Wereldwijd hebben Turkse Nederlanders het meest op de AKP gestemd. In Nederland stemden 64,26 procent van de Turks Nederlandse stemmers op de partij van Erdoĝan, terwijl in Turkije de AKP ‘slechts’ 40,7 procent van de stemmen heeft behaald. Dit indiceert dat Turkse Nederlanders een stuk religieuzer zijn dan Turken uit Turkije. Turks Nederlandse jongeren van onder de 18 jaar niet meegerekend. Ondanks de geneugten en privileges van een vrije en open samenleving, heeft de Turkse diaspora – die grotendeels in Nederland geboren en/of opgegroeid is – een confessionele inborst.
Het afronden van een (universitaire) studie of zelfs promoveren, speelt evenmin nauwelijks een rol hierin. De belangrijkste factor is de mentaliteit van de ouders. De meeste Turkse gastarbeiders hadden amper een grote Turkse stad gezien toen ze het vliegtuig instapten richting Schiphol in de jaren ’60/’70 en na drie generaties wordt deze ruraal-religieuze mentaliteit van die pioniers nog altijd doorgegeven aan nieuwe generaties Turkse Nederlanders. Niet alleen door opvoeders, maar ook door imams die vanuit Turkije geïmporteerd worden. De Hollandse verzorgingsstaatcocon waarin men leefde, heeft dit Turks conservatisme decennialang gefaciliteerd en Asscher neemt deze facilitaire functie nu over. Hij is namelijk van plan om Nederlandse taal- en maatschappijcursussen aan Turkse imams te geven.
Zondag 7 juni waren er parlementsverkiezingen in Turkije, maar Nederlandse Turken konden al een week eerder hun stem uitbrengen. Bussen vol AKP-aanhangers vertrokken vanuit ‘Diyanet-moskeeën’ richting Rijswijk en Deventer waar men kon stemmen. Diyanet is het Turkse Presidium voor Godsdienstzaken (feitelijk het Turkse Ministerie van Islam). Dit staatsorgaan valt onder auspiciën van de Turkse premier en is één van de grootste islamitische organisaties ter wereld die in Nederland door Asscher in quarantaine gezet zou gaan worden. De organisatie heeft in totaal 60.641 imams en opereert 79.096 moskeeën wereldwijd. De meeste Nederlandse moskeeën zijn van Diyanet.
De imams die er preken behoren tot de Islamitische Stichting Nederland en worden door de Turkse overheid naar West Europese landen gezonden. De Turkse belastingbetaler betaalt de bouw van moskeeën, de lonen van de imams en al het andere personeel, de water/gas/elektriciteitsrekeningen van de moskeeën en luxe Mercedessen (als het aan Erdoĝan ligt zelfs een privéjet) van de algemeen directeur van het Presidium. Alevieten – die nooit een voet in een moskee zetten – Turkse Joden, Turkse Christenen en niet-praktiserende Soennieten zijn verplicht hieraan mee te betalen. Daarnaast is de Turkse belastingbetaler tegen wil en dank financier van ronselorkestraties voor de AKP die in Nederlandse ‘Diyanet-moskeeën’ op touw worden gezet tijdens Turkse verkiezingen. In een moskee behoort men de islam te prediken en geen politiek te bedrijven. Wanneer men dat wel doet, is het geen gebedshuis meer, maar een politiek verlengstuk van de Turkse Staat. ‘Diyanet-imams’ – die Turkse overheidsdienaren zijn – hebben veel invloed op hun geloofsgemeenschap. Mede vanwege deze invloed, op zelfs het stemgedrag van Turkse Nederlanders, spreekt men van ‘De Lange Arm van Ankara’.
Iets langer dan een half jaar geleden blies Asscher nog hoog van de toren door te zeggen dat hij de vier grootste Turkse religieusnationalistische organisaties onder curatele zou stellen en de ‘Lange Arm van Ankara’ wilde verlammen. Deze zogenaamde TRSO’s – Turkse Stromingen en Organisaties – vormden volgens hem mogelijkerwijs een belemmering voor de integratie van Turkse Nederlanders en het zou niet vast te stellen zijn in hoeverre deze organisaties zich bemoeien met de levensstijl van Turken in Nederland. Donderdag 4 juni was er een commissievergadering integratieonderwerpen in de Tweede Kamer waarbij Asscher en zijn ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opeens een veel mildere toon aansloegen richting deze TRSO’s. Hoe die koerswijziging tot stand is gekomen is een raadsel. De aanwezige Kamerleden – Marcouch (PvdA) en Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk) uitgezonderd – toonden zich ontsteld over Asscher’s taalplan en vonden dat de scheiding van Kerk en Staat in het geding is. Asscher had immers met zijn eerdere stellingname een duidelijk statement afgegeven richting president Erdoĝan door te zeggen dat Nederland zelf over haar binnenlandse aangelegenheden gaat, maar Asscher zwalkt nu. Kamerlid Van Weyenberg (D66) vond dat de afspraak met Diyanet niet de juiste toonzetting heeft. Temeer de belediging van de Turkse regering – dat Nederland agressief en racistisch zou zijn – nog altijd op een Turkse overheidswebsite staat. Kamerlid Heerma (CDA) noemde het een onbegrijpelijke koerswijziging en vindt de invloed van Diyanet in Nederland onwenselijk. Kamerlid Karabulut (SP) gaf tijdens de vergadering aan dat de gigantische handelsbelangen tussen Nederland en Turkije wellicht een rol hebben gespeeld in de ‘nederlaagstrategie’ die Asscher op dit moment inzet.
De handelswijze van Asscher is niet alleen tegenstrijdig, het is voornamelijk uit angst ingegeven (de Turkse PvdA-stem nóg meer te verliezen), weinig origineel en hoeft in Nederland niet geïmplementeerd te worden. Maar het is vooral hypocriet, omdat Asscher tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in 2010 zélf campagne voerde in het Turks. Bovendien kopieert hij de Duitsers door te kijken hoe men tewerk is gegaan bij de Deutsche Islam Konferenz die georganiseerd wordt door het Bundesministerium des Innern (het Duitse Ministerie van Binnenlandse Zaken). In Duitsland wonen vijf miljoen Turkse Duitsers en in Nederland ‘slechts’ vijfhonderdduizend Turkse Nederlanders. Het opzetten van imamopleidingen in Nederland zou dus een stuk makkelijker zijn dan in Duitsland. Pas wanneer Nederland haar eigen lijn gaat trekken hierin, zal de invloed vanuit Turkije op Turkse Nederlanders geminimaliseerd worden. Verdere wetgeving kan de tewerkstelling van buitenlandse imams die in Nederland willen werken verzwaren. Het is volkomen naïef om te veronderstellen dat je met een paar taallessen de invloed van Erdoĝan op Turkse Nederlanders kunt verminderen. De Staat, hetzij de Nederlandse of de Turkse, behoort geen enkele religie voor te trekken ten aanzien van een andere religie. Buitenlandse rabbijnen of Alevitische dede’s krijgen immers ook geen taal- en maatschappijcursussen van Asscher. Als overheid moet je niet een liberale islam willen ‘ontwerpen’.
Die beweging moet vanuit de Turks Nederlandse gemeenschap zelf komen en om dat te stimuleren dient Asscher te luisteren naar Turks Nederlandse professionals en niet naar conservatieve, patriarchale clubs die de facto Erdoĝan’s staatsinstrumenten zijn. Deze nieuwe generatie Turkse Nederlanders heeft over het algemeen een seculier-urbane mentaliteit en is aan het pionieren in het maatschappelijk debat, maar kan vaak vanwege sociale druk niet uitkomen voor haar anti-islamistische denkwijze.
Hen moet men een podium geven, want zij zullen verstandigere designoplossingen aandragen dan Erdoĝan’s imams, die Asscher zo snel mogelijk een enkeltje Istanbul vanuit Schiphol moet aanraden met de privéjet van hun algemeen directeur.