De Amsterdamse D66-afdeling was dinsdagavond in de ban van hiv: er was een discussie over het maatschappelijke stigma van de ziekte en de nieuwe medicijnen die nieuwe besmettingen kunnen voorkomen, het zogeheten PrEP. In een week van homofeesten en marketingactiviteiten ontstond een klein politiek debatje: moeten deze nieuwe medicijnen breed beschikbaar worden gesteld? Het leverde zelfs een radio-discussie op.
Het debat bij D66 vertoont hetzelfde probleem als de meeste andere debatavonden: al in de eerste minuten merkt iemand op dat het ‘preken voor eigen parochie is’ en dat is het ook. In de zaal zitten allemaal mannen met interesse in dit onderwerp en velen zijn er door hun hiv-infectie ook persoonlijk bij betrokken. Wat gebeurt er in dit soort zaaltjes? Juist: iedereen zegt hetzelfde en niemand durft nog iets afwijkends uit zijn mond te laten komen.
Een jongen op het podium mag zeggen dat hij deze pillen graag wil hebben omdat hij dan eindelijk onveilig kan vrijen. De gemiddelde niet-aanwezige zou hem minimaal kwalificeren als totaal onverantwoordelijk maar in de zaal doet niemand dat. Hier wordt openlijk getwijfeld of condooms een oplossing voor de hiv-epidemie zijn en wordt goedgepraat dat sommige mannen ze niet gebruiken. Pillen bieden een mooi excuus. Tegenspraak is er niet.
Hoe representatief is deze schijnbare consensus? Dat weet eigenlijk niemand, maar we kunnen wel twijfelen. Achteraf zegt een vrouw: ‘je merkt gewoon dat de norm binnen de homogemeenschap niet deugt. Er zou veel meer nadruk op condoomgebruik moeten liggen, maar dat hoor je nauwelijks.’ Hoe representatief dit tegengeluid is, is onbekend. Maar de kans dat dit geluid van meer dan een persoon komt, is ruim aanwezig. De homogemeenschap is immers diverser dan de hiv-geïnfecteerden in een D66-zaaltje.
Een van de beginvragen van de D66-avond is: ‘Is het je eigen schuld als je hiv hebt opgelopen?’ Niemand steekt een vinger op en dat is vrij logisch: er kunnen meerdere oorzaken zijn. Juist de aanwezige hiv-geïnfecteerden zullen zich daarvan bewust zijn. En dus is al op voorhand bijna een meerderheid tegen deze stelling. Achteraf is er meer nuance: ‘ik wilde eigenlijk mijn vinger wel opsteken’, zegt een vrouw. Een hiv-geïnfecteerde zegt dat hij zich wel ‘verantwoordelijk’ voelt maar dat het niet ‘zijn schuld’ is.
De verschillen tussen publieke uitspraken en die in een-op-een-gesprekken illustreren slechts wat sociale wetenschappers allang wisten: de context bepaalt wat iemand zegt en uitspraken zijn niet hetzelfde als meningen. Wat de aanwezigen bij het hiv-debat precies vinden van de nieuwe medicijnen, weten we niet goed. Van de bredere homogemeenschap weten we dit al helemaal niet. We kennen alleen een handjevol publieke uitingen. Hun meningen zijn waarschijnlijk genuanceerder.
Je zou kunnen constateren dat er dus een levendige basis voor discussie in de homowereld maar niets is minder waar. Tijdens en na het D66-debat is meerdere keren een interessante uitspraak te horen: als je tegen het breed inzetten van de nieuwe pillen bent, ben je ‘homofoob’. Immers: je keurt dan vrije seks tussen mannen kennelijk af. Een wonderlijke redenering om alle kritiek in de kiem te smoren.
Hier toont zich het onverwachte resultaat van decennialange homostrijd: de angst voor vooroordelen zit zo diep ingebakken dat alle kritische uitspraken over het gedrag of de meningen van homo’s op voorhand niet zijn toegestaan. Dat dat ernstige gevolgen heeft voor de zelfreflectie staat vast: die staat in dit soort kwesties stil. Iedereen met een afwijkende mening houdt zijn kaken stijf op elkaar.
Het is natuurlijk ook een manier om geen antwoord op vragen te hoeven geven. Wat zijn de bijzondere omstandigheden dat homo’s niet altijd condooms kunnen gebruiken? Kom eens met een beter antwoord dan dat deze vraag homofoob is.
In de maand juli organiseert ThePostOnline een crowdfunding-actie: stuur Chris Aalberts vanaf september naar Brussel om twee keer per week verslag te doen van Europese politiek. Je kunt ook bijdragen aan deze actie. Lees hier meer.