De euro als betaalmiddel bestaat nu ruim 15 jaar. Het omstreden derde hulppakket voor Griekenland is een aanleiding om de balans op te maken. De euro is een politiek project met als oorspronkelijke doel de macht van het herenigde Duitsland in te perken en de financieel-economische zwakte van Frankrijk te camoufleren. Als aardige bijvangst zou de euro een katalysator moeten zijn voor een federaal Europa. Bij de Europese Commissie heerst nog steeds de gedachte dat een crisis de enige mogelijkheid is om een verdere integratie van de EU te forceren.
Achteloos blijven de Europese Commissie en de Raad van Europa de kritiek van gezaghebbende economen en critici terzijde schuiven. Deze kritiek komt er op neer dat de cultuurverschillen binnen de EU te groot zijn om een monetaire unie te kunnen vormen. De zwakke economieën in Zuid Europa kunnen niet concurreren met die van de noordelijke landen. Kernelementen van deze kritiek zijn: onvoldoende ontwikkelde fiscale systemen en daardoor verminderde staatsinkomsten, teveel ambtenaren als gevolg van wijdverbreid cliëntelisme en rigide bescherming van gevestigde beroepsgroepen en bedrijfssectoren. Kortom, de economieën van de zuidelijke landen zijn structureel niet in staat om te wedijveren met het noorden, met als gevolg een scheve handelsbalans en oplopende staatsschulden.
De critici hebben meer dan gelijk gekregen en de gevolgen kennen we inmiddels. Om de euro koste wat het kost in stand te houden wordt een failliet land als Griekenland aan het financiële infuus gehouden ten koste van de belastingbetalers in de eurozone. Daarmee is een transferunie een feit, want alleen een fantast is van mening dat Griekenland ooit nog zijn schulden afbetaalt. Dat kan het land helemaal niet. Daarbij is volgens het Verdrag van Maastricht een bailout, het kwijtschelden van schulden, van een falend euroland verboden. Maar door de Griekse schulden uit te smeren over 50-100 jaar met een verwaarloosbaar lage rente wordt hetzelfde bereikt. Zo zit de europolitiek in elkaar.
De euro heeft ons weinig goeds gebracht. De gezamenlijke schuld van de eurolanden stijgt harder dan de economische groei. EU-landen die de euro niet hebben, presteren economisch beter dan de eurolanden. De welvaart binnen de eurozone is sterk gedaald, door de hoge werkloosheid en het lage rentebeleid van de Europese Centrale Bank. Van die lage rente, die de banken 1000 miljard euro aan goedkoop geld heeft opgeleverd, en het gigantische opkoopprogramma, 1140 miljard euro tot en met september 2016, door de ECB van staatsobligaties, hebben de inwoners van de eurozone alleen maar schade ondervonden. Denk aan dalende pensioenen en spaargeld dat niets meer oplevert. Alle voordelen gaan naar de financiële markten onder het mom de euro te redden.
Het ergste van alles is dat de Europese Commissie en de Raad van Europa geen enkele visie hebben anders dan hun mantra dat de euro onomkeerbaar is. Blindelings blijft men een utopie najagen die eindigt in een doodlopende straat. Het woord ‘Grexit’ is door bondskanselier Merkel, president Hollande en Commissievoorzitter Juncker recent in de ban gedaan. Maar wat zijn de alternatieven? Een vierde en vijfde hulpprogramma voor Griekenland? En wat te zeggen van de Franse president Holland die pleit voor een aparte regering en parlement voor de eurolanden? Dat is toch niet meer dan een vlucht naar voren? Wat immers valt van een land als Frankrijk te verwachten? Een land dat sinds de invoering van de euro zich nog geen enkele keer aan de afspraken van het stabiliteitspact gehouden heeft. Moet uitgerekend dat land het initiatief nemen voor verdere verdieping van de eurozone?
Dat de beschermengelen van de euro fantasten en fanatici zijn, blijkt uit het feit dat bij de invoering van de euro geen enkele exit-strategie is vastgelegd voor een land dat uit de eurozone wil of moet stappen wegens structureel falend beleid. Dit alleen al bewijst dat de euro geen volwassen monetair project is maar een ideologisch waanidee. De eurokar zal in de monetaire modder vastlopen, de slachtoffers zijn de burgers in de eurolanden aan wie nooit iets gevraagd is, maar die wel de rekening mogen betalen.