Recensie

‘Op denkles’ van Sebastien Valkenberg is kroegpraat

16-08-2015 14:37

Fisken, zo schijnt het te heten. Ik heb die term uit ‘Op denkles’ van Sebastien Valkenberg. Fisken is het zin voor zin uiteenrafelen en becommentariëren van een tekst. Dat is ook wat met dat boekje van Valkenberg zou moeten gebeuren, want Valkenberg heeft forse pretenties. Hij geeft de lezer ‘denkles’. Hij vertelt hoe je correct moet denken – denkt hij. In navolging van Gustave Flaubert en Karel van het Reve wil hij ons wapenen tegen de moderne dooddoeners en opinies die zó vaak worden herhaald dat ze waar lijken, maar dat (volgens Valkenberg) niet zijn. Het gaat hem daarbij in eerste instantie om uitspraken die hij aanduidt als ‘postmodern’, zoals: ‘iedereen heeft zijn eigen waarheid’ en ‘wetenschap is ook maar de zoveelste theorie’. In latere hoofdstukken komen daar zweverige opmerkingen en wollige taal bij. Geen originele aanklachten, en Valkenberg biedt ook geen originele repliek. Integendeel, hij heeft ernstig last van andere dooddoeners. Om nog maar te zwijgen van zijn volstrekt onzinnige ‘bruggetjes’ in de tekst.

Missers en platitudes

Basis CMYKNeem zijn opmerkingen over het postmodernisme. Niet mijn favoriete filosofische stroming, maar als je meent die filosofen te moeten attaqueren, geef dan in ieder geval een adequate beschrijving van hun denken, leg kort uit hoe dat is ontstaan en wat de intellectuele meerwaarde daarvan was. Maar nee. In plaats daarvan wekt Valkenberg liever de indruk dat postmodernisme gewoon pure waanzin is, verzonnen door de dwaas Feyerabend, en dat de complete Franse filosofie na de Tweede Wereldoorlog complete onzin is. Leuk voor de borreltafel, maar de lezer uiteraard weet dat het niet zo is, dat Valkenberg hier plat oreert en dat hij met andere woorden gebukt gaat onder een populaire dooddoener.

Dat gebrek aan diepgang wreekt zich ook wanneer Valkenberg komt te spreken over de uitspraak (reeds afkomstig van Nietzsche) dat er geen feiten bestaan, doch slechts interpretaties. Valkenberg valt Nietzsche niet aan, maar klaagt weer over de de postmodernen, en herhaalt bij wijze van repliek de oude dooddoener dat wie dat écht vindt, dan ook niet in een vliegtuig moet stappen want het ‘feit’ dat zo’n ding opstijgt (en niet neerstort) is ook alleen maar een interpretatie. Valkenberg legt, kortom niet uit wat die uitspraak precies betekent (dat een ‘feitelijke’ uitspraak slechts waarde heeft binnen een overeengekomen theoretische context), en vertrouwt op de misvatting dat natuurwetenschappers (die vliegtuigen ontwerpen) juist wél met feiten te maken zouden hebben. (Nee, natuurwetenschappelijke ‘feiten’ zijn al net zo contextgebonden – al stelt die context ons wel in staat om voorspellingen te doen). En zo zijn er in dit boekje nog meer missers en platitudes aan te wijzen. Het is te hopen dat de lezer er niks van leert.

Scheetjes om je druk over te maken

Valkenbergs ‘actuele’ voorbeelden komen hoofdzakelijk uit twee bronnen: de ouwe doos en de opiniepagina’s. Hij heeft blijkbaar een zwak voor de bijna vergeten, allang platgeslagen vijanden der rationaliteit. Daar kun je lekker over zeuren; die zijn toch al morsdood. Homeopathie bijvoorbeeld. Of paranormaal genezers, het geloof in wonderen, de psychoanalyse en Astro TV. Stuk voor stuk afgekloven botjes. Andere gewraakte voorbeelden komen uit de opiniekolommen der kranten. Nu weet iedereen dat de verantwoordelijke redacteuren daarvoor graag dié reacties selecteren waar lezer zich over kunnen opwinden. En ziet, het werkt: Valkenberg kan zich om dergelijke scheetjes enorm druk maken. Het aardige is dat hij daarbij tekeer gaat tegen iedereen die meent dat hij/zij de tijdgeest in een paar woorden kan beschrijven (‘we leven in sociaal arme tijden’, dat soort onzin), zonder enig bewijs, terwijl hij regelmatig dergelijke uitlatingen doet. Hij wijdt een heel hoofdstuk aan dat vermaledijde ‘tijdgeestdenken’, maar schrijft twee pagina’s verderop (p. 145), zonder enige onderbouwing, dat je tegenwoordig ‘in alle hoeken van de samenleving’ mensen tegenkomt die ‘natuur’ synoniem achten met ‘goed’. Zoals… en dan begint hij over filosoof Ton Lemaire die in Frankrijk een boerderijtje heeft. Dit is een mooi voorbeeld van Valkenbergs vele kletsbruggetjes die de lezer regelmatig verbijsterd doen staan (of het vertrouwde gevoel geven dat we naar een vlotte ouwehoer luisteren). Ik geef er nog eentje, ter illustratie.

Ayaan Hirsi Ali

Valkenberg heeft het op pagina 193 over Ayaan Hirsi Ali, en de pogingen om haar kritiek op de islam te verklaren als het gevolg van haar persoonlijke leed door het geloof aangedaan. Iedereen begrijpt dat dat argument ongeldig is, dat haar kritiek los gezien moet worden van haar biografie. Toelichting overbodig. Maar Valkenberg slaat een bruggetje:

 

“Critici die van Hirsi Ali een slachtoffer maken, verwarren twee domeinen. Ze halen de context of discovery en de context of justification door elkaar. De herkomst van ideeën doet uiteindelijk niet ter zake. Je moet kunnen onderbouwen met argumenten. Dit onderscheid is afkomstig van de logisch-empiristen, een groep filosofen die zich in de jaren twintig van de twintigste eeuw (…)”

 

Sorry, Valkenberg, maar een beetje lezer heeft écht geen groep filosofen nodig om dat te begrijpen. En ook geen dure woorden. Maar Valkenberg oreert verder:

 

“Het feit dat bijvoorbeeld de Duitse scheikundige Friedrich Kekulé de ringvormige structuur van het benzeenmolecuul voor het eerst in een droom heeft gezien is irrelevant voor de vraag of zijn theorie correct is, want die droom vormt slechts de context of discovery, aldus (…)”

 

Het hele verhaal van die droom (beter: dagdroom, op het dak van een omnibus) is zeer waarschijnlijk niet historisch. Kekulé wist van eerdere voorstellen van dien aard op het benzeenprobleem op te lossen. Maar het kletsbruggetje is nog niet af:

 

“De lijst met voorbeelden is gemakkelijk uit te breiden, De Principia (1687), het natuurkundige hoofdwerk van Isaac Newton staat vol met definties en axioma’s. (…) Natuurlijk gingen er uren van gericht denkwerk aan vooraf. Maar zijn eureka!-moment dankte Newton aan het toeval. Naar het schijnt lag hij in de boomgaard van zijn moeder te peinzen, toen er een appel naar beneden viel, al dan niet op zijn hoofd. Het inzicht brak door dat de maan in een baan om de aarde bleef door dezelfde kracht die de appel op de grond deed vallen.”

 

Valkenberg vergelijkt appels met peren

Het verhaal van de appel is helemaal geen voorbeeld van context huppeldepup want iedereen die een béétje ingewijd is in de natuurkunde weet dat dit verhaal verzonnen is door Voltaire. En al was die appel wél gevallen, dan bestaat er nog het levensgrote verschil tussen een wetenschappelijke hypothese en een morele opvatting over de islam. Valkenberg vergelijkt hier appels met peren. Hij associeert er ongehinderd op los, niet gehinderd door enig gevoel voor logisch onderscheid, met name als het gaat om moraal versus wetenschap, of het zelfstandige epistemologische karakter van verschillende wetenschappelijke disciplines. Zo krijg je koddige stupiditeiten zoals het vergelijken (p. 29) van het bestaan verschillende culturen met het feit dat er mensen zijn die denken dat de zon om de aarde draait. En om hem zelf maar eens te citeren: ‘de lijst met voorbeelden is gemakkelijk uit te breiden.’ Echt waar. Ik hou me in.

Dit boekje had beter ‘Valkenberg lult er lekker op los’ kunnen heten. Of: ‘Bij Valkenberg aan de bar’. Het is van harte te hopen dat niemand hier iets van opsteekt. Behalve dan hoe gemakkelijk het is om bij het waarschuwen over de ene valkuil in de andere te sodemieteren.

Sebastien Valkenberg, Op denkles. Uitgeverij Ambo/Anthos, 230 bladzijden, 19,99 euro.