Is het erg dat staatssecretaris Sander Dekker het ‘amusement’ bij de publieke omroep wil verminderen? “Ja”, zeggen sommige opiniemakers, zoals presentatrice Eva Jinek, want door de grote publiektrekkers af te schaffen zullen de inkomsten uit de STER-reclame -een inkomstenbron waaruit de omroepen anderssoortige programma’s kunnen financieren- afnemen. “Ja”, zegt ook een linkse coryfee als Han van der Horst op de VARA opinie-site Joop.nl. Volgens Van der Horst is het uiteindelijke doel van Dekker om de publieke omroep de nek om te draaien, ondersteund door het veronderstelde feit dat de publieke omroep straks vrijwel geen kijkers meer zal trekken.
Ik vermoed dat zowel Jinek en Van der Horst zich vergissen. Het zou best wel eens zo kunnen zijn dat Dekker met zijn plan de publieke omroep in een wurggreep wil nemen. Het getuigt echter van een onderschatting van de Nederlandse kijker om te menen dat hij alleen maar feelgood programma’s als Boer zoekt vrouw zou willen zien, dat hij vooral geïnteresseerd is in de banaliteiten van Frans Bauer en Paul de Leeuw of in de pseudo-muzikale drakerigheden waarmee de EO tegenwoordig meent Het Woord te moeten verspreiden.
Het is de fatale minachting voor het volk onder mediabonzen, beleidsmakers en hoofredacteuren die maakt dat programmamakend en schrijvend Nederland massaal de mantra’s van het amusement en de ‘toegankelijkheid’t mee dreunt. Er kan tegenwoordig helemaal niets meer worden uitgezonden of het moet ‘leuk’ zijn. We worden doodgegooid met shows, quizzen en ‘tests’, steevast gepresenteerd door immer olijker ogender BN(N)ers. Die zeggen je met een toffe kwinkslag dat dit nu toch echt een heel moeilijke vraag is, omdat hij een onderwerp van vóór 1900 betreft of enige elementaire kennis van de Nederlandse literatuur vereist.
De Nederlandse televisie spreekt de kijker aan alsof hij is blijven steken in de vierde klas van de lagere school (Groep 6 van de basisschool) tenzij het over geld of voetbal gaat – of over beide. De deskundigheid van de gemiddelde tv-kijker betreffende beursgang en balbezit wordt zeer hoog geschat, terwijl van ‘boeken’ wordt verondersteld dat hij het hoogstens als werkwoord kent (zonder overigens per se te weten wat een werkwoord is). Zo kennis al een rol speelt, dan is het, buiten de domeinen geld & voetbal, slechts een zaak van het kunnen oplepelen van contextloze feitjes.
De veronderstelde technische kennis bij de kijkers van Buitenhof, Nieuwsuur, Tegenlicht en Voetbal Inside suggereert echter dat het niet denkbeeldig is dat de kijker het geduld en de deskundigheid heeft om zich ergens in te willen verdiepen. Marcia Luyten en Johan Derksen lijken zich geen seconde af te vragen of de kijker hen volgt.
Nu is literatuur iets moeilijker dan voetbal, maar ook weer niet zo moeilijk dat de kijker bij een dagelijks programma van een uur over literatuur of filosofie vanzelfsprekend afhaakt als er omstandig wordt gediscussieerd over een thema, een motief of de stijl van een schrijver. Dat dat wel het geval zou zijn is een veronderstelling van de omroepbazen en van hoofdredacteuren van tijdschriften als Filosofie Magazine.
Het is een veronderstelling die nergens op is gebaseerd. De boekenprogramma’s op de Nederlandse tv worden kennelijk genoeg bekeken om te kunnen blijven bestaan, al worden ze uitgezonden op bizarre tijdstippen als de zondagmorgen. Er is eenvoudigweg al decennia lang niet meer geprobeerd om serieuze culturele televisie uit te zenden op prime time, met niet meer reden dan dat de media veronderstellen dat het publiek slechts vermaakt wil worden.
Bovendien, al was het zo dat slechts een kleine minderheid interesse in hoge cultuur heeft, dan nog zou er geen reden zijn om daar geen voorrang aan te geven. Deze gedachtegang is natuurlijk weinig populair, ondermeer omdat momenteel het geld regeert in Hilversum. Wil Sander Dekker werkelijk een publieke omroep die gericht is op informatie en cultuur, dan moet hij een einde maken aan de kijkcijfer-terreur en een publieke omroep zonder reclame op poten maken.
Zo’n publieke omroep beantwoordt meteen ook de bezwaren van Jinek en Van der Horst: want een publieke omroep die zijn oren niet hoeft te laten hangen naar de kijkcijfers is pas werkelijk vrij.