Traditiegetrouw wordt elke aanslag gevolgd door allerlei wilde ideeën over hoe terrorisme moet worden bestreden, en de mislukte aanslag op de Thalys van afgelopen vrijdag is bepaald geen uitzondering. Pieter van Vollenhoven opende het bal met de suggestie dat burgers meer zelfredzaamheid aan de dag moeten leggen en beter in staat zouden moeten zijn om zelf terroristische aanslagen te voorkomen.
Vervolgens was de beurt aan Geert Wilders en zijn voormalige sidekicks van VNL: zij menen dat grenscontroles nodig zijn om jihadisten buiten de deur te houden en pleitten daarom voor het opzeggen van het Schengen-verdrag.
En dan was er nog de bekende roep om meer bevoegdheden voor inlichtingendiensten, deze keer afkomstig van Claude Moniquet, een voormalig medewerker van de Franse inlichtingendienst DGSE. Volgens hem is het uitbreiden van digitale surveillance het antwoord op de terroristisch dreiging.
Het plan van Van Vollenhoven was verreweg het vaagst. In het Nieuwsuur-item waarin hij zijn oproep deed (vanaf minuut 09:19) gaf hij al toe dat hij zelf eigenlijk ook niet weet hoe de burger precies zelfredzaam moet worden gemaakt. En uit niets blijkt verder dat de oud-voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid serieus over zijn oproep heeft nagedacht. Had hij dat wel gedaan, dan had hij misschien ingezien dat zijn beroep op de burgers iets gratuits heeft.
We moeten ons uitkleden voordat we een vliegtuig in mogen, als het aan de regering ligt gaan al onze e-mails en WhatsApp-berichten in cc naar de AIVD en de MIVD, we hoesten jaarlijks miljoenen aan belastinggeld op om de terroristische dreiging in de gaten te houden en het antiterrorismebeleid te coördineren, en dan moeten we ook nog eens een keer met onze blote handen allerlei onberekenbare en vuurwapengevaarlijke agressievelingen uit gaan schakelen.
Op 11 september stortten de passagiers van de gekaapte vlucht United 93 zich op kapers om te voorkomen dat ook hun vlucht in een aanslag zou eindigen, en bij de gijzeling in de joodse supermarkt in Parijs eerder dit jaar verstopte een islamitische medewerker van de supermarkt enkele klanten, die daardoor buiten schot bleven. Bovendien zijn er verschillende voorbeelden bekend van aanslagen die door tips van burgers zijn voorkomen. Meer kun je van ongetrainde omstanders niet verwachten.
Dan de roep om uitbreiding van digitale surveillance: deze is op zijn minst prematuur. Het is nog lang niet duidelijk wat er in de aanloop naar de aanslag op de Thalys is misgegaan en dus ook niet of deze actie voorkomen had kunnen worden door grotere hoeveelheden digitale informatie beschikbaar te stellen aan de geheime diensten. Uit het feit dat de schutter op verschillende terreurlijsten stond, blijkt dat er wel informatie over hem was, dus het zou ook kunnen dat de geheime diensten de informatie die ze hadden onvoldoende hebben benut.
Ook is het denkbaar dat er überhaupt geen informatie was waaruit had kunnen worden afgeleid dat er een aanslag op de Thalys ophanden was. Acties als deze vergen weinig voorbereiding, dus het is goed mogelijk dat de dader er met anderen nauwelijks of geen contact over heeft gehad.
Voordat deze twee mogelijkheden zijn uitgesloten, is er geen reden om een discussie over de uitbreiding van de bevoegdheden van de geheime diensten te voeren.
Het probleem met het derde plan, het pleidooi van de PVV en VNL voor het opzeggen van het Schengen-verdrag, is dat het simpelweg voorbijgaat aan de aard van de terroristische dreiging. Het jihadistisch terrorisme wordt vaak gezien als een internationaal fenomeen, maar de daadwerkelijke aanslagen zijn vaak een lokale aangelegenheid: het overgrote deel van de jihadistische aanslagen in Europa is gepleegd in het land waar de daders woonden.
Recente voorbeelden zijn de schietincidenten in Toulouse (2012), Brussel (2014), Parijs (2015) en Kopenhagen (2015). Grensoverschrijdend verkeer binnen Europa was voor deze acties niet voor nodig, dus morrelen aan het Schengen-verdrag kan nooit het antwoord zijn.
Gezien de overduidelijke tekortkomingen van deze drie plannen is er maar één conclusie mogelijk: dit zijn geen serieuze bijdragen aan het debat over hoe we met de terroristische dreiging om moeten gaan, maar pogingen om de angst voor aanslagen te misbruiken om een politieke agenda door te voeren.
Zo wil Pieter van Vollenhoven al jaren dat de burgers hun eigen veiligheid regelen (zie hier, hier en hier), en het lijkt erop dat hij het incident in de Thalys heeft aangegrepen om dit idee weer eens uit de mottenballen te trekken.
Iets vergelijkbaars geldt voor Geert Wilders, die de hermetische afsluiting van Nederland als oplossing voor alles ziet en net als Van Vollenhoven in de verijdelde aanslag op de Thalys een kans zag om zijn ideé fixe onder de aandacht te brengen.
Ook Moniquet zag na de aanslag zijn kans schoon; een oud-inlichtingenmedewerker moet weten dat het veel te vroeg is voor een roep om meer bevoegdheden voor de inlichtingendiensten, dus zijn stelling dat er meer digitale surveillance nodig is, is beter te begrijpen als een poging om de positie van zijn voormalige werkgever te versterken. Geheime diensten vragen altijd om meer bevoegdheden en maken, net als Moniquet nu, regelmatig gebruik van de angst die volgt op aanslagen om hun verzoek kracht bij te zetten.
Dat het terrorismedebat door politieke belangen wordt gedomineerd is onvermijdelijk en tot op zekere hoogte ook niet erg, maar er zijn grenzen. Als we toelaten dat de angst voor aanslagen wordt misbruikt voor het doorvoeren van agenda’s die weinig met de concrete dreiging hebben uit te staan, komen we nooit tot een goede oplossing.