Staten, terwijl Washington nu al liever met Merkel zaken doet. Washington is vooral geïnteresseerd in wat het Verenigd Koninkrijk militair te bieden heeft. En dat is de laatste jaren bar weinig. Als het Verenigd Koninkrijk uit de EU stapt, zal Schotland waarschijnlijk uit het Verenigd Koninkrijk stappen (en toetreden tot de EU) en dat is het definitieve einde van de pretenties op de Britse eilanden een grootmacht te zijn. De erfenis van Cameron zal er dan één zijn van de man die het Verenigde Koninkrijk heeft opgeheven.
Cameron staat in Brussel vrij zwak: hij wil de EU niet uit en de EU weet dat. De leiders van de andere EU-landen kunnen dreigen hem met lege handen naar huis te sturen en hem zo het referendum te laten verliezen. Maar een paar mediagenieke concessies uit Brussel, vooral over immigratie en de toegang van migranten tot sociale zekerheid, kunnen Cameron al succesvol laten lijken zonder dat er wezenlijk iets verandert aan de EU-verdragen. Met die concessies onder de arm kan Cameron het referendum eenvoudig winnen.
Het is voor Nederland te hopen dat een Brexit er niet komt: onze buitenlandse politiek is al heel lang gebaseerd op het balanceren tussen het Verenigd Koninkrijk en de continentale machten. Lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de EU is goed voor de Nederlandse defensiepositie, goed voor de vrijhandel en voorkomt Duits-Franse dominantie in de EU.
Stel dat de Scandinavische landen na een Brexit besluiten ook uit de EU te stappen. Dan blijft Nederland, vastgeklonken aan Duitsland, achter in een EU van landen met autoritaire, centralistische tradities en haperende economieën. Rutte doet er verstandig aan Cameron te helpen het referendum te winnen, te beginnen tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU in de eerste helft van 2016.