Marnix Pauwels heeft met een aantal goede vrienden al vijftien jaar een succesvol reclamebureau. Zijn enorme creativiteit dankt hij aan de drie pond woest vurende neuronen in zijn hoofd. We bespreken de voor- en nadelen van het hebben van een gestoorde geest in zijn huis in Amsterdam-West, vlak bij het Leidseplein.
Marnix begroet me joviaal. Een breedgeschouderde man met een volle baard en kort, dik haar. Een gezicht dat vriendelijke onverzettelijkheid uitstraalt, met de onderzoekende ogen van een kind. Zijn egaal wit geverfde appartement staat vol stoere jongenstrofeeën. Een professionele ministudio in een hoek, een kookeiland, een vintage leren motorjack. We gaan op een grote hoekbank vol kattenkrabsporen zitten en Marnix barst los. Hij praat anderhalf uur vol, alleen pauzerend om hypersterke espresso’s te zetten.
“Een extreem hoog percentage van de bevolking heeft psychiatrische problemen, maar we doen allemaal alsof het extreem uniek is. Kijk eens rond in de tram; twee of drie van de mensen die je ziet gaan op dat moment van binnen helemaal kapot. Maar we trekken graag een comfortabel maatschappelijk dekentje over onszelf heen, dat alle afwijkende rotzooi onzichtbaar houdt. Ik vind dat totale waanzin, maar ik heb natuurlijk een heftige ontwikkeling doorgemaakt. Ik heb er niet altijd zo over gedacht.”
In 2012 stort Marnix’ wereld in. Zijn relatie knalt uiteen en hij besluit na dertig jaar intensieve zelfmedicatie cold turkey te stoppen met roken, blowen en drinken.
“Mijn motivatie om aan mezelf te werken was heel naïef: ik wilde mijn relatie weer fixen. Al snel ontdekte ik dat dat onzin was. We zijn veel te verschillend. Maar intussen had ik al aan iedereen verteld dat ik aan de drank was, dus toen kon ik door. Drinken is gek genoeg een vorm van controle. Je weet ongeveer wat er gebeuren gaat. Ik heb altijd veel last gehad van dwangmatige gedachten. Boze, schaamtevolle, veroordelende gedachten. Heel nadrukkelijk, bijna stemmen. De enige remedie was drinken. Dan hielden ze hun bek wel. Maar daardoor kom je in een steeds ellendiger cirkeltje. Uiteindelijk heb je nog maar één oplossing: altijd drinken. Dat heb ik tot mijn tweeënveertigste volgehouden.”
“Als drank je instrument is en je geeft dat op heb je helemaal niets meer. Ik heb de meest banale vaardigheden opnieuw moeten leren: reageren op kleuren, omgaan met mensen, naar buiten gaan, rustig op een stoel zitten. Alles wat ik deed had te maken met drinken, roken of blowen. Stoppen kost zoveel kracht, er komt zoveel angst naar boven. Ik snap mensen die uiteindelijk toch weer toegeven zo goed. Het is gewoon bijna niet te doen!
“Gelukkig heb ik de inschattingsfout gemaakt dat ik dacht me instant beter te gaan voelen, zonder de schaamte, de fysieke afhankelijkheid, de katers. Als ik geweten had hoeveel psychische rotzooi er zat die uiteindelijk naar boven kwam na het stoppen, had ik het waarschijnlijk nooit gedaan. Je wilt niet weten hoe ik in dit huis huilend tegen de muren aan heb gehangen en op de vloer in mijn slaapkamer heb gelegen. Schreeuwend naar het plafond: ‘Waarom moet dit? Stop! Hou op!’ Het enige dat ik nog had, was een soort klein vonkje heel diep in me dat zei: ‘Kom maar, doe nou maar, zet door.'”
Marnix stelt pillen zo lang mogelijk uit. Hij wil het op een natuurlijke manier uitzitten. Maar ondertussen zakt hij steeds dieper weg. Als hij uiteindelijk toch aan de medicatie gaat noopt restless legs-syndroom hem te stoppen. Een behandelaar oppert elektroshocks. Intussen is er een zo goed als suïcidale sfeer ontstaan. “Ik stond als het ware voor de touwenwinkel, een touw in de etalage uit te zoeken, maar ik ben niet naar binnen gegaan. Ik ben daar heel erg van geschrokken. Iedere ingebouwde veiligheid was weg. Toen ik dat aan mijn psychiater vertelde was het tijd voor zware maatregelen.”
Binnen een week wordt Marnix in een (open) psychiatrische kliniek opgenomen, waar hij zes weken lang veertig uur per week intensieve therapie krijgt. “Wandelgesprekken, groepsgesprekken, persoonlijke gesprekken met psychiaters, met psychologen, mindfulness, yoga, ik deed alles. Ik ben heel goed in verslaafd raken, maar ik heb ook heel veel discipline. Als ik iets graag wil, hou ik het belachelijk lang vol.”
Hij ontdekt dat om echt beter te worden hij zijn decennialang gecultiveerde machopersonage moet afleggen. “Vanaf mijn tiende of elfde jaar ben ik mijn sociale functioneren gaan regisseren. Mijn hele middelbare schooltijd was ik superinteressant voor iedereen. En tegelijkertijd ongelooflijk eenzaam want ik ging nooit ergens heen. Dat was allemaal te min. Net als iemand die anorexia heeft, ontdek je dat bepaald gedrag een beloning oplevert. Dus ondanks al mijn ellende was ik al snel helemaal het mannetje in de kliniek. Maar na een week realiseerde ik me: dit is dus jouw probleem Marnix. Dit zit je fucking altijd te doen!”
Marnix waarschuwt de leiding voor zichzelf en vanaf dat moment groeit de overgave. Na zeven weken breekt hij open. “Ik zong een liedje van mezelf voor de groep tijdens muziektherapie en barstte spontaan in huilen uit. Iets dat dertig jaar lang absoluut onmogelijk was geweest.”
Er is een grote verandering ingezet. Maar na de zeven weken kliniek zit hij weer thuis. “En dan is de vraag: zet je de ontwikkeling die je hebt ingezet door? Dat lukt natuurlijk niet meteen, ik ben na die periode nog steeds diep ellendig geweest.”
Door intensieve meditatie, eindeloze observatie en mindfulness vindt Marnix langzaam een manier om zijn woeste hersens te temmen. Zijn eigen impulsen leren pareren is cruciaal om de depressies en verslavingen de baas te worden. “Het is ontzettend vermoeiend. Bij elke negatieve gedachte die je voelt, jezelf resetten. Komt er een golf van ellende omhoog: ‘Stop, even een stapje terug.’ Ik heb er twee jaar lang erg veel tijd aan besteed: ‘Alcohol? Nee.’ ‘Hm lekker een sigaretje.’ ‘Nee!’ Continu. Dat is keihard trainen, elke dag weer, duizenden keren, tot je het vanzelf doet. Ik voel de triggers natuurlijk nog wel. Afgelopen herfst voelde ik sterk de neiging om weer in te storten. Maar het hoeft niet meer uit de hand te lopen.”
Marnix zeult ook nogal wat met zich mee. Hij haalt een boekje tevoorschijn, bladert en leest voor: “Ik heb meer dan gemiddeld last van depressies. Van borderline en obsessief compulsief gedrag herken ik ook aardig wat. En verder, dysthyme stoornis, agorafobie, afhankelijkheid van alcohol, tabak, van blowen, narcisme (hij lacht), gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis…”
Hij gaat koffiezetten en vertelt intussen over zijn paniekaanvallen: “Het is heel eng. Ik word eerst altijd heel duizelig. Daarna ga ik zweten en trillen, mijn lichaam maakt zich klaar voor actie. Ik krijg een stoot adrenaline door mijn lijf gepompt, mijn lichaam doet alsof er een enorm wild dier op me af komt rennen en ik in actie moet komen. Ondertussen is er niets aan de hand. Ik had het vaak midden in de Albert Heijn: stond ik letterlijk te zwieren achter mijn karretje. Als er vijf mensen in de rij voor me stonden vluchtte ik gewoon weg. De volle kar liet ik achter.”
Hij kan zich voorstellen dat dat niet handig is, zeker met de tegenwoordige hetze rond verwarde mensen en terrorisme. “Maar als de wereld instort moet je wegwezen. Ergens veilig onder een boom gaan zitten om tot rust te komen.”
“Natuurlijk zit er een grote erfelijke component aan die paniek, aan mijn angsten en depressies. Mijn broer is totaal omgeflikkerd naar de kant van de psychose en de ellende. Ik heb er lang omheen gewandeld, maar ben denk ik de goeie kant op gevallen. Mijn zus is zeven jaar jonger en de sterkste van ons drie. Nadat ik stopte met gebruiken heb ik een half jaar lang iedere avond bij haar gegeten. Hoe ellendig ik ook was (en dat was ik); dan ging ik toch een klein beetje opgeladen weer naar huis.”
Hij vertelt over een brief, die hij van zijn ouders kreeg toen hij opgenomen was. “Die was totaal bizar. Hij ging van vrolijk naar verwijtend, van beschuldigend naar lovend. Een psychiater las het, keek me aan, begon hard te lachen en zei: ‘Ja, nu begrijp ik het wel!'”
“Iedereen kwam graag bij ons thuis vroeger. Er was altijd eten en drank en mijn ouders kunnen ontzettend gezellig doen. Maar ze waren intussen doodongelukkig. Als ik na school thuiskwam en ik deed de deur van de bijkeuken open, waren er verschillende soorten stilte. Er was de stilte van niemand thuis, de stilte dat mijn moeder in coma in bed lag, of de stilte dat mijn ouders zwijgend in de serre zaten. Of ze ruzie hadden, of dat er iets met mij was, dat zou ik wel horen als ik binnenkwam. Iedere stilte had zijn eigen kleur, en die was nooit positief. Als kind wen je daaraan. Maar daarom ben ik denk ik altijd totaal gefocust geweest op wat zich om mij heen afspeelt. Mijn lichaam staat gewoon te strak afgesteld. Ik zie en voel en merk alles. Dat is zó vermoeiend; ook daarom dronk ik zoveel.”
Het reclamevak is Marnix met de paplepel ingegoten. Hij ging vaak mee als zijn vader (die stemacteur is) reclames ging inspreken. “Voor mij als kind was het een en al magie. Supergrote studio’s, eindeloze mengpanelen, beroemde mensen, creatieven die grappen maakten met de klant, en mijn vader was altijd de gebraden haan.”
Als hij eenmaal besluit dat hij copywriter wil worden vindt hij al snel een goede baan. “Dat mechanisme in mijn hoofd dat depressie, verslaving, paniekaanvallen oplevert, zorgt er ook voor dat ik gekke oplossingen kan bedenken en mooie dingen kan schrijven. Het is hartstikke handig voor reclamewerk. Ik zat vaak genoeg behoorlijk in de war op mijn werk. Maar ik had het geluk dat ik zoveel discipline en talent heb dat ik ermee wegkwam. Ik bleef goed werk leveren, dat was mijn eer te na. Mensen bleven enthousiast over wat ik deed.”
In 2000 begint hij met een oude schoolvriend voor zichzelf. Internet heeft inmiddels een vlucht genomen, een fysiek kantoor is niet meer nodig. “We noemden onszelf Woedend!, zorgden voor een website en een mailadres en dat was het. Bas werkte in de horeca, mijn vriendin onderhield mij een beetje. Na een half jaar kregen we één klantje. Die kwam weer met een ander klantje. En toen hadden we ineens het Nationaal Olympisch Comité. Die wilden allerlei dingen die Bas en ik niet snapten. Javascript, PHP, maar we zeiden natuurlijk dat we dat wel konden, en zochten het helemaal uit. Zo is het altijd gegaan.”
Woedend! houdt nu kantoor in het Magna Plaza. Het bedrijf heeft de wereldwijde campagne van sportmerk Asics gedaan en in die tijd bijna vijftig man in dienst gehad. “Wat de dagelijkse gang van zaken betreft ben ik altijd uit de wind gehouden om te doen wat ik goed kan: tekstschrijven en dingen verzinnen. Sinds anderhalf jaar heb ik er ook weer echt plezier in. Ik vind het geweldig om onze grote ruimte binnen te lopen en uit te kijken over alle tafels, iedereen met elkaar bezig te zien.”
Voor Marnix begon een normaal leven met een bijna onbeheersbaar brein met het opbreken van zijn persoonlijke fort. Iets dat hij iedereen aanraadt. “Alles begint met het delen van je ellende met iemand. Je kunt onmogelijk alles zelf oplossen en dat hoeft ook niet. Als je tegen de muren oploopt van de angst, de frustratie over jezelf of je depressies: blijf niet zitten op je eigen eiland, in je eigen problemen. Want hoe gek je ook bent: dit is eigenlijk zo normaal. Ellende is een gegeven. Het hoort bij ons mens zijn. Mijn brein is een vloek en een zegen. Het is allebei, vind ervan wat je wilt. Het is.”
kon het gedoe
me niks meer
schelen,
en ging ik
doodgewoon
weer lekker
buitenspelen
Marnix Pauwels