Vroeger hechtten we tenminste nog aan wat onze voorouders zeiden en was er bekommernis om latere generaties. Nu niet meer. Het gevolg: een culturele ontworteling die overal zijn sporen nalaat. Vaders hebben aan gezag ingeboet en ook de aarde gaat naar de knoppen.
De kerngedachte van Peter Sloterdijks nieuwste boek, De verschrikkelijke kinderen van de nieuwe tijd (2015), past op de achterkant van een bierviltje. Alleen: zo opgeschreven, vergaar je als filosoof geen lezerspubliek zoals hij dat de afgelopen jaren heeft opgebouwd. Dus gaat zijn trukendoos open. Hoe slaagt hij er elke keer weer in om het bierviltje te upgraden tot boeken waarvoor het predicaat ‘vuistdik’ tekortschiet?
Eerlijk is eerlijk: De nieuwe kinderen haalt de 400 pagina’s niet eens. Voor een ‘Sloterdijk’ is dat aan de magere kant. Ter vergelijking: zijn hoofdwerk, de Sferen-trilogie van een paar jaar terug, telt ruim 2500 bladzijden. Maar voor de werkwijze maakt het weinig uit. Tijd voor een ontleding van de methode-Sloterdijk.
Onschuldige gebeurtenissen bestaan niet. Voortdurend is Sloterdijk bezig alledaagse voorvallen tot wereldhistorische proporties op te blazen. Die behandeling krijgt ook markiezin de Pompadour, die een sleutelrol speelt in De verschrikkelijke kinderen.
Halverwege de 18e eeuw zou de markiezin ‘Après nous le deluge’ gezegd hebben. ‘Na ons de zondvloed!’.
Denk niet dat dit zomaar een pakkende uitspraak is die het goed deed in het Parijse uitgaansleven van toen. Dan had je er één alinea aan gewijd, terwijl Sloterdijk er een heel hoofdstuk van bijna 20 pagina’s aan besteed. Maar in zijn optiek gaf ze dan ook het startschot voor een fase in de geschiedenis die nog steeds voortduurt. “De pointe van haar uitspraak wordt alleen begrepen door wie er de nieuwe tijdgeest in herkent (p. 26).”
Eigenlijk zijn de allerrijksten van nu de erfgenamen van Pompadour. Hebben zij zich immers niet ontkoppeld van elke toekomst? In hun hedonisme leven ze in een permanent heden, of zoiets. Sloterdijk: “De zorgelozen, de gewetenlozen, de ontremden van vandaag vieren tussen Sankt Moritz, Dubai en Moskou geen feest waarbij het gevleugelde woord van de markiezin niet in de lucht hangt (p. 26).”
Mocht u nog twijfelen: dit zijn de verschrikkelijke kinderen van de nieuwe tijd uit de titel van het boek. Dat wil zeggen: de jetset is verschrikkelijk, maar de gewone man is volgens Sloterdijk nauwelijks een haar beter.
Less is more? Niet als het aan Sloterdijk ligt. More is more! Dat hij Richard Wagner en Adolf Hitler in één betoog opvoert, wekt geen verbazing. Dat gebeurt vaker. Maar zij vormen slechts twee bestanddelen in de immense blender die De verschrikkelijke kinderen is. Vind maar eens een naam uit de geschiedenis die niet in het persoonsregister staat.
Op zeker moment gaat zelfs Saddam Houssein in de blender. Wéér een bewijs voor de hoofdstelling van Sloterdijks boek dat de moderne mens onthecht is. In een paar zinnen wordt de Iraakse dictatuur tot 2003 herleid tot een vadercomplex. Veel Afrikaanse heersers kampen met ‘agressieve herkomstanomalieën’. “Het duidelijkst zijn ze [die herkomstanomalieën’, SV] te vinden in de biografie van de Iraakse dictator Saddam Hoessein (1937-2006), van wie bekend is dat hij als vaderloze buitenstaander in een dorp in de buurt van Tikrit was opgegroeid – waar men hem bij zijn ‘arrestatie’ uit een gemetseld hol in de grond trok –, nadat zijn moeder tijdens haar zwangerschap een zelfmoordpoging en een abortuspoging had ondernomen (p. 338).”
In zijn drang om overal verbanden te zien, lijkt Sloterdijk te willen wedijveren met Harry Mulisch. Die verbond ook alles met alles. In de zomer van 1888 werd filosoof Friedrich Nietzsche waanzinnig én vond de verwekking plaats van dictator-to-be Adolf Hitler. Toeval? Niet in het universum dat Mulisch schept in Siegfried (2001). Alleen: hij was schrijver van fictie en dan kun je dat soort uitzinnige speculaties uitwerken. Als filosoof daarentegen mag je er niet zomaar op los kan associëren.
In theorie heeft Sloterdijk nog een ontsnappingsroute. Hij ziet zichzelf niet in de eerste plaats als filosoof, maar als literator en eigent zich zo meer vrijheden toe. Dat kan, maar dan dient zich een ander probleem aan. In plaats van langs de filosofische meetlat gaat hij langs de literaire meetlat en ook dan scoort hij heel matig. Sloterdijk is geen taalkunstenaar die zich kan meten met grootheden uit de literatuur. Ook niet met de mindere goden trouwens. Wat door moet gaan voor originele taalvondsten zijn in werkelijkheid vaak ronkende frasen en topzware neologismen. De toelichting volgt hieronder.
Of maak ze desnoods zelf. Vooral in dat laatste is Sloterdijk een meester. De buitenissige definities buitelen over elkaar heen in De verschrikkelijke kinderen. Het begint al met de allereerst zin. Sloterdijk hád kunnen zeggen dat mensen de neiging hebben om zich te verwonderen, maar dat doet hij niet. In plaats daarvan staat er heel apodictisch: “De mens is het dier dat je zijn positie moet uitleggen (p. 9).”
Nu is het in de filosofie doodnormaal om van de mens te zeggen dat hij een dier is plús een unieke eigenschap. 2500 jaar had Aristoteles het al over een ‘animal rationale‘. We zijn een denkend dier. Toch gaat de vergelijking met de Griekse filosoof niet op. Bij Sloterdijk lijken de definities de functie te hebben van een stijlfiguur, die steeds sleetser aandoet door het overmatige gebruik.
Heeft de lezer net ‘De mens is het dier dat je zijn positie moet uitleggen’ voor de kiezen gehad, dient zich de volgende definitie alweer aan. Ditmaal is de mens “het levende wezen dat niet niet-zondigen kan, zolang de genade niet voor een klein aantal van hen een terugweg toont naar de integriteit (p. 13).”
En weer een paar bladzijden later zijn we “het dier dat vatbaar is voor corruptie (p. 22).”
Verderop komen we het “niet-vastgelegde wezen (p. 53)” tegen en het wezen “dat voortkomt uit een absolute keuze van zichzelf (p. 61).”
Het zou kunnen dat deze opsomming onvolledig is; ik zal allicht enkele ‘dieren’ zijn vergeten. Maar de teneur is duidelijk. Sloterdijk is het dier dat de lezer murw beukt met pseudowetenschappelijke definities.
Waarom zou je makkelijk doen als het ook moeilijk kan? Aan de lopende band bedenkt Sloterdijk nieuwe woorden. Op zichzelf genomen is daar natuurlijk helemaal niets mis mee. Maar geef dan aan wat je ermee bedoelt. Dat laat Sloterdijk consequent na. Het resultaat: een lawine aan neologismen waarvan maar niet duidelijk wil worden wat ze toevoegen aan het bestaande vocabulaire.
Zo bespreekt Sloterdijk ‘Zeven episodes uit de geschiedenis van afzinken naar het bodemloze.’ Eén van die episoden is de Eerste Wereldoorlog. Hij hád kunnen zeggen hoe enthousiast de Europese bevolkingen waren toen ze eindelijk mochten vechten. In plaats daarvan heeft hij het over: “De massale jubel na de oorlogsverklaringen in Duitsland en andere landen is onder het complementaire begrip ‘augustusbelevenis’ de geschiedenisboeken in gegaan. Nog steeds vormen de affectstormen van augustus 1914 een moreel raadsel en een antropologisch schandaal (p. 98).”
Allereerst moet die ‘massale jubel’ gerelativeerd worden, het waren vooral kunstenaars en academici (lees: de thuisblijvers) die hunkerden naar oorlog. Maar in deze context gaat het natuurlijk om die ‘affectstormen’. Waarom die ronkende term? Wat is daar de meerwaarde van?
Zoals gezegd: het blijft niet bij een enkele keer. De ene keer gaat het over ‘affectstormen’, de andere keer over een ‘zelfervaringsmachine’ (p. 65). Hiermee doelt Sloterdijk op een achtbaan. Eigenlijk is dit ding – alweer! – een symbool van de tijdgeest. Kenmerkend aan deze tijd is namelijk dat de toekomst ongewis is en geldt dat niet ook voor wie een ritje in de achtbaan maakt? Na het hoogste punt volgt immers de onzekere rit naar beneden.
Dat u het weet als u de volgende keer in het pretpark bent.
Na bijna 350 bladzijden doem wil de lezer weten: hoe nu verder? Zo praktisch als de gemiddelde zelfhulpgids – ‘De weg naar geluk in zeven stappen’ – hoeft het niet te worden. Maar Sloterdijk blijft steken in algemeenheden die, vriendelijk geformuleerd, wel erg vaag blijven en, onvriendelijk geformuleerd, smoren in nietszeggendheid.
Dit is extra opmerkelijk omdat Sloterdijk juist klaagt dat onze beleidsmakers zich schuldig maken aan… vaagheid. Je zou denken dat hij blij wordt van de groene politiek die momenteel miljarden uitgeeft aan windenergie en elektrische auto’s. Maar ‘duurzaamheid’ en ‘geschiktheid voor de toekomst’ vindt hij dan weer ‘sirenische woorden’ (p. 344) en dat is voor alle duidelijkheid niet lovend bedoeld.
Hoe moet het dan wel? “Als de toekomst, wat te vrezen is, zich steeds meer zal ontwikkelen tot de dimensie waarin de mensen van het heden hun ten dele geërfde, ten dele zelf aangegane schuld moeten afbetalen aan schuldeisers en andere instanties van een deprimerend verleden, dan zullen de zich tot over hun oren in de schulden stekenden vroeg of laat de onaantrekkelijk geworden toekomst koppig hun rug toekeren”, waarschuwt Sloterdijk nog één keer. “Wie dit wil voorkomen, zal er goed aan doen deel te nemen aan een nieuwe versie van het ‘Principe Hoop’, waarbij dit keer geen vage politieke dagdromen, maar kwesties betreffende filiatie en de psychopolitieke sanering van corrupte systemen centraal zouden staan” (p. 344).
Wat staat hier nu precies? Tegen de tijd dat je daar uit bent, ligt er alweer een nieuwe baksteen van Sloterdijk in de boekhandel.