Afgelopen 9 mei vond de traditionele Overwinningsparade op het Rode Plein in Moskou dit jaar zonder de belangrijkste Westerse leiders plaats. Met de boycot uitten zij hun ongenoegen met betrekking tot Ruslands aandeel in de gang van zaken in Oekraïne. Deze zet heeft het wederzijdse onbegrip echter onnodig verdiept, terwijl samenwerking en dialoog met Rusland op dit moment juist broodnodig zijn.
Sinds 1945 herdenkt men in Moskou elk jaar op 9 mei de capitulatie van Nazi-Duitsland door middel van een militaire parade. Dat gebeurde dit jaar met extra veel vertoon om het zeventigjarige jubileum te vieren. Ook was het een van de laatste keren dat relatief veel veteranen aanwezig waren.
De betekenis van de ‘Grote Vaderlandse Oorlog’ voor Russen is moeilijk te overschatten voor buitenlanders. De oorlog heeft het land ingrijpend en blijvend beïnvloed, in de eerste plaats demografisch. Zo kwamen 27 miljoen Sovjetburgers- en soldaten om het leven, waarschijnlijk het hoogste aantal oorlogsslachtoffers dat een land ooit te betreuren had. Veel Russen zien de overwinning op Nazi-Duitsland dan ook in de eerste plaats als de hunne, en beschouwen het als één van Ruslands belangrijkste bijdragen aan de mensheid.
Deze dag was traditioneel het moment om stil te staan bij een gedeelde en traumatische Europese geschiedenis. Juist dit gemeenschappelijke oorlogsverleden was, bij gebrek aan andere kanalen, de aanleiding geweest om Russische en Westerse leiders dichter bij elkaar te brengen; noem het ‘herdenkingsdiplomatie’. Vorig jaar sprak Poetin tijdens de D-Day-herdenking in Normandië bijvoorbeeld voor het eerst sinds de Krimcrisis oog in oog met Obama. Zelfs een onderhoud met de nieuwbakken president van Oekraïne, Petro Porosjenko, kon er bij de Russische president van af. Het “Normandië formaat” (Rusland, Oekraïne, Duitsland en Frankrijk), dat uiteindelijk zou leiden tot de huidige wapenstilstand in de Donbas, was geboren. Maar terwijl effectieve samenwerking op dringende internationale dossiers als Syrië, ISIS en Oekraïne onontbeerlijk is, werd deze mogelijkheid om bruggen te slaan dit keer bij voorbaat uitgesloten.
Terwijl het Westen, en in het bijzonder Europa, haar invloed in de wereld in de komende decennia aanzienlijk zal zien afnemen, zoekt Rusland haar toekomst daarom elders. Tien jaar geleden stonden Schröder, Chirac en Bush nog zij aan zij met Poetin; dit jaar namen leiders van de BRICS-landen en landen van de post-Sovjet regio hun plaatsen in. Daarmee stond de herdenking in het teken van twee belangrijke kenteringen in Ruslands internationale oriëntatie: enerzijds het staken van de zoektocht naar aansluiting bij, en erkenning van, het Westen; anderzijds een heroriëntering van het land oostwaarts. Poetin heeft al beloofd om in september aanwezig te zijn bij de officiële herdenking van de oorlog in China, waar de Russische president inmiddels net zoveel populariteit geniet als in eigen land.
Schrijnend is ook het feit dat de boycot het karakter van deze feestdag zelf verlaagt. Het wijst op een schokkend gebrek aan respect om de nagedachtenis aan de onnoembare oorlogsslachtoffers ondergeschikt te maken aan de politiek van het moment. Met dit instrumentele gebruik van de geschiedenis maken de Westerse leiders zich bovendien schuldig aan precies datgene waar ze de Russische machthebbers van betichten. Dat het onduidelijk is wat men hoopt te bereiken met deze boycot, die vooral een volledig gebrek aan beleid ten aanzien van Rusland uitdrukt, is des te stuitender.
De overwinning was de verdienste van het Sovjet-volk, dat er de prijs voor heeft betaald, en niet van zijn leiders. Westerse leiders lijken de twee door elkaar te hebben gehaald. Zelfs veel van de meest open, progressieve en liberale Russen hadden daarom geen enkel begrip voor het boycotten van deze heilige dag, terwijl zij die het Westen ervan verdenken de rol en enorme opofferingen van Rusland tijdens de oorlog te minimaliseren hun vermoedens hebben zien uitkomen. Zo wordt het de ergste haviken en nationalisten in Moskou wel erg gemakkelijk gemaakt.
Het gemak waarmee dergelijke gevoeligheden terzijde worden geschoven, en het feit dat deze beslissing nauwelijks serieus is besproken in het Westen, zijn tekenend voor het huidige klimaat van wederzijds onbegrip. Ook karakteriseert de boycot de gangbare gedachtegang van menige kanselarij, waar woorden als begrip, dialoog en diplomatie een verdachte bijklank hebben gekregen. Vroeg of laat zal echter onder ogen moeten worden gezien dat dit precies de benodigde kwaliteiten zijn in een wereld waarin we het als Europa steeds minder voor het zeggen hebben.
Camille-Renaud Merlen is promovendus en docent aan de universiteit van Kent, Canterbury