Nu de barbarij die in naam van de islam bedreven wordt keer op keer nog beschamender dieptepunten weet te bereiken dan wie ook voor mogelijk hield, dringt de vraag zich op wat de islam de moderne moslim of moslima eigenlijk nog te bieden heeft.
Voor religieuze fanatici van welk slag dan ook is dat natuurlijk helemaal geen vraag. Voor hen geldt: alles voor de Heer, zijn Zoon, zijn Profeet, en daar moet de rest van de wereld maar voor wijken. Daarin verschillen zelfs de ideologen van IS niet wezenlijk van sommige bevindelijke christenen en fanatieke Westbank-kolonisten.
Maar de doorsnee-moslim is net zo min geloofsfanaticus als de gemiddelde christen, jood, hindoe of godloze. De meeste mensen zijn bijzonder goed noch extreem slecht, ze zijn er voornamelijk op uit om van het leven iets te maken. Voor moslims in Europa geldt bijvoorbeeld bijna zonder uitzondering dat juist de wens om vooruit te komen in het leven henzelf, hun ouders of hun grootouders naar Europa dreef. Dáár, hadden ze gehoord, was werk, geld en geluk te vinden. Was het ze om het hiernamaals gegaan, dan hadden ze net zo goed thuis kunnen blijven. De hemelpoort is overal even ver vandaan.
De hang naar een beter leven in dit ondermaanse is ook wat de verrassende hoeveelheden mensen drijft die zich in de laatste halve eeuw tot de islam bekeerd hebben of almaar strengere vormen ervan zijn gaan praktiseren. De Indonesische provincie Atjeh is op dit moment wel het meeste sprekende voorbeeld van een gebied waar steeds strengere en intolerantere vormen van islam door aanzienlijke delen van de bevolking omarmd worden, maar zeker niet het enige.
Het gebeurt ook in het veel wereldser Jakarta en in Maleisië. Iran vormde zichzelf in 1979 zelfs in één klap om tot een streng islamitische, antiwesterse theocratie. Ook in grote delen van Afrika heeft de islam veel terrein gewonnen, en zelfs in de Arabische wereld, de bakermat, heerst al tientallen jaren een tendens naar meer extreme, meer dwingende vormen van de islam. Dat uit zich onder meer in een agressievere opstelling tegenover de buitenwereld en in bloedig onderling sektarisch geweld, met de waanzin van IS als spectaculairste uitingsvorm.
‘De tragiek van al deze miljoenen bekeerlingen is dat het systeem waartoe zij hun toevlucht zoeken een hondsberoerd cv heeft’
Aan deze merkwaardige terreinwinst van zulke onmiskenbaar onvriendelijke kaders van normen en waarden liggen twee elkaar versterkende verschijnselen ten grondslag. Het ene is het zogenaamde Islamitisch Reveil, het andere een wanhopig verlangen om zich te ontworstelen aan de gierende corruptie en rechteloosheid die in grote delen van de derde wereld heersen.
Het islamitisch reveil is in de kern van de zaak een afweerreactie op de vernederende herinnering aan het tijdperk van koloniale onderwerping, toen Europese mogendheden van Casablanca tot Kaapstad en Kuala Lumpur de dienst uitmaakten. Toen de dekolonisatie in plaats van het gedroomde paradijs voor de meeste inwoners van Afrika en Azië alleen maar meer armoede, wanbestuur en willekeur bleek te brengen, kreeg zo rond 1970 de ‘verwestersing’ die door veel van de eerste postkoloniale regimes – aangevoerd door mannen die bijna allemaal aan Europese universiteiten en hogescholen waren opgeleid – was ingezet de schuld.
Om het zelfbeeld te redden trokken de moslims zich terug achter een huizenhoge muur van gevoelens van vermeende superioriteit, iets dat aanzienlijk vergemakkelijkt werd doordat de Arabische olieschatten een aantal islamitische landen een plaatsje aan tafel bij de echte grote jongens bezorgden.
Binnen de moslimgemeenschappen die vanaf de jaren zestig in West-Europa begonnen te ontstaan, eerst door arbeidsmigratie en later ook door een aanzwellende stroom asielzoekers, gebeurde iets soortgelijks. Veel moslimmigranten konden maar moeilijk wennen aan de westerse culturen waarin ze terecht gekomen waren en waarin ze maar half meetelden. Voor velen draaide het migratieavontuur bovendien uit op een doffe teleurstelling. Op een bestaan in de onderste regionen van de samenleving, gekruid door zwaar werk, geen werk, uitbuiting, isolement en minachting.
Daar is niets bijzonders aan, het is waar migranten zich overal en altijd doorheen moeten slaan. Vaak lukt dat ook wel, het is voor migranten nu eenmaal altijd assimileren of verzuipen geweest. Maar de moslimgemeenschappen werden zo groot dat ze zich in eigen, getto-achtige gemeenschappen konden terugtrekken in een verbitterd eigen gelijk. En dat gebeurde. Vanaf ongeveer 1980 konden moslims in de diaspora zich dankzij de schotelantenne nog verder afkeren van de wereld waarin ze woonden, maar waar ze voor een deel niet werkelijk deel van wilden uitmaken.
Via de schotel konden ze zich door de media van hun land van herkomst laten doordesemen van het aldaar steeds sterker klinkende antiwesterse gedachtegoed van het Islamitisch Reveil. Hun maatschappelijke positie werd er niet beter van, evenmin als hun taalbeheersing en hun toekomstperspectieven, maar de superioriteitsideologie legde de schuld van dat alles tenminste vierkant bij ‘de anderen’ of, op zijn moslims: bij ‘de ongelovigen’.
In grote delen van de derde wereld, inclusief de Arabische wereld, zijn vormen van fraude en corruptie endemisch waarbij vergeleken Griekse scheepsmagnaten maar kleine jongens zijn. Het leven van iedereen behalve de allerrijksten wordt er verziekt door machtsmisbruik en wanbestuur, en met een beetje pech ook nog door nietsontziend banditisme en genadeloze stammenstrijd. Onder dergelijke uitzichtloze omstandigheden klampten tientallen miljoenen machteloze Afrikanen en Aziaten zich vast aan de onverzoenlijke ideologie van islam en sharia, die in elk geval gericht leek op rechtvaardigheid en eerlijkheid.
Wie maar ernstig genoeg lijdt onder chaos en willekeur levert voor de belofte van wat orde, zekerheid en ook nog het veilige lidmaatschap van een hechte gemeenschap, de islamitische umma, graag een stuk persoonlijke vrijheid in. Het is niets anders dan een semireligieuze variant van de aloude roep om een sterke man die orde op zaken stelt, eindelijk rigoureus de schuldigen straft en zorgt dat de treinen op tijd rijden. Zo kwamen in de afgelopen eeuw ook erkende Scheissebauer als Mussolini, Hitler, Juan Perón en in 1997 in Liberia Charles Taylor aan de macht.
De tragiek van al deze miljoenen wanhopige bekeerlingen is dat het systeem waartoe zij hun toevlucht zoeken juist op het vlak van rechtvaardigheid en rechtschapenheid een hondsberoerd cv heeft. Als we op de wereldkaart kijken hoe het mondiaal met de corruptie gesteld is, kleurt de volledige islamitische wereld dieprood, net als wanneer het gaat om schendingen van basale mensenrechten, repressie en vervolging van minderheden, sociale ongelijkheid, ongeletterdheid, uitbuiting en regelrechte slavernij, en ga zo maar door.
Bij alle met de mond beleden solidariteit van de umma zijn het strijk en zet islamitische landen die het verdommen om gestrande asielzoekers uit hun bevolking weer op te nemen, Somalië, Irak en Afghanistan voorop. Bij honderdduizenden proberen mensen de islamitische wereld te ontvluchten. Met uitzondering van een handvol expats die duurbetaald een paar jaar in afgeschermde compounds in Dubai en Qatar komen leven, haalt geen westerling het in zijn hoofd om binnen de islamitische invloedssfeer zijn leven te gaan opbouwen. Op wat getroubleerde probleemjongeren en psychopaten na doen zelfs islamieten dat niet. Bij de islam, dat snappen ook de meeste moslims heel goed, valt niets te halen.
Hoe is dat allemaal mogelijk? Waarom is het verschil tussen het Westen en de islamitische wereld zo groot en zo schrijnend? En waarom is de positie van moslims in Europa zo beroerd, en wat kunnen ze daaraan doen?
Om dat te begrijpen, moeten we een korte maar diepe duik in het verleden nemen. Tot een kleine duizend jaar geleden waren de christelijke wereld en die van de islam goed aan elkaar gewaagd. In feite hanteerden de moederkerk en de vroege islam hetzelfde businessmodel. Beide waren gericht op expansie, en dat ging volgens lieden als Mohamed en Karel de Grote als volgt: hou een mooie speech, ga er dan met grof geweld op af, neem de vrouwen te grazen en maak iedereen die zich niet onmiddellijk bekeert en onderwerpt een kopje kleiner.
‘De islamitische wereld zonk daarentegen gestaag weg in stagnatie op elk gebied’
Dat IS-model werkte lang goed; heel West-, Noord- en Centraal-Europa werden deels door missionarissen, deels te vuur en te zwaard gekerstend, en de Mohammedanen roofden en moordden vanuit de Arabische woestijn in een eeuw tijd een rijk bij elkaar dat reikte van de Indus tot de Spaanse Pyreneeën. In 732 stuitte hun expansiedrift bij het Franse Poitiers op de Franse hofmeier Karel Martel, waarna de invloedssferen voor lange tijd redelijk vast kwamen te liggen: De christenheid beheerste Europa boven de Ebro in Spanje en het Byzantijnse Rijk, dat zich uitstrekte van de Balkan tot de lijn Batumi-Adana in het oosten van het huidige Turkije. Noord-Afrika, het Midden-Oosten en wat daarachter lag, was voor de islam.
Tot en met de kruistochten gingen beide werelden redelijk gelijk op, maar daarna sloeg de westerse wereld een pad in naar technologische, intellectuele, economische en staatkundige vernieuwing. Dat pad voerde langs Erasmus, Gutenberg, Galilei, de Amsterdamse Wisselbank, de VOC, de Vrede van Westfalen, Leibniz, Newton en nog veel meer naar zowel de industriële als de Franse revolutie, en vandaar verder naar de moderne westerse wereld zoals wij het kennen: een wereld, hoe onvolmaakt ook, van burgerlijke rechten en vrijheden en een behoorlijke mate van rechtszekerheid.
De islamitische wereld zonk daarentegen gestaag weg in stagnatie op elk gebied. Zo verstikkend was de atmosfeer in de moslimwereld dat de islam-apologeten van vandaag de dag voor bewijzen van de intellectuele, technische en bestuurlijke betekenis van het mohammedanisme voor de wereld steevast moeten teruggrijpen op voorbeelden van duizend of meer jaren oud. Zelfs fanatieke islamisten komen ter verklaring van hun woede niet verder dan haat jegens ‘de kruisvaarders’, een toch wel erg oudbakken beeld.
Hoe kwam het nu dat twee werelden die beide beheerst werden door een agressieve monotheïstische religie, zich zo verschrikkelijk verschillend ontwikkelden?
Het antwoord ligt in de scheiding van kerk en staat, die in het westen wel, maar in het oosten nooit tot stand kwam. Anders dan meestal wordt gedacht begon het scheidingsproces tussen het wereldse en het goddelijk gezag in het Westen al in de aanloop naar de middeleeuwen en was niet het wereldse gezag de drijvende kracht erachter, maar juist de kerk. In een verder tamelijk ongeorganiseerde wereld was de strak hiërarchische Katholieke Kerk rond het jaar duizend een wonder van organisatorisch vernuft.
Bovendien was ze via de kloosterbibliotheken de hoedster van alle kennis die er destijds te vinden was. Aan die kwaliteiten ontleende ze dan ook de nodige pretenties. In haar studie Dancing in the streets laat Barbara Ehrenreich overtuigend zien hoe de kerk in haar arrogantie het gewone volk langzaam de kerken uit begon te duwen, die tot dan toe ook dienst gedaan hadden als gemeenschapscentrum en feestzaal. Zo kwam de kerk boven, naast en uiteindelijk buiten de maatschappij van alledag te staan, die daardoor pardoes de ruimte kreeg om zijn eigen plan te trekken.
Die kans greep de maatschappij, de elite voorop, met twee handen aan. De gedachte kwam op dat er twee werelden waren: de zondagse wereld van God en de kerk was er voor het persoonlijk zielenheil, maar van maandag tot zaterdag dopte men zijn wereldse boontjes maar beter zonder bovennatuurlijke bemoeienis. Al in de veertiende eeuw formuleerde de monnik William van Ockham dat gedachtegoed zo scherp dat ‘Ockhams scheermes’ nog altijd geldt als de basis van de moderne wetenschap en filosofie.
‘Islamitische economieën zijn parasitaire, kennis-vijandige economieën en de islam verworden tot een parasitaire cultuur’
In 1534 voelde Hendrik VIII zich er sterk genoeg door om de hele Katholieke Kerk aan de kant te zetten en zijn eigen Anglicaanse tent te beginnen. Tegelijkertijd grepen intellectuelen, nieuwsgierigen en avonturiers hun kans om ondanks alle religieuze dogma’s, voorschriften en verboden de wereld zoals zij die zagen onbevangen te verkennen en in kaart te brengen. Daaruit kwam uiteindelijk de Verlichting voort en de hele hoorn des overvloeds van verworvenheden, vrijheden, productiemiddelen, geneesmiddelen en gadgets die ons leven tegenwoordig zo veraangenamen en die de rest van de wereld zo graag gebruikt.
De islam leek van begin af aan in veel opzichten meer op het protestantisme, dat nauwelijks een kerkelijke hiërarchie kent. Dientengevolge was er ook geen duidelijke clerus die zich en bloc boven het gemene volk kon verheffen en daar afstand van kon nemen. Het resultaat daarvan is dat de greep van de islam op het dagelijks leven in de islamitische wereld nog precies even groot is als in de achtste eeuw.
De gevolgen daarvan zijn funest gebleken. De knevels van irrationele religieuze ge- en verboden en het gebrek aan intellectuele vrijheid smoorden iedere kans op vernieuwing en vooruitgang en uiteindelijk ook elke ambitie. Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog restte van heel het ooit zo trotse islamitische rijk slechts een lethargische, armoedige, door en door corrupte puinhoop.
Sindsdien slaagde alleen Turkije er dankzij de hardhandige secularisatie door Atatürk in om op te krabbelen en op zoek te gaan naar aansluiting bij de rest van de wereld. Op die weg is het land nu zo ver gekomen, dat het weer dreigt te vergeten wat de grondslag van zijn succes was waar alle anderen faalden: secularisatie, de scheiding van het wereldse en het religieuze leven.
Maar de glanzende torens van Dubai en Qatar dan? De onstuitbare opkomst van Emirates op de vliegvelden over de hele wereld, en de Saoedische vastgoedimperiums in steden als Londen, telt dat allemaal niet mee? Nee. Dat is alles klatergoud. De rijkdom die er in de islamitische wereld bestaat is niet alleen bijzonder oneerlijk verdeeld, ze is ook nog eens volledig consumptief.
De islamitische economieën berusten voornamelijk op oliehoudend drijfzand. Zonder de olie is Salman van Saoedi-Arabië, de hoeder van de islam, slechts koning van wat armzalige nomaden in een zandbak. In de kleine eeuw dat de dollars er nu al bij miljarden tegelijk binnenstromen, hebben de islamitische oliestaten bitter weinig tot stand gebracht. Er wordt maar heel weinig geproduceerd en niets zelf bedacht, ontwikkeld of verbeterd. Er is in de hele islamitische wereld nog altijd niet één gerenommeerde universiteit te vinden en het onderwijs staat er op een beschamend laag peil.
Islamitische economieën zijn parasitaire, kennis-vijandige economieën en de islam is al vele eeuwen geleden verworden tot een parasitaire cultuur. Kennis wordt er niet verworven, maar gekocht. Wie het kan betalen, stuurt zijn kinderen naar buitenlandse scholen. Alles voor de wolkenkrabbers en pronkeilanden in de emiraten, van architecten tot bouwvakkers, wordt uit het buitenland ingevlogen. En wat niet te koop is, wordt eenvoudigweg gejat, denk aan dr. Khan en de Pakistaanse atoombom. Zelfs Al-Qaida, de Taliban en IS voeren hun strijd met Toyota pick-ups, Hummers en kalasjnikovs die in de heilstaten die zij zich dromen nooit geproduceerd zouden kunnen worden, laat staan ontwikkeld.
Wat de moderne moslim, en zeker die in Europa, van dat alles kan leren, is dat de islam zoals die nu functioneert hem of haar niets te bieden heeft. Er is niets tegen religieuze inspiratie en religiositeit als moreel richtsnoer in het persoonlijke leven. Maar buiten het privédomein heeft godsdienst niets te zoeken. Daar is het slechts een instrument om mensen mee te manipuleren, te onderdrukken en uit te zuigen.
Dat is geen gemakkelijke boodschap, want je godsdienst hervormen, hoe doe je dat? Daarvoor bestaat maar een manier: zelf openlijk stappen zetten. Geen lippendienst meer, maar heilige huisjes omvergooien en daar rond voor uitkomen. Bij de ijzeren greep die de islam nu nog op het familieleven heeft, komt dat neer op een tweede emigratie: na het eerdere afscheid van het land van herkomst, dat te weinig mogelijkheden bood, volgt nu het afscheid van de vertrouwde omgeving, die te veel beperkingen oplevert om er goed in te kunnen functioneren. Dat brengt pijn, ruzie en soms dreigementen en zelfs concreet gevaar met zich mee. Maar wie werkelijk wat van zijn leven wil maken, heeft geen andere keus.