Sarah Meuleman zorgde donderdag voor wat ophef door zich in een interview in de Volkskrant te ergeren aan de domme, seksistische cliché-uitspraken van Nobel-laureaat Tim Hunt. Vreemd genoeg koos ze ervoor de uitspraken van de biochemicus te pareren met haar eigen seksistische clichés. Meuleman zei “Het eerste wat ik denk bij dit nieuws is: hoe dom kan een Nobelprijswinnaar zijn?” en combineerde die uitspraak vervolgens met het ultiem seksistische en generaliserende “Mannen kijken maar moeilijk voorbij het rokje.”
Tja. Hoe dom kan een filologe / literatuurwetenschapster zonder noemenswaardige onderscheidingen zijn. Ik zou nu kunnen beginnen over Meulemans dubbele pretstudie, of over getalsblinde stuudjes. Me beroepen op mijn eigen exacte achtergrond als geochemicus om het kamp van de mannen te kiezen, of zoiets. Maar dan bega ik dezelfde fout als Meuleman en Hunt: mensen een sticker opplakken, voor rotte vis uitmaken en over een kam scheren, zonder me te verdiepen in wat er achter hun domme uitspraken schuil gaat.
Ik denk dat Meuleman om te beginnen een extreem voor haar opinie relevante eigenschap van Nobel-laureaten over het hoofd ziet: namelijk dat ze raar zijn. Allemaal. Punt uit. Je wint nu eenmaal geen Nobelprijzen met normaal zijn.
Ter illustratie voer ik even Meulemans seksegenote en dubbele Nobelprijswinnares Marie Curie op. Van Curie is bekend dat ze periodes van depressie en lethargie afwisselde met hyperconcentratie en totale devotie aan haar werk. Ze schraapte bijvoorbeeld een bruikbare hoeveelheid radium bijeen door wekenlang tot diep in de nacht met haar man in een oude schuur te ploeteren. Of ze sloot zich op in haar lab en werkte dag en nacht door, tot ze instortte van fysieke en mentale uitputting. Men zegt dat madame Curie nooit geweten heeft hoe schadelijk radium voor haar was. Maar uit haar brieven blijkt dat ze wel degelijk radium verdacht van haar gezondheidsproblemen. Toch bleef ze naar het goedje terug keren. Kortom, of Marie Curie nu bipolair, obsessief was of wat anders, er wás iets met die vrouw.
Voor Tim Hunt geldt hetzelfde verhaal. Er ís iets met die man. Hunt lijkt me zo iemand die vroeger briljant was in wiskunde maar geen meisjes kon krijgen. Dat hij zich nu eigenlijk geen raad weet met de macht die hij door zijn positie over vrouwen heeft, is ergerlijk, maar ook aandoenlijk. Dat Hunt zich stoort aan “vrouwen die collega’s op hen verliefd laten worden” of die hij aan het huilen heeft gekregen met zijn lompheid, duidt op een intens kinderlijke binnenwereld. Waarschijnlijk een of andere vorm van asperger, of iets anders geks.
Maar ik zeg dit allemaal niet om diagnoses te stellen. Sarah Meuleman wel. Die heeft haar diagnose over 3.5 miljard medemensen al klaar. Uit de uitspraken van de biochemicus blijkt volgens haar dat alle mannen geile apen zijn. Punt uit. Meuleman stelt: “Interessant hieraan is dat Hunt het zinvol vond die opmerking op een conferentie naar buiten te brengen, dat zegt iets over onze samenleving.”
Maar dat een man als Tim Hunt rare dingen zegt op conferenties in Zuid Korea, zegt volgens mij helemaal niets over onze samenleving. Het zegt hooguit dat hij een rare kwibus is. Zoals dat hoort, bij Nobel-laureaten. Ik denk bovendien dat Hunt zijn uitspraken niet opzettelijk gedaan heeft. Hij is gewoon een wetenschappelijk briljante, maar verder onhandige, sociaal gehandicapte man.
En dat is precies het verschil met Meuleman. Wie goed kijkt naar Sarah Meulemans uitspraken, ziet een mevrouw die net een boek heeft geschreven en daarom opzettelijk prikkelende quotes ventileert op de website van de Volkskrant, om zichzelf te profileren ten koste van een al gevallen man. Lees de voorgaande zin nog eens en vul meneer in. Dan werkt hij ook. Mij maakt het namelijk niet uit of Sarah Meuleman een man of een vrouw is. Wat ik wel bloedirritant vind, is dit soort zelfpromotie, onder het mom van clichématige Prinzipienreiterei.