Toen ik in 1982 voor het eerst een tijdje in Amerika ging wonen, kreeg ik direct na aankomst in Boston, Massachusetts twee schokken te verwerken. De eerste was dat Amerika er in het echt precies zo uitzag als in Hollywoodfilms en sitcoms. Niets bleek verzonnen, het voelde alsof ik niet in een vliegtuig gestapt was maar door het scherm van m’n televisie.
De tweede schok was de onbeschrijflijke hoeveelheid flessenglas waarmee de staat Massachusetts bezaaid lag. Bermen, goten, groenstroken, veldjes, taluds, spoorlijnen, bedrijventerreinen en zelfs elk stukje plat dak dat je vanaf de bovengrondse trajecten van de ‘T’, de Bostonse metro, kon zien, glinsterde en twinkelde van de scherven. Geen wonder dat het heetste politieke hangijzer in Massachusetts op dat moment de bottle bill was, een wetsvoorstel om statiegeld op flessen en flesjes in te voeren. Net als hier nu wrongen de verpakkingsindustrie en het grootwinkelbedrijf zich daar toen in de raarste bochten om het voorstel te torpederen, om precies dezelfde redenen als waarom ze nu hier van het statiegeld op plastic flessen proberen af te komen: men heeft geen zin in het gedoe en de kosten.
Maar ondanks jarenlang taai verzet, indringend gelobby en eindeloze chicanes verloor het bedrijfsleven de slag. Terwijl de winterzon de scherven tussen de eerste sneeuw nog eens extra feeëriek deed schitteren, werd eind 1982 de Beverage Container Recovery Law, zoals de bottle bill officieel heette, aangenomen. Het jaar daarop deed statiegeld op drankenverpakkingen daadwerkelijk zijn intrede, waarna een wonder geschiedde: binnen een paar jaar was er nergens in Massachusetts meer een glassplinter te bekennen: er was naarstig opgeruimd en er kwam niets meer bij. Omdat er in die jaren nauwelijks plastic flessen waren en iedereen nog vrolijk zijn gebruikte glaswerk bij al het andere in de vuilnisbak flikkerde, weten we absoluut zeker dat het statiegeld het verschil maakte. Het glas op straat was van flessen die buitenshuis waren leeggedronken en daarna altijd gewoon waren stukgesmeten of achtergelaten. Dat was normaal. Maar zodra er statiegeld op zat, namen de mensen hun lege flessen wél mee naar huis.
Een soortgelijke ervaring had men een aantal jaren geleden in Zweden, dat tot diep in de eeuwig zingende bossen steeds voller kwam te liggen met lege drankblikjes. Daar werd statiegeld op ingevoerd en de blikrotzooi verdween als sneeuw voor de zon.
Die twee voorbeelden – er zijn er meer – zijn keihard en objectief bewijs dat statiegeld een heel krachtig middel is om mensen tot inlevering van gebruikte verpakkingen te bewegen, ongeacht wat ze er bij enquêtes en peilingen eventueel over beweren. Het zijn feiten, geen meningen, veronderstellingen of vrome praatjes. Maar dat is niet alles. Ze laten ook heel goed zien dat het “inzamelen van plastic verpakkingen” waar de anti-statiegeldlobby het nu in Nederland steeds over heeft, geen eendimensionale kwestie is, maar dat het om ten minste drie heel verschillende problemen gaat die elk hun eigen oplossing behoeven.
Bij plastic dat binnenshuis van verpakking in afval verandert, gaat het er vooral om dat we zorgen dat het niet in de “grijze container” terechtkomt, het restafval dat naar de vuilverbranding gaat. Het succes van de glasbak heeft aangetoond dat gescheiden inzameling voor dat doel heel geschikt is, precies wat de industrie nu met zijn in dat koddige marketing-Engels Plastic Heroes genoemde inzamelinitiatief doet. Verpakkingen van glas of plastic even apart bewaren en af en toe naar een aparte container brengen, is iets dat blijkbaar heel goed past in de dagelijkse gang van zaken binnen het doorsnee huishouden. Mensen zijn dan ook gemakkelijk bereid en heel goed in staat om dat te doen.
Het tweede probleem behelst het echte zwerfafval en is van een heel andere aard. Zwerfafval is rotzooi buitenshuis die bestaat uit dingen die niet bewust door mensen worden weggegooid of die je niet gemakkelijk bij je kunt houden. Je kunt het ruwweg onderverdelen in peuken van filtersigaretten, uitgekauwd kauwgom en troep die bestaat uit plastic tasjes, drinkbekers en voedselverpakkingen afkomstig uit overvolle afvalbakken of opengescheurde vuilniszakken.
Alle vermaningen, dreigementen en boetes ten spijt zal het aantal buitenrokers dat peuken mee terug naar binnen neemt en het aantal kauwers dat kauwgom na gebruik in broekzak of handtas stopt, altijd verwaarloosbaar klein blijven. Tegen peuken op de stoep helpen alleen voldoende buitenasbakken en op langere termijn beter biologisch afbreekbare filters. We kunnen natuurlijk wel verontwaardigd roepen dat die rotrokers zich beter moesten gedragen, en liefst stoppen met hun vieze, ongezonde gewoonte, maar zulk moreel gesputter verandert helemaal niets. De bestrijding van peukenvervuiling drukt reëel gesproken vooral op kantooreigenaren, gemeenten en de sigarettenindustrie die zijn filters moet verbeteren.
Anders dan het Singapore van de onlangs overleden Lee Kuan Yew, waar op het op straat spugen van kauwgom zo ongeveer de doodstraf staat, is Nederland geen autoritair geleid stadstaatje vol dociele, doodvermoeide mensen. Dat wil en kan Nederland ook niet worden. Effectieve bestrijding van kauwgomkwak is daarom bijna uitsluitend mogelijk door technische innovatie: degene die goed afbreekbaar, gemakkelijk verwijderbaar kauwgom uitvindt, verdient een nobelprijs, vermoedelijk die voor chemie.
Ook in het geval van het overige zwerfvuil zijn de mogelijkheden die burgers hebben om er iets aan te doen beperkt, en dus ook hun verantwoordelijkheden. De bal ligt vooral bij de gemeenten, die eerst en vooral moeten zorgen dat er geen kwetsbare vuilniszakken langdurig op straat liggen. Daarmee is het bijvoorbeeld slecht gesteld in Leiden, waar hordes moddervette meeuwen op ophaaldagen orgastisch in walmende hopen vuilniszakken tekeer gaan. Veel beter gaat het in die delen van Amsterdam waar het vuilnis tegenwoordig in ondergrondse containers verdwijnt. Zich ophopend vuil vind je daar alleen nog op plekken waar die containers niet tijdig geleegd worden. Alles staat of valt ermee dat de ophaalfrequentie bepaald wordt door in de praktijk aangetroffen aanbod, niet door een achter een bureau in elkaar gesleuteld rooster of door politiek geschuif met begrotingsposten. Mensen met boetes te dwingen hun afval binnen te houden heeft weinig zin. Ook de welwillendsten zitten ermee omhoog en willen ervan af.
Precies hetzelfde geldt voor de afvalbakken op straat. Ja, het is elke week een klerezooi in veel uitgaansgebieden, maar dat komt voornamelijk doordat afvalbakken op straat ontbreken of niet vaak genoeg geleegd worden. Zijn afvalbakken eenmaal zo vol dat er niks meer bij te proppen valt, dan stapelen de welwillendsten hun afval er nog symbolisch bovenop en gooit de rest de zooi gewoon op straat. Dat is de werkelijkheid: het is een low-tech capaciteitsprobleem dat alleen de overheid goed kan oplossen, desnoods door een J.C. Decaux in de arm te nemen.
Daarmee komen we bij het derde probleem, dat van de op straat en in parken, bossen en beemden weggegooide lege flessen, flesjes en blikjes. Dat is een groot probleem, dat dankzij de niet aflatende inspanningen van de drankenindustrie en wat tegenwoordig “de retail” heet gedurig ernstiger wordt. In de achter ons liggende jaren heeft de commercie kosten nog moeite gespaard om heel het volk, en vooral kinderen en jongeren, wijs te maken dat ze de dag alleen kunnen overleven bij constante ondersteuning door flesjes water, lurkzakken met ingewikkelde sappen en blikjes zogenaamde energiedrank. Dat mag natuurlijk, maar het schept ook een vorm van verantwoordelijkheid voor de afvalzooi die je daardoor als industrie helpt veroorzaken. Net als een garagist afgewerkte motorolie niet zomaar in de grond of het riool mag laten weglopen, dien je er als drankenproducent of verkoper voor te zorgen dat je afgewerkte verpakkingen niet in de openbare ruimte achterblijven of via gemeentelijke afvalbakken in de stroom restafval belanden.
Inzamelen is dus het devies. Om erachter te komen hoe je dat in het geval van buitenshuis geleegde flesjes en blikjes het beste doet, moet je niet gaan filosoferen of enquêteren, maar allereerst naar de beschikbare harde feiten kijken, de ervaringen die er hier en in het buitenland mee zijn opgedaan. Vriend en vijand erkennen dat er in Nederland sinds jaar en dag een riant draagvlak voor het statiegeldsysteem bestaat, net als bijvoorbeeld in Duitsland. Voor de Amerikanen en de Zweden bestond er in het statiegeldloze tijdperk geen enkel beletsel om hun buiten gebruikte glas- en blikwerk mee terug naar huis nemen. Dat men in Massachusetts de rommel maar op straat liet slingeren, lag niet aan het ontbreken van een inzamelingssysteem á la plastic heroes. Iedereen gooide al zijn binnenshuis gebruikte glas domweg in de vuilnisbak. Waarom zouden ze dat dan met de verpakkingen van buitenshuis genuttigde versnaperingen niet ook doen? Toch gebeurde dat niet, terwijl iedereen tot en met de zieligste dakloze zuiplap heel goed begreep waar al die scherven op straat vandaan kwamen en dat het zo niet langer kon. Maar zonder statiegeld veranderde er niets aan het gedrag van de mensen, terwijl de invoering ervan een onmiddellijke en blijvende omwenteling in het gedrag teweegbracht.
Nu kun je natuurlijk tegenwerpen dat de mensheid sinds de vroege middeleeuwen van rond 1982 diepgaand veranderd is, dat Nederlanders heel anders in elkaar zitten dan Zweden en Amerikanen, of dat statiegeld een nostalgisch begrip is dat alleen ouderen aanspreekt. Maar dat blijkt nergens uit. Kijk maar eens hoe het op koningsdag en bij festivals en evenementen toegaat. Overal waar voor plastic bier- en wijnglazen een eurootje statiegeld gevraagd wordt, leveren jong en oud trouw hun glazen in. Maar dat doen ze niet met de gratis bordjes, traytjes, kuipjes en zakjes die de van vet druipende hamburgers dragen, de veganistische soepjes en al die andere etenswaren. Die besmeuren na afloop bij tonnen elke straat, elk plein en elk veld waarop een festiviteit heeft plaatsgevonden. Ook dat is objectief empirisch bewijs, geen meninkje.
Aan de waarde en werking van het statiegeldsysteem is nooit iets veranderd, net zo min als aan de waardering ervoor. Alleen het achterliggende doel verschoof mettertijd. Vijftig jaar geleden ging het enkel om het inzamelen van waardevol vaatwerk, om dat opnieuw met melk, bier, limonade en duizend andere dingen te vullen. Dat waren vooral flessen, maar bijvoorbeeld ook kratten en de kunstige torens van aluminiumpannetjes waarin de chinees destijds zijn afhaalmaaltijden meegaf. Tegenwoordig is dat allemaal niet meer aan de orde. Nu staat de milieubelasting centraal, de vervuiling van stad en land en de plastic soup waaronder mens en dier in toenemende mate lijden.
Dat nieuwe doel maakt het des te wranger dat de drankenindustrie en de winkelketens onder aanvoering van Coca-Cola en Albert Heijn zo schaamteloos zelfzuchtig hun verantwoordelijkheden proberen te ontduiken, en dat zo veel kamerleden daar slaafs hun oren naar laten hangen dat afschaffing van het statiegeld een reële dreiging is. “De vervuiler betaalt” is zowel praktisch als politiek gesproken juist voor wie in vrije marktwerking gelooft en de overheid klein wil houden een kerngezond principe. Afschaffing van het statiegeld betekent immers dat het plastic flesjesprobleem domweg bij de samenleving als geheel, en dus bij de overheid, over de schutting wordt gegooid. Welke fatsoenlijke VVD’er kan dat thuis verantwoorden? Waar blijft een CDA’er die daarmee akkoord gaat nou met zijn met de mond zo luid beleden rentmeesterschap?
Nog laffer is het doorzichtige gedraai in het onlangs in opdracht van Plastic Heroes door TNS-NIPO uitgevoerde onderzoek, dat zou aantonen dat meer dan de helft van de Nederlanders afschaffing van het statiegeld “prima” zou vinden. Wat gevraagd werd was iets heel aders, namelijk of mensen per se naar de statiegeldautomaat wilden, of hun spullen ook best in een container wilden dumpen. Tuurlijk, zegt dan iedereen, maar we weten dat ze het in werkelijkheid niet doen. Ook sprak de enquête steeds valselijk van het “samenvoegen” van het statiegeldsysteem en het Plastic Heroes inzamelsysteem. Maar als je dingen samenvoegt, heb je ze allebei nog, terwijl het hier om niets anders dan het botweg afschaffen van het statiegeldsysteem ging. Dat is onversneden misleiding, bedrog dat getuigt van een naargeestige kruideniersmentaliteit.
De vraag is of onze volksvertegenwoordigers voldoende ruggengraat hebben om zich door de feiten te durven laten leiden, of dat zij zich door de gladde praatjes van Plastic Heroes en TNS-NIPO laten ringeloren. Later deze maand zal blijken wat voor mensen we gekozen hebben.