Als een band zichzelf Deaf Wish noemt en het debuut de naam Pain meegeeft, dan wordt er een bepaalde verwachting gecreëerd. Een verwachting die er vooral voor zorgt dat wanneer je de plaat voor het eerst aanzet, je zuinig bent met het volume; je wilt immers niet direct afscheid nemen van je gehoor of de boxen van je geluidsinstallatie.
Die voorzichtigheid is echter niet geheel noodzakelijk; Deaf Wish houdt weliswaar van een goede bak gitaarnoise, tormenterend pijnlijk, zoals bij Swans of vergelijkbare bands, wordt het zelden. Meer dan dat duikt de band uit Melbourne in de punk. Zo doet het Deaf Wish in de opener The Whip denken aan The Stooges, aangelengd met een sausjes Sonic Youth in de laat jaren 1980. Bands die beiden op meerdere momenten terug te horen zijn in de noiserock van dit kwartet, die eigenlijk zo’n dertig jaar aan punk en postpunk geschiedenis in dertig minuten proberen samen te ballen. En daar ook wonderwel in slagen.
Dat betekent dat je op Pain veel geluiden terug hoort die je al jaren kent, eerder hebt gehoord en soms ook beter hebt gehoord. Maar het betekent ook dat Pain geen seconde verveelt. Het ene moment draait de band zich door een lijzige Sonic Youth vibe om vervolgens scheurend Fugazi binnen te draaien of te raken aan de vroege Britse punk. En nooit is het precies dat geluid, altijd is er ergens een extra laag. Dit met als gevolg dat je al snel een draai geeft aan die veilig ingestelde volume knop en naar een energieker volume kruipt. Harder, feller, zodat je verantwoord van de bank kunt gaan stage-diven. Het gehoor houdt het wel en mochten je boxen het begeven, dan is er altijd nog de audiozaak om de hoek.
Dit artikel verscheen eerder op het eigen blog van Tjeerd van Erve