Essay

Kwetsen moet, kwetsen doet goed

15-06-2015 14:54

“Maar je mag niet kwetsen, we mogen niemand kwetsen“, riep hoofdredacteur Brahim Bourzik van de Moslimkrant een dag of tien geleden met veel pathetiek uit in het Radio 1 Mediaforum. Het ging om iets met Geert Wilders of zo, maar dat doet er niet veel toe. Het punt is dat deze zich journalist noemende relipropagandist voor het oor van de hele natie luidkeels en zonder een woord van tegenspraak mocht bewijzen dat domheid, geborneerdheid en onverdraagzaamheid geen typische eigenschappen van blanke autochtonen zijn. 

Wat hij zei was dom omdat natuurlijk nergens geschreven staat dat je niet mag kwetsen – dat zou een mooie boel worden. Bourzik verkocht klinkklare onzin, gevaarlijke kletspraat die heel wat mensen helaas grif aannemen. Wat hij zei was geborneerd omdat het zoals altijd weer alleen ging om het onmogelijk maken van elke vorm van kritiek op ’s mans eigen hobby, het islamitische geloof.

‘Brahim Bourzik van de Moslimkrant verstopt zijn islamitische propaganda onder in laffe poldersaus geweekte zoete broodjes’

 

Maatschappelijke wind

En het was onverdraagzaam omdat hij weer eiste dat ieder ander met de grootste mogelijke omzichtigheid om de meterslange tenen heen sloop die een zeer ruime meerderheid van de islamitische gemeenschap nu eenmaal eigen zijn, terwijl te veel leden van die gemeenschap zich zelf ongeremd grof en respectloos plegen uit te laten over andersdenkenden.

Wel had Bourzik goed geroken hoe de maatschappelijke wind staat. Ten eerste speelde hij met verve de rol van o, zo redelijke, perfect geïntegreerde immigrant: “We mogen niet kwetsen” suggereert dat hij zich geheel correct committeert aan het in Nederland heiligverklaarde gelijkheidsbeginsel. Hij verstopt zijn islamitische propaganda – let op, nog deze week verschijnt een glossy van zijn hand waarin hij gaat uitleggen dat Mohammed eigenlijk een hele toffe peer was; een schat van man, maar zó misbegrepen – onder in laffe poldersaus geweekte zoete broodjes. En dat werkt, de journalisten van dienst wisten er op de radio in elk geval niets tegen in te brengen.

Gordon Ramsey & Tim Hunt

Wat weleens vergeten wordt, is dat niet alleen islamieten extreem overgevoelig zijn voor elke vorm van kritiek of spotternij. De 72-jarige Nobelprijswinnaar Tim Hunt verloor afgelopen week zijn aanstelling aan het prestigieuze University College London (UCL) na een onhandige boutade over vrouwelijke collega’s en ondergeschikten. Op een conferentie van wetenschapsjournalisten in Zuid-Korea had hij de door-de-wol-geverfde alfaman proberen uit te hangen door te grappen dat je maar beter geen vrouwen in je lab kon hebben. Want, zo lichtte hij naderhand via twitter toe, daar werd je maar verliefd op, of zij op jou, en als je ze uitfoeterde gingen ze meteen huilen.

‘Sinds wanneer is het hoogste doel van een wetenschappelijke instelling als UCL om zich te wijden aan seksegelijkheid? Dat is wetenschappelijk gezien krankjorum’

 

Over het humoristisch gehalte kun je zo je twijfels hebben, maar onder witgejaste heren met een positie en hen die dat willen worden, is dit soort neerbuigendheid schering en inslag – en niet eens alleen tegen vrouwen, maar tegen iedereen die een zwakkere positie heeft dan zij. Iemand als superchef Gordon Ramsey trapt in zijn Hell’s Kitchen vrouwen in alle openbaarheid veel dieper de grond in. Dat zijn ook nog eens echte vrouwen, kwetsbare individuen met gevoel, en niet zoals in het geval van Hunt een onpersoonlijke abstractie. Toch wordt Ramsey schatrijk van zijn grove optreden en aanbeden als een held. Maar in Hunts geval stak er zo’n storm van verontwaardigde protesten op, dat UCL zich haastte om Hunt te dwingen op te stappen, omdat zijn uitspraken zich niet verdroegen “met onze toewijding aan seksegelijkheid.”

Plaatsvervangende slachtoffers

Sinds wanneer is het hoogste doel van een wetenschappelijke instelling als UCL om zich te wijden aan seksegelijkheid? Dat is wetenschappelijk gezien krankjorum. “Laat je mensen liever werken aan dat kankerserum”, zou ik naar Londen willen roepen, “en toon wat ruggengraat in plaats van je toegewijde topkrachten bij het eerste zuchtje tegenwind te laten vallen.”
De eerste mens moet nog geboren worden die een medicijn of zelfs maar een aspirientje weigert omdat het is ontwikkeld onder leiding van een seksist en da’s niet voor niks.

Bovendien, wie waren de klagers, wie waren er eigenlijk zo diep gekwetst? Vast niet Hunts vrouwelijke laboratoriummedewerksters. Competente vrouwen met bezwaren tegen Hunts opvattingen zijn zijn lab allang ontvlucht. De rest kan het weinig schelen, of denkt dat haar tijd nog komt, omdat ie met z’n 72 jaar toch wel binnen afzienbare tijd zal afzwaaien. Die beginnen om zo’n incidentje echt geen oorlog.  Het moeten dus vooral mensen van buiten geweest zijn die zich namens de gehele vrouwelijkheid opwierpen als gekwetsten. Zelfbenoemde vrouwenbeschermers, plaatsvervangende slachtoffers.

‘Sarah Meuleman bewees in één klap dat domheid, geborneerdheid en onverdraagzaamheid beslist geen typisch mannelijke eigenschappen zijn’

Op het gebied van domheid en onverdraagzaamheid staat Meuleman haar mannetje

Zo’n plaatsvervangend slachtoffer is ook ‘schrijfster en presentatrice’ Sarah Meuleman, die door de Volkskrant de gelegenheid aangeboden kreeg om ook nog even over Hunt heen te pissen. Tegen zo’n verzoek kun je nee zeggen, maar dat deed Meuleman niet. In plaats daarvan bewees ze met “zijn ideeën rijmen niet met de ideologie van het instituut waarvoor hij werkt. Dus moet hij gaan,” in één klap dat domheid, geborneerdheid en onverdraagzaamheid beslist geen typisch mannelijke eigenschappen zijn. Eerlijk is eerlijk, op die gebieden staat ze haar mannetje.

Dom is het idee dat iedereen met ideeën die niet sporen met de ideologie van zijn werkgever ‘moet gaan’. Dat zou een mooie boel worden, er bleef bijvoorbeeld op de meeste universiteiten nog niet de helft van het personeel over, en dat waren dan niet de besten. Dit nog afgezien van de oliedomme gedachte dat een topinstelling als UCL beheerst zou moeten worden door een ideologie – dat is meer iets voor een politieke partij, een sekte of een of andere goededoelenstichting.

Open denkklimaat

Een kerntaak van goede onderzoeksinstellingen is juist om een open denkklimaat te verzorgen, en om uit alle macht te waken tegen de verstikkende werking van ideologieën en hun dogma’s. Wie dat niet gelooft, herinnere zich het daverende wetenschappelijke, economische en maatschappelijke echec van de Sovjetunie, dat nu nog nadreunt in Poetins Rusland. En zie hoe hopeloos de Arabische wereld nog altijd bij ligt, ondanks onmetelijke hoeveelheden oliedollars. Dat is wat je krijgt wanneer religieuze dogmatiek en ideologisch-sektarische broederstrijd de boventoon voeren.

Geborneerd en onverdraagzaam is Meuleman doordat ze geen enkel oog heeft voor wat Hunt nu eigenlijk zei. Meulemans positie is die van de relreaguurder: ik hoor dat ie tegen vrouwen is, dus moet hij dood. Dat is precies de houding van de horden rabiate Pakistanen die eind 2005 heel Denemarken door het hellevuur wilden laten verteren zonder dat ze ooit de zogenaamd kwetsende cartoons van Mohammed in de krant Jyllands Posten gezien hadden. Er kwam een autoriteit, een imam langs die zei dat ze het vreselijk moesten vinden, en dus deden ze dat. Ook dat is wat je krijgt als ideologie en dogmatiek de boventoon voeren: moord en doodslag.

‘Kwetsen doet een vader die, als zijn dertienjarige dochter bloednerveus en hyperonzeker met haar eerste zelf opgebrachte make-up aan het ontbijt verschijnt, even over zijn krant kijkt en op onverschillige toon zegt “ach, daar ben jij toch veel te lelijk voor”’

Gekwetst worden en het lijden in stilte

Natuurlijk bestaat er zoiets als het welbewust en doelgericht kwetsen. Maar iemand met woorden verwonden – want dat is wat kwetsen betekent – is altijd een heel intieme daad. Voor zoiets kwaadaardigs zijn twee dingen noodzakelijk: de kwetser moet zijn slachtoffer zo goed kennen dat hij precies weet waar de naden in diens pantser zitten en het beoogde slachtoffer moet de kwetser goed genoeg kennen en respecteren om zich iets aan te trekken van wat die beweert. Kwetsen doet een vader die, als zijn dertienjarige dochter bloednerveus en hyperonzeker met haar eerste zelf opgebrachte make-up aan het ontbijt verschijnt, even over zijn krant kijkt en op onverschillige toon zegt “ach, daar ben jij toch veel te lelijk voor.”

Van zulk kwetsen wordt nooit ophef gemaakt en nooit aangifte gedaan, men lijdt doorgaans in stilte. Dat komt doordat het zo persoonlijk, zo intiem is. Dat geldt ook voor min of meer persoonlijke kritiek. Misschien wel de belangrijkste taak van je partner, maar ook van een goede vriend of vriendin, is dat ze niet zwijgen als ze zien dat je op de een of andere manier de mist in dreigt te gaan. Hoe moeilijk dat is, ervaren veel mensen wier huwelijk op de klippen is gelopen. Achteraf lijken ze zelf wel de enige te zijn die verrast was, alle vrienden zeggen dat ze de klap eigenlijk al een tijd hadden zien aankomen. Ja, denkt de verse vrijgezel dan terecht, was daar maar eerder mee gekomen. Ja, denken die vrienden dan, maar ik was bang dat ik je zou kwetsen.

Gebrek aan zelfvertrouwen

Iets dergelijks speelt ook op het werk. Het is niet gemakkelijk om kritiek te leveren op je eigen baas, ook al is die kritiek nog zo noodzakelijk. Gek genoeg wil een sekseverschil dan nog wel eens helpen, misschien omdat dat het gevoel dat er aan stoelpoten gezaagd wordt iets verzacht.

Feit is wel dat heel veel mensen kritiek op en relativering van hun persoon en functioneren maar heel moeilijk kunnen verdragen. En dát wordt dan al gauw kwetsen genoemd. Het gekwetst zijn komt dan niet voort uit de doelgerichte en effectieve kwaadaardigheid van de criticus of grappenmaker, maar uit een gebrek aan zelfvertrouwen van het ‘slachtoffer’. Nog een stapje verder op die weg zijn hele groepen die met hun kwetsbare punten adverteren door bepaalde vormen van kritiek en relativering te verbieden. Zo kun je dingen uitlokken, en dat kunnen kwaadwillige elementen weer politiek uitnutten.

‘Onze nationale zeurpiet Quinsy Gario heeft zich nu zelfs als belangenbehartiger van de Kaapse Hottentotten van eeuwen geleden opgeworpen’

Hottentottententententoonstelling

Voetbaltuig roept vooral “Hamas, Hamas, alle joden aan het gas” omdat er zo lekker op gereageerd wordt. Zogenaamd kwetsende spreekkoren verbieden is meegaan in een dom spel van lieden die gewoon rotzooi willen trappen – wat ze nu al decennia lang moeiteloos lukt. De islamistische terreur tegen critici en grappenmakers van Rushdie tot Westergaard is een voorbeeld van het politiek uitbaten van een onvermogen om met kritiek en relativering om te gaan. Maar dat zijn ook de hetzes die allerhande belangenbehartigers tegen iemand als Tim Hunt ontketenen. Of die van onze nationale zeurpiet Gario, die zich nu zelfs als belangenbehartiger van de Kaapse Hottentotten van eeuwen geleden heeft opgeworpen.

Kritiek en grappen proberen te verbieden is heilloos, het is de voorkeur geven aan catastrofaal wensdenken. Kritiek kan direct zijn, maar ook heel goed in de vorm gegoten worden van een ‘toevallige’ opmerking, een grap of een lichtvoetig terzijde. Maar een manager die geen kritiek krijgt of wil horen, produceert op den duur altijd een Fyra. En een ouder of leraar die niet op tijd waarschuwt dat het op school niet goed gaat, doet een kind kwaad.

Stoom afblazen

Nog een belangrijke functie van grappen, ook zieke en nare, is om gevoelens en opvattingen te kunnen uiten die, of we dat nu leuk vinden of niet, werkelijk in de maatschappij leven, zonder dat er meteen klappen vallen. Het is stoom afblazen en biedt tegelijkertijd het zicht op de werkelijkheid dat een politiek correct rookgordijn van zwijgen ons juist ontneemt.

Dat is waarom kwetsen moet. Omdat we de moed moeten hebben om de ander, en ook onze naasten, tijdig op de lange tenen te trappen.